Na Zijn opstanding verschijnt Jezus nog alleen aan Zijn leerlingen en vrienden. Zo ook bij de zee van Tiberias. De discipelen zijn gaan vissen. Het was de tussentijd, tussen Pasen en Hemelvaart. Voor ons is het tussentijd tussen Pinksteren en de wederkomst. Jezus is niet teruggekomen uit de dood, maar er doorheen gegaan. Zijn lichaam is nu verheerlijkt. Ze Zijnen herkennen Hem niet direct, er is toch iets héél anders. En toch is er herkenning. Jezus vraagt of ze iets gevangen hebben. Het ‘nee’ van de discipelen staat Hem niet in de weg. Hij heeft al vis op een vuurtje liggen. Hij voorziet Zelf in het voedsel. Hij voedt ons met Zichzelf. De 153 vissen die ze vervolgens vangen (omdat ze de Opgestane gehoorzamen – daar komt het altijd weer op aan) staan voor alle volken en mensen.

De openbaring van Jezus

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, ik ga vissen. Ja, het is Simon Petrus die dat zegt. De discipel van Jezus. Vissen. Ja, gewoon. Zoals hij dat altijd al deed. Visser, van beroep. Niet de enige die visser was. Vissen was hun werk en dagelijkse bezigheid. Voordat Hij riep, Volg mij. Ze hadden hun netten verlaten. Nu is er toch weer een moment dat Petrus daar zit met de discipelen en dat hij toch ook weer dat verlangen en die onrust heeft: ik ga vissen. Dat zegt hij ineens. Ze zijn in afwachting. Naar datgene wat er komen gaat. Ná alles wat ze meegemaakt hadden. Jezus had hen uitgenodigd om de ontmoeting te laten plaatsvinden op de berg. Nu een moment van lichte verwarring, misschien wel. Tussen dat wat geweest was, ook de opstanding, en wat er gebeuren gaat, Hemelvaart en Pinksteren. Het is een tussentijd, zou je kunnen zeggen. Wij weten: dat is 40 dagen. Tussen Pasen en Pinksteren 50 dagen. Voor de discipelen was dat natuurlijk niet helder. Zoals wij nu ook in het kerkelijk jaar leven in die tussentijd. Een periode van het kerkelijk jaar waarbij we stilstaan bij verwachten. Maar het is Pinksteren geweest! Voor ons tussentijd: tussen Pinksteren en de wederkomst. Die tussentijd is een tijd van verwachten, vissen, maar ook van de openbaring van Jezus Christus, de Opgestane Heer.

Hij is ons leven. Hij bepaalt ons doen en laten. Met Thomas leren we belijden: mijn Heere en mijn God. Ja, we zien Jezus. Maar zien we Hem ook? We horen de opdracht van Jezus. Maar gehoorzamen we? Durf je te gaan? Of val je weer terug in het leven vóór Pasen. In het leven vóór de opstanding. Of weet je niet wat te doen? In je eigen leven, als leerling.

Het accent in de laatste perikoop van Johannes valt op de verschijningen van Jezus Christus. We zien beschreven dat Hij er is. Dat Hij komt. Vers 1. Hierna openbaarde Jezus zich opnieuw aan de discipelen. Openbaren. Zichtbaar maken, zich bekend maken. De Opgestane, Hij laat zich zien. Nu hier, dan daar. Hij maakt zich bekend. Hij openbaart zichzelf. Wij herdachten: Hij is gestorven. Zichtbaar zijn Zijn tekens. Hij is door de dood heengegaan. Niet teruggekomen, zoals dat gebeurde bij opwekkingen. Nee, erdoor.

Hij openbaart zich. Aan wie? Aan Zijn discipelen, aan Zijn vrienden. Ja, gemeente, tussen Pasen en Hemelvaart openbaart Hij zich niet aan iedereen. Niet aan allen. Niet aan Zijn (voormalige) vijanden. Wel aan de Emmausgangers. Wel aan een Maria, in de hof, die ineens zag: dit is Mijn Meester, Rabbouni. Ja, gemeente, het viel mij op bij de voorbereiding, als je de verschijningen ziet: Hij openbaart zich aan Zijn discipelen, volgelingen, vrienden. Ik herinner me de woorden van Paulus (1 Korinthe 15:5-8). Paulus geeft een opsomming. Hij is verschenen aan Cefas (Arameese woord voor Petrus), aan de twaalf, aan meer dan 500 broeders tegelijk, Jakobus (vermoedelijk de broer van Jezus), daarna aan de apostelen en als laatste ook aan mij. Ook in die opsomming zien we dat Jezus in Zijn verschijningen zich vooral laat zien aan Zijn leerlingen. Wat zegt ons dat?

