De dichter van Psalm 91 ziet zich geconfronteerd met allerlei gevaren, maar hij heeft een schuilplaats gevonden bij God, de Allerhoogste en Almachtige. Van alle gevaren is de zonde de voornaamste; een leven in de zonde brengt ons in de eeuwige duisternis. Wat een wonder als je van het geheim van de schuilplaats mag weten. Christus kwam uit het Vaderhuis, Hij had geen woning op aarde en Hij droeg de straf opdat God voor ons een eeuwige woning zij. Dat betekent niet dat Gods kinderen een onbezorgd leven leiden, integendeel, maar ín de benauwdheid is de Heere nabij.
‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.’ – Psalm 91:1
Afgelopen donderdag kwam een einde aan het leven van (…) De Psalmen waren haar lief. Dat hebben de bewoners en personeel van (…) wel gemerkt. Ze heeft daar haar laatste jaren doorgebracht, en ook al gleed haar geest steeds verder weg en toch verliep het contact, wat mij betreft, vooral toch via de psalmen. Soms was ze al aan het zingen als ik binnen kwam. Meestal zong ze met heldere stem mee.
We kijken haar na. Met hoop in ons hart. Hoop op God. Hoop die niet beschaamt. Ze was een was een vrouw met een geheim, maar dat blééf niet geheim. Ze sprak graag groot en goed van de Heere. Getuigde wie Hij voor haar was. Ja, als ze achterom keek, wist ze het wel, hoe ze erdoor gekomen was, al die jaren. Ook als ze zelf geen raad en geen weg wist. Dat was van de Heere. Hij heeft haar niet begeven en haar niet verlaten, maar doorgeholpen, telkens weer. De Heere Jezus en Zijn kruisoffer was het rustpunt van haar hart. De schuilplaats voor haar leven. Daar spreekt ook de tekst van, die u boven het overlijdensbericht hebt gelezen. Daardoor willen we ons laten leiden: ‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.’
Bijzonder begin van deze Psalm, 91. Die woorden klinken uitnodigend, opwekkend. Wekken vertrouwen. Je proeft ontspanning, overgave, rust, vrede. Zitten in de schuilplaats. Van de Allerhoogste. Overnachten in de schaduw van de Almachtige! Die woorden geven gevoel van veiligheid en geborgenheid en God. Van niemand anders kan je zeggen dat hij de Allerhoogste en Almachtige is. Dat is er maar één: de God van Israël, de Vader van onze Heere Jezus Christus.
Is de dichter van deze psalm iemand die het leven bekijkt door een roze bril? Die altijd de wind mee heeft? Voor wie de lucht onbewolkt is? Voor wie altijd de zon schijnt? Nee, nee, nee. Niet zonder reden gebruikt hij het woord schuilplaats. En bij dat woord denk je aan gevaren, waar je voor wegvlucht, waartegen je bescherming zoekt. In het middenstuk van de psalm (vers 2 tot 13) horen we hoe de Heere Zijn volk redt uit een hele reeks gevaren. Hij redt uit het net van de vogelvangers, uit het gevaar van besmettelijke en dodelijke pestziekten. De veiligheid vindt de Israëliet onder de wijduitgebreide vleugels van de Heere. Een bekend beeld dat je door heel de Bijbel heen tegen komt. Hij is voor hen een schild dat hen helemaal beschermt. Een harnas, een pantser, dat hen rondom beschut en beveiligt. Juist die nachtelijke uren, dan kunnen dreigende en duistere machten je benauwen. Maar ja, als je nou overnacht in de schaduw van de Almachtige, hoef je voor geen macht te vrezen. Ook niet voor gevaren over dag – die je overdag als pijlen kunnen treffen. Of later overdag, als onheil je leven binnenkomt.
Wij leven ook in een wereld vol gevaren. Er is zoveel dreiging en onzekerheid. Onveiligheid in het verkeer, de pandemie met de gevolgen over de hele wereld, oorlogsgebieden waar duizenden om je heen sterven. We denken aan hongergebieden, vluchtelingenkampen. Vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Heere, zegt een andere psalm. De Heere, de bewaarder, de schaduw aan uw rechterhand. Die gedachte klinkt hier krachtig door. Bemoedigend, als een belijdenis. De Heere schakelt zelfs Zijn engelen in om Zijn kinderen te beschermen tegen wilde dieren zoals een felle leeuw en een giftige slang.
