In Psalm 31 laat David zien waar hij zijn hoop op stelt: op God. Hij weet zich geborgen in de handen van God. Ons leven ligt in Gods hand, heel ons leven, niet alleen het moment van overlijden. Het is nu genadetijd. Zo klinkt het om ons vertrouwen op God te stellen.
‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God
‘Hij houdt getrouw Zijn Woord.’
In Psalm 31 wisselen hoop en wanhoop, redding en ontreddering elkaar af. David ervaart eenzaamheid. Herkenbaar. Veel mensen ervaren dat. Je verloor iemand die je lief was. Een gat in je hart. Je voelt het elke dag. Mensen om je heen praten er niet meer over. Of je bent jong. En je bent anders. Met jou gaat het anders dan anderen. Je voelt je niet begrepen. Of je leven is niet spannend. Je voelt je een kwetsbaar mens. Of wie ouder is, kan kwetsbaar zich voelen: moeite, ziekte. Die laatste grens van het bestaan. De wetenschap wie je bent in het oog van God. Je kunt alleen maar roepen om genade van God. Als de naakte realiteit boven tafel komtm
Daarom de vraag: wie of wat houd ik over? Waar leef ik voor? Het zijn de slechtste momenten niet als je eerlijk wordt voor God. Geen schone schijn meer voor God kunt ophouden.
Daar moet het wel op aan: dat we naar God gaan in ons leven. Liever vroeg, jongelui, dan laat. Ook, ouderen, beter laat dan nooit. Zonder God leven dat is zonder hoop sterven. Zonder grond en houvast. Dat loopt voor eeuwig verkeerd af. Zoek de Heere terwijl Hij te vinden is.
‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God. Ook nu het niet goed gaat met de dichter, doet hij dat. Hoe diep hij er ook door gaat. Zijn vertrouwen is en blijft op de Heere. En dat moesten wij ook maar doen, zegt deze psalm tegen ons. Dat is de weg.
In vers 13 vergelijkt David zich met gebroken aardewerk. Dan heb je het niet breed. Wat doe je als je een bord kapot hebt laten vallen? Scherven op de grond? Jammer, maar opvegen en weggooien. Dat gevoel heeft David. Dat hij weggegooid wordt. Hij kan van verdriet nauwelijks uit zijn ogen kijken. Geen mens is met zijn lot begaan. Zijn vijanden hebben er juist plezier in. Zijn vrienden en buren: ze lopen gauw een straatje om. Weg uit het hart. Vergeten als een dode. Zijn lasteraars maken zich op om hem op te ruimen. Wat kan het leven een mens verwonden. Ziekte, pijn. Een stukgelopen huwelijk. Bittere verlies van een geliefde. Een geschonden jeugd. Of omdat je christen bent. Misschien niet zo intens als in deze psalm beschreven wordt, maar toch. Haat, roddel. Er wordt gemeen over je gepraat. Je voelt je een kwetsbaar, gebroken mens.
Het maakt niet uit of onze zonden of moeiten groter zijn dan die van David; belangrijk is of wij met onze vragen, zonden, noden dezelfde weg gaan. Het stormt hier. De golven van verdriet. Dreiging vol duisternis en dood. Toch flitst er in brede stralen licht door. Dat zet sombere wolken in gloed. Het licht overwint. David: bidden, roepen, klagen en…. vertrouwen.
Het vertrouwen wint. Want God houdt hem vast. Van onder Uw eeuwige armen. God is erbij. Ik stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God.
Dit lied komt samen in: In Uw hand! Daarin ligt heel mijn levenslot. Dat is Davids diepe vertrouwen. Een milde hand. Mensenhanden doen David pijn.
In vers 4 vraagt David: leid mij zachtjes. Uw handen zijn toch mild. Ik vind dat mooi. Laat Uw milde hand mij zachtjes leiden. Dat is Davids diepe verlangen. Die machtige, milde hand. Zo mild is die hand. Volgende week wordt er brood en wijn uitgedeeld. Voor ieder die honger en dorst heeft. Als je het van de Heere verwacht, mag je het van die milde handen verwachten.
Soms brengen mensen hun kostbaarheden bij de bank. Bij de bank is het safe, denken ze. Jullie bewaren toch ook wel eens iets, jongens en meisjes. Zo legt David zijn leven weg in de handen van God. Daar kan niemand meer aan komen. In Uw handen leg ik mijn geest. Beveel ik mijn geest aan.
Deze psalm kan je niet lezen zonder aan Christus denken. Stervend aan het kruis citeert Hij deze woorden. Veel mensen vinden dit een woord voor het stervensuur. Goedheid en genade is dat, dat we dat mogen doen. Ik ga slapen, ik ben moe, houd ook deze doodsnacht over mij getrouw de wacht. Zo leg je je leven en sterven in Zijn handen.
David bedoelt het zo niet. Integendeel. Er valt weinig meer voor hem te verwachten. Vriend en vijand zien hem als iemand die het leven al heeft verlaten. David spreekt als een mens die midden in het leven staat. David denkt niet aan zijn sterven. Maar hij roept God aan om tijd van leven te geven. David vertrouwt er zo sterk op. Hij hoopt op de vreugde van de verlossing. Uw goedertierenheid, Uw trouw. U ziet mijn ellende en getob. Ik verwacht nog een en ander van het leven. Ik wil zingen en me verblijden in de Heere. Het leven heeft je gekneusd en bezeerd.