Dat Hij zich juist aan hen laat zien, die in verwarring zijn – na Zijn sterven en opstanding. Wat zegt dit, Hij laat zich zien aan Zijn geloofsgenoten? Die ontmoetingen staan vaak in het teken van troost en bemoediging en ook wel van uitzending (of voorsorteren daarop). Het zegt ons misschien ook dit: de openbaringen van Jezus zijn heel teer. Alles is anders. Het is niet meer zoals het was. Die ontmoetingen zijn zo teer. Hier en daar laat Hij zich zien aan Zijn geloofsgenoten. Alleen bij hén was er herkenning. En dan ook niet zomaar, vanzelfsprekend. Bijvoorbeeld de Emmausgangers: ze herkennen Hem pas als Hij het brood breekt. Of herkenning als ze Zijn stem horen. Deelgenoot worden van de opstanding is delen in een geheim. Je moet er oog voor krijgen, geloof voor ontvangen. Om Hem, Jezus, te zien. Hij openbaart zich vanavond hier, in de verkondiging, in de psalmen, in het lied. Dat is heel bijzonder. Geloof dat maar.

Het is niet allereerst zo dat wij Hem zien. Nee. Hij verschijnt. Hij zoekt ons op. Dat is een wonder van genade. Je wordt opgezocht om deelgenoot te worden en uitgezonden te worden, om getuige te zijn. Om te waarschuwen, dat ook. Laten we ons niet vergissen: Hij openbaart zich, dat zijn tere momenten, maar het zijn ook momenten dat blijkt dat Hij de Almachtige is. En ook maar zo bescheiden. Zo maar aan de rand van dat meer. Maar Hij is daar, bij het afscheid, op die berg. Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga heen, doop de volken! Leer hen alles in acht te nemen wat Ik geboden heb. Majesteitelijk. Hij is door de dood heen gegaan. En zoals Hij verschijnt, zo mogen wij daarin ook zien, dat dat een beeld is van onze opstanding. Wie van Hem is en met Hem opgestaan is: die mag eenmaal zijn in Zijn heerlijkheid. Die mag ontvangen van wat we nu al bij Christus zien: een verheerlijkt lichaam. Dat ontvangt de gelovige.

Dat heeft continuïteit. De littekens zijn zichtbaar. Hij is herkenbaar. Maar ook anders. Verheerlijkt. De vissers herkennen Hem niet direct – zeker niet. Zoals de Emmaüsgangers Hem ook niet direct herkennen. Er is tijd nodig voor klinkt: Het is de Heere! Niemand durfde Hem te vragen, wie bent U? Johannes was erbij. Hij voelt dat goed aan. Bij hem leefde ook, hij dacht: het is de Heere, maar is het de Heere?! We weten het. Niemand durfde het te vragen. Ze wisten dat het de Heere was. Een verheerlijkt lichaam. Een opstandingslichaam. Hoe dat precies zal wezen? Ach, de Schrift openbaart niet alles. Hier zien we wel iets van de toekomst. Sinds Hij door de dood is heen gegaan, is alles anders. De glans straalt er van af. En toch is er herkenning- juist bij geloofsgenoten. En juist hen zoekt Hij op. Zoals Hij vandaag ook ons, u, opzoekt. En zich aan jou openbaart. Je bent getuige van een bijzonder gebeuren. Jezus laat Zich zien in het gewaad van de prediking – door Zijn Geest.

Hij laat ons proeven van een nieuw leven. Zo bidden wij om de wederkomst. Herkent u Hem? Roept u mee: het is de Heere?! Ik predik u de Opgestane. Zalig bent u als u door Hem gekend bent. Als u zich opgezocht mag weten. Als u in beweging bent gezet.

De discipelen zijn bij elkaar (vers 2). Met hoeveel zijn ze? De meesten worden bij naam genoemd, niet allemaal. We zien dat bijeen zijn: Petrus, Thomas, Nathanaël, Johannes, Jakobus en nog twee anderen. Misschien uit de iets bredere kring? Zeven. We tellen er zeven. Zeven. Een willekeurig getal, aantal? Je moet in de Bijbel alert blijven. Als mensen genoemd worden, of aantallen zien, dan kan je zeggen: ach dat is zomaar, toevallig. Je kunt ook verbanden zien. Zeven is nooit een willekeurig getal. Het is het getal van de volheid. Ze staan voor alle gelovigen. Jezus openbaart Zich aan de gelovigen. Hij openbaart Zich aan de gemeente Gods. Ook aan u!