Maar betekent dit alles nu dat gelovigen, kinderen van God, nooit kwaad treft? Dat die nooit op plaatsen zijn waar nu juist de klappen vallen. Nee. Vergis u niet. Niet zonder reden lezen we in het slotdeel van de psalm over gelovigen die ervaren dat God ín de benauwdheid bij hen is. Kinderen van God weten van benauwdheid. Geen raad weten. Aan je eind zijn. Maar in dat alles gaat het wel om wat vers 1 zegt: ‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.’
Nou weet je niet alleen dat er een schuilplaats bestaat, dat je in geval van nood die dan kunt vinden, waar je langs loopt of even aan wipt, of zoiets. Nee, het gaat erom dat je erin bent. Erin bent! Erin zit. Je kunt dit ook goed weergeven met: Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste wóónt. Daar permanent verblijft, daar je thuis hebt. Had Mozes ook al niet zoiets gezegd? De eeuwige God zij u een woning. Ja! Dat. Hoog en veilig opgeborgen in de Allerhoogste. Daar kan ten diepste niets en niemand je beschadigen. Geen vijanden: duivel, zonde, ziekte, dood. Niets kan je scheiden van de liefde van God in Christus. In die schuilplaats.
Hebt u er al eens over nagedacht waarom deze tekst boven het overlijdensbericht staat? Waarom dit woord? (…) In die tijd van onheil, dat dat binnen kwam (…) toen heeft de Heere haar met dit woord opgezocht. Haar opgebeurd. Haar diep vertroost. Haar hart daarmee volgemaakt. Zo krachtig, dat ze staande kon blijven, dat ze verder kon, hoe moeilijk het bij tijden ook was, door hoeveel diepten ze daarna ook heen moest. De Heere heeft woord gehouden. Hij is in dit woord met haar meegereisd, door de jaren heen. Hij heeft de troost van dit woord telkens vernieuwd en bevestigd. Als dit gedeelte aan de beurt was om te lezen of een dominee erover preekte op de eerste zondag van het nieuwe jaar, of zoals later op een razziazondag [eerste zondag van oktober in Putten]. Ze was er opnieuw van ondersteboven. Dat de Heere zo groot, goed en trouw is. Voor haar nog wel. Zo kon ze haar reis vervolgen.
Daarom is het goed dat dit woord vanmiddag klinkt. Om God te danken voor wat Hij gaf aan haar. Haar sterkte en steunde. Niet minder omdat datzelfde woord een appel op ons doet. Het heeft iets van een uitnodiging. Wij, jullie, u, ik; wij kunnen toch geen van allen zonder een schuilplaats? De tijden zijn wel veranderd, maar de dreigende gevaren zijn er nog steeds, van alle kanten. Bovendien, de Heere is niet veranderd. Hij is nog steeds de Almachtige en Allerhoogste. De eeuwige God zij u een woning. Dat he.
Ik weet niet of jullie daar zin in hebben om daar ook in te zijn, in die schuilplaats. Dat er stilletjes een verlangen in je hart komt. Dat nestelt zich van binnen, dat je niet meer los laat. Wat je voor dat je het weet in beweging brengt naar de Heere toe, aan Hem verbindt. Onze nieuwe minister van Volkshuisvesting kan ons aan die woning niet helpen. Dat gaat niet gebeuren. De Heere wel! Hij wil voor u die eeuwige woning zijn in Christus. Echt. In Christus. Over Hem gaat het ook in deze psalm. Het laatste vers – dat moet je maar vlak bij het eerste vers houden. Ik zal hem mijn heil doen zien, belooft de Heere daar aan Zijn kinderen. In het oorspronkelijke hoor je in dat woord heil de naam Jozua, Jezus doorklinken. Ik zal hem mijn Jozua, Jezus doen zien. Die schuilplaats, dat is Hij! Dat mogen jullie geloven, dat jullie moeder niet alleen daar is aangekomen waar Hij is, maar dat ze Hem nu ook ziet. Dat heeft de Heere beloofd. Ze zullen Mijn aangezicht zien. ‘Het ware leven, lieven, loven is daar waar men Jezus ziet!’ Dat is echt.