Wat doet David? Klagen? Nee. Een lofzang welhaast. Zingen over Gods trouw. Dat kan je er weer helemaal bovenop helpen. Dan zing je je weer hoop in. Dat is geen kwestie van positieve mindset. Midden in de nacht zongen Paulus en Silas. Gods beloften je toezingen. Zingend maakt God je bewust hoe rijk je bent. Je oog wordt gericht op Gods zondaarsliefde. God kent je. Ik ben met je. Onder je, Zijn eeuwige armen. Ik draag je en verdraag je. Hier, brood en wijn. Stel je vertrouwen op de Heer, je God.
God kan al je zonden, moeiten en zorgen aan. Dat is een kwestie van geloof en vertrouwen. In het donker vertrouwen op het licht van God. Het ene moment wandel je in het licht met Jezus. Het andere moment zie je onweerswolken.
David schreeuwt als een kind: ik ben bang! Is dat niet heel herkenbaar in het leven van het geloof. Je mag leven bij het ‘vrees niet’. Bang, op weg naar het avondmaal. Mag het wel? Bang voor het leven, voor sterven, voor God. Er is angst en zorg. Geloof en ongeloof kunnen door elkaar lopen. Altijd voor vertrouwen moeten zijn? Van tijd tot tijd dat vertrouwen kwijt…
David roept: ik ben bang. Maar dan vers 16, dan trekt hij zich op aan de hand van God. Hij bedoelt te zeggen: of het gaat of niet, in Uw hand ligt heel mijn levenslot. In Uw hand ligt mijn leven. David weet dat hij het niet in eigen hand kan houden. Mijn leven is niet van mezelf. U behoor ik toe. Ik verlies mijn leven aan U. In het vertrouwen: God houdt ons leven in Zijn hand. Het moment van geboorte, de schooltijd, verliefdheid en verkering, begintijd van het huwelijk, kinderen krijgen, kinderen die het huis uitgaan of kinderloosheid of kleinkinderloosheid. Zegen op het werk, of depressie. Ouderdom. Aftakeling. De ander die je moet gaan missen. In Gods hand zijn alle tijden op ongehoorde manier veilig en geborgen.
Het beeld van David is mooier dan een kluis. Ik bevind me in de holte van Gods hand. Een klein mensje die zich nestelt in de hand. We zijn niet aan onszelf overgeleverd. Ook niet aan een ander. Ik sluit Mijn handen om je heen, zegt God.
Geloof je dat? Is dat het geheim geworden van je leven? Geloof je dat die geborgenheid er is als we in de schaduw van de dood komen?
Daarom zegt David: hoe groot is het goed, het heil, voor wie U vrezen. Je ziet twee ervaringsmomenten: een grauwe dag. En een lichtend geloof. Daar achter staat God. De stormwinden gieren er om heen. Er is een hut. Een rotswand. U verbergt hen in het verborgene van Uw aangezicht. U doet hen schuilen in de bergen. Heel aangenaam voor wandelaars. God is er zelf, in die hut. God zelf is dit hut. Vers 2: bij U schuil ik. God is tegen het razen van de elementen opgewassen. Hij biedt ons in die hut bescherming. Zo mag je de avondmaalstafel zien: als een hut. God biedt geborgenheid voor ons verloren leven. We mogen vertrouwd met Hem omgaan. Die heimwee hebben komen Thuis. God zal alle tranen van de ogen afwissen. Is dat niet iets om naar uit te zien? Verlangen en verlossing. David vertrouwt op de hand van God. Hij vertrouwt zich aan God toe. Dat is komen naar de avondmaalstafel. Je aan die bebloede hand toevertrouwen. Dankzij Jezus. Hij putte moed uit deze Psalm. Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest. Hij stierf het leven tegemoet. Hij kwam niet beschaamd niet. Jezus was werkelijk vergeten. Als een dode. Moederziel alleen. Daar is de diepste oorzaak van onze eenzaamheid. God verlaten, de rug toegekeerd. Wij hoeven niet in onze eenzaamheid ten onder te gaan. Wij hoeven nooit meer door God verlaten worden. U bent welkom. Meer dan welkom. Je bent geborgen. Nooit meer alleen.
Tot slot, gemeente. Als je weet dat je in de toekomst de hulp van iemand nodig hebt, dan probeer je nu al een goede verhouding op te bouwen. Begrijp je? Leef je al met de Heere? Weet je bij Hem geborgen? Het is genadetijd. Blijf niet buiten staan. Kom tot je Heiland. ‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God. Gode zij dank.
Amen.
‘k Beveel mijn geest in Uwe handen;
Gij, God der waarheid, Gij,
O HEER, verlostet mij.
Ik haat hen, die het reukwerk branden
Ter eer van valse goden;
Op U steun ik in noden.In Uwe hand zijn mijne tijden;
‘k Verlaat mij in mijn leed
Op U alleen, Die weet
De maat en ’t einde van mijn lijden;
Red mij van wie verbolgen,
Ter dood toe mij vervolgen.Geloofd zij God, Die Zijn genade
Aan mij heeft groot gemaakt;
Die voor mijn welstand waakt:
Zijn oog slaat mij in liefde gade;
Hij wil mij heil bereiden;
Mij in een vesting leiden.– Psalm 31 vers 4, 12 en 17 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 12 november 2023, 9.30 uur. Schriftlezing Psalm 31.