Wat hebben ze al niet meegemaakt, toen in Jeruzalem. Het sterven en opstaan van hun Meester. Nu weer thuis in het noorden, in Galilea. Jezus nodigde hen uit voor de ontmoeting op de berg. Je proeft de aarzeling. Er is op hen geblazen, jazeker. Jezus: phoe. Hij blies op hen. Ontvang de Geest. Dat was gebeurd. Dat wordt ook wel ‘klein Pinksteren’ genoemd. Straks wordt de Geest uitgestort in Jeruzalem. Hier zien we al de blazing. Een wonderlijk moment. Hier een tussentijd. En wat te doen nu?

Vissen. Misschien vis jij wel eens. Jij niet? Zelf deed ik het vroeger ook graag. Evenals jullie wonen wij in Vinkeveen ook bij Plassen. Toen ik zelf viste, vroeger in Goes, had je een gracht, waar je goed kon vissen, het was een park. Mensen kwamen langs en vroegen: en, wat gevangen? Niet leuk om te zeggen: nee. Liefst zei je: ja, zo en zo groot. Maar: niets gevangen is niet leuk.

Simon en zijn vrienden. Hele nacht gevist. De beste momenten benut. ’s Nachts tegen zonsopkomst. En dan staat Jezus daar. Veelzeggend: maar de discipelen wisten niet dat het Jezus was. Niet alleen vanwege de afstand, ook vanwege het verheerlijkt lichaam. Lieve kinderen, zo klinkt het. Paidia. Jongens. Zo kan je ook door een meester of baas aangesproken worden. Klinkt vertrouwelijk. Hebben jullie iets voor bij het eten. In die tijd gebruikelijk: brood met een visje.

En dan kortaf: nee. Wat gevangen? Nee. Nu opletten! Het is nooit leuk om nee te moeten te zeggen. Maar juist nu en dan gaat er wat gebeuren. Ons nee staat Jezus niet in de weg – om iets goeds, groots te doen, een wonder. Het is Jezus die spreekt. De discipelen weten dat nog niet!

Dan klinkt die opdracht. Merkwaardig. Vissen deed je over links, niet rechts. Werp het net rechts! Dat doen ze. U zult vinden, vangen. Een belofte! Daarvoor moeten ze een vreemd advies opvolgen. Geen kenner zou het doen. Ik sprak laatst iemand, die was visser geweest: bakboord, links, de bak voor de vis. Nooit stuurboord. Des te opmerkelijker dat er dan gevangen wordt. Voorbij is de nacht, voorbij de zonsopkomst. Het zou voldoende moeten zijn om het net rechts te werpen. Je zou denken dat je beter weet? Toch volgen ze de raad op. Zouden ze een vermoeden hebben gehad Wie het was daar op de kant? Zou dat gevolg zijn van die blazing? Of blijf je hoop houden? Toch maar over de andere boeg gooien? Je moet soms jezelf overwinnen. Even je kennis, of veronderstelde, overboord gooien. Het helemaal anders doen – als mens of gemeente. Het roer om. Net aan de rechterkant! Ja, als gemeente, of christen kan je die aansporing soms nodig hebben – opdat er vis gevangen wordt. Beeld van dat mensen worden ingewonnen. Ichthus. Vis. Mooie naam voor een kerk. Jezus als sotér: overwinnaar!

Wat een heerlijk resultaat: 153 grote vissen. Wat was de reden van de vangst? Eigenlijk heel eenvoudig: gehoorzaam zijn aan de stem van Christus. Dat is de sleutel. Gehoorzamen. Niet per se om het heel anders te doen. Nee, gehoorzamen. Werp het net uit aan de rechterkant. Ze deden het. En vingen. Luisteren naar de stem van de Opgestane is beslissend. Het Woord onderzoeken en te luisteren naar Zijn stem. Gehoor geven aan Zijn roepstem!