Weet je, in al die veiligheid en bewaring, waar de psalm zo vol van is, gaat het uiteindelijk om Hem, om Jezus. Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Zeker, we horen over gevaren van ziekten, oorlogsgeweld en allerlei onheil. Maar gevaarlijker is de zonde tegen God. Daardoor kwam de dood de wereld in. Daardoor werden die eerste mensen verdreven uit het paradijs, de Hof van Eden. Dat is de diepste oorzaak van alle onheil. Blijven leven in zonden en daaraan vasthouden brengt je in de eeuwige duisternis. Maar als de zonde weg is uit uw of mijn leven, dan kun je nog wel van alles meemaken, waar je doorheen moet, maar dan ben je eeuwig veilig in de schuilplaats van de Allerhoogste. Dan woon je in de schaduw van de Almachtig. Door Christus. Door Hem kan het echt, ook voor u, jou en mij.
Daarom heeft de Zoon van God het Vaderhuis verlaten. Hier op aarde had Hij geen eigen woning. Er was geen schuilplaats op Golgotha voor Hem toen de toorn van God over de zonden Hem trof – Hem wegstootte uit de gemeenschap met de Vader. De straf die wij hadden verdiend kwam daar op Hem. Zo kan er vrede komen in uw, jouw en mijn hart. Vrede met God, door Christus. Groter en heerlijker dan ik het kan zeggen. Dat was het geheim van jullie moeder en oma. Daar kon ze mee leven en sterven.
Mooi als je datzelfde in je hart krijgt. Dat kan! Wie je ook bent, waar je ook woont, wat je ook allemaal hebt meegemaakt. Er is bij de Heere doen aan. Dat was ook het diepste verlangen van moeder en oma. Zolang ze dat kon, was het haar dagelijkse gebed. Ze wist wel van het gevaar van zonder Jezus leven en sterven. Ze gunde het jullie zo.
Ik sluit af met een kort verhaal dat jullie wel kennen, overigens. Het volk Israël werd ooit in Egypte verdrukt. Door de Farao. Dan komt de Heere om ze te verlossen. Om de Farao te bewegen om het volk vrij te laten, stuurt de Heere tien plagen. Als die tiende plaag zich aandient, gaat er een verderfengel langs alle huizen. Alle huizen. Om in elk huis die eerstgeborene te doden. Alleen in sommige huizen gebeurde dat niet. Terwijl overal de dood huis hield, was daar veiligheid. Wat zat daarachter? Waren die bewoners van die huizen waar de verderfengel voorbijging een beetje beter dan die anderen? Nee, nee. Het geheim zat in het bloed van het Paaslam, aan de deurposten van de huizen van Israël. Dat had de Heere gezegd tegen Israël. Jullie moeten een lam slachten en het bloed moet je aan de boven- en zijdorpels van het huis doen. Dat bloed laat wat zien. Dat laat zien: hier is de dood al geweest. Het geslachte lam is de plaatsvervanger van de eerstgeborene. Dan hoeft er niet nog iemand te sterven. Achter dat bloed ben je veilig. Dan ben je in de schuilplaats, zeg maar.
Dat wijst ons regelrecht naar het Lam van God, de Heere Jezus Christus. Hij vergoot Zijn bloed aan het kruis. Hij gaf Zijn leven als een losprijs voor velen. Hij nodigt ons uit: kom naar Mij toe, alle einden van de aarde, word behouden. Want Ik ben God en niemand anders. Ik zou maar gaan, als ik jou was, tot Hem. De kortste weg. Niet uitstellen. Wie Hem vindt, vindt het leven. Leven, tot in eeuwigheid. Leven tot glorie van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, te prijzen tot in eeuwigheid.
Amen.
Zingt nu blij te moê
’t Machtig Opperwezen
Enen lofzang toe;
Om ons heilgenot
Worde Jacobs God
Met gejuich geprezen.“Opent uwen mond;
Eist van Mij vrijmoedig,
Op mijn trouwverbond;
Al wat u ontbreekt,
Schenk Ik, zo gij ’t smeekt,
Mild en overvloedig.”– Psalm 81 vers 1 en 12 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Putten, Nieuwe Kerk, Rouwdienst 12 januari 2022, 13:30 uur. Schriftlezing Psalm 91.