Paulus wijst de gemeente van Galatië erop dat hij het evangelie – de soevereine genade – van Christus rechtstreeks heeft ontvangen. Die boodschap is zo bevrijdend, we kunnen en hoeven zelf niets daaraan toe te voegen. Wij hebben geen Saulusbekering nodig, Christus wordt ons in de prediking voorgesteld en aangeboden.
De bron van het evangelie
Gemeente, de vorige keer hebben we gehoord hoe gloeiend zuinig de gemeente dient te zijn op het ene evangelie, van Christus alleen. Van Zijn bloed. Zijn sterven is de enige grond. Met Zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer weggenomen. Jezus maakt volkomen zalig wie door Hem tot God gaan. Jezus gaf Zichzelf. Hij zocht ons op en raapte ons op. Hij heeft alles volbracht en zal alles volbrengen.
Op die vlammende opening volgt de lezing van vanmiddag. Een biografisch stuk. Paulus is heel persoonlijk. Niet zuinig met het woordje ‘ik’. Open spreekt hij over zijn verleden, zijn roeping en bekering. Zijn begintijd met Jezus Christus. Ik stip dat even aan. Sommigen moeten daar niets van hebben. Het is maar de vraag of dat Bijbels is. Hier dacht ik, je leert hier, je kunt ik zeggen zonder dat je jezelf in het middelpunt zet. En toch God bedoelen en Zijn eer verheerlijken. Dat deed Paulus en doet hij in al zijn brieven.
Als Christus je leven is mag je dat eens tegen elkaar zeggen hoe Hij dat geworden is. Kan dat geen band scheppen? Als we dat aan elkaar vragen, niet te onpas en te pas. Niet wantrouwend of vanuit een beoordelende geest. Maar gewoon vragen, hoe heb jij de Heere gevonden? Of beter, hoe vond de Heere u? Een mooie vraag voor een huisbezoek. Mag u en jij ook aan de broeders vragen. Het heeft mij vaak bemoedigd. Het schept een sfeer waarin de Heere werkt. Wat God gedaan heeft, toen, maar ook nu en hier.
Paulus benoemt dat. Die vraag kan ook ontdekkend zijn. Ik ben eigenlijk nooit op zoek geweest? Je hebt de naam te leven maar je bent dood?! Dan moet die vraag gesteld worden. Op mijn dagboek ligt het dagboek van Andrew Bonar. Hij was als jongen op zoek naar God. Weer een jaar verder en