De uitkomst is ongekend, ze konden het net niet meer binnenhalen. De wonderlijke visvangst. De mannen komen aan de kant. Ze zien de Man. Johannes zelf komt tot de uitroep: het is de Heere! Het is de Kurios. Dat maakt wat los. Petrus kan niet wachten. Hij springt overboord. Waarschijnlijk niet al te diep water. Hij waadt, rent naar de kant. Hij ontdekt, ik ben naakt, zo visten ze blijkbaar, hij kleedt zich. Hij doet het bovenkleed aan. Dit staat in het teken van de openbaring van Jezus. Hij openbaart zich met macht. Die openbaring maakt iets in je los. Eerbied en ontzag. Het is de Heere. Petrus uit dat door zijn bovenkleed aan te doen. Uit liefde en heilig ontzag. Jezus heeft de dood overwonnen. Hij is opgestaan. Petrus komt met vrijmoedigheid. Dat lied heb je misschien wel gezongen rond Pasen:

‘Zie hoe Jezus daar loopt in Jeruzalem (…)
En nu kom ik tot u met vrijmoedigheid
Met ontzag en respect kniel ik voor u neer
U bent koning en God tot in eeuwigheid
U bent Jezus de hoogste Heer.’

U bent Jezus, de hoogste Heer! Dat mag je leren. Om zo te komen, tot Jezus. Vrijmoedig. Maar met respect, om het zo te zeggen. Met ontzag. Dat moeten we beseffen. Zo groot is Hij. Hij is de hoogste Heer.

Dat past bij de openbaring van Jezus. Op de aanwijzing van Jezus is er veel vis gevangen. Nog altijd. Op Zijn aanwijzing is er veel vis te vangen. Alle volken. In dat geloof leven we naar Pinksteren toe. Wereldwijd zijn er zovelen die Hem nog niet kennen. Hier in het westen kunnen we het gevoel en ervaring hebben: dat vangst zo gering is. Maar de Heere staat er zelf voor in: u zult vinden. Dat is alle eeuwen zo geweest. Niet hier, dan op andere delen van de wereld. Waar zondagsscholen overvol zijn, waar 10 mensen met 1 bijbel moeten doen omdat er niet genoeg bijbels zijn.

Weet u wat bijzonder is? De discipelen moesten nee zeggen, toen Jezus vroeg om vis. Komen ze aan land, wat zien ze? Dan zien ze een kolenvuur. En daar ligt al vis op! Hij heeft datgene van de discipelen (en ons) niet nodig. Hij gaat voeden met zichzelf. Hij wil het wel gebruiken. Hij zegt: ga maar halen. Maar Hij is er niet van afhankelijk. Niet afhankelijk van wat wij doen. Hij wil het wel gebruiken. Hij geeft van zichzelf.

Petrus gaat de vis halen. Er staat bij dat hij het geteld heeft. Het zijn er 153. Wat vang je als je vist? Snoek, brasem, karper? Men kende toen ook veel verschillende soorten vis. Als je komt bij het meer van Galilea, zie je de vissen zwemmen: meerval of de Petrusvis. Nu las ik dat in de tijd van de Heere Jezus zo ongeveer 153 verschillende soorten vis bekend waren. Dat er 153 soorten bekend waren. Zou dat niet het beeld zijn van de vangst hier? 153. Als beeld voor alle volken, alle mensen, alle natiën. Ik vond het een mooi beeld. Zoveel soorten vis, zoveel mensen, zoveel landen. Als beeld, dat toegebracht zal worden, een schare die niemand tellen kan. De openbaring van Christus geeft overvloed.

Hij verschijnt, met Zijn verheerlijkt lichaam. Kom, gebruik de maaltijd. Niemand durfde te vragen, wie bent U? Ze wisten dat het de Heere was. Zalig ben je als je in de ontmoeting weet, dat Hij het is. Daar heb je soms geen woorden voor. Dan weet je: Hij is het. Zo openbaart Hij zich, vandaag, opnieuw. Morgen. Zo geeft Hij zich. Zo geeft Hij van zichzelf. Zo onderhoudt Hij ons. Zo zien wij uit naar Zijn komst. Nu zien wij ten dele, als in een spiegel. Maar dan zullen we zien van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele. Maar dan ken ik zoals ik gekend ben. Gemeente, de openbaring van de levende wekt het verlangen naar Zijn komst. Naar Hemzelf, naar de levende. Laten we in dat verlangen uitzien naar die grote dag. Hij komt. Niemand weet wanneer. Maar Hij komt. En we roepen uit: Maranatha! Halleluja.

Amen

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 25 april 2021, 18:30 uur. Schriftlezing Johannes 21:1-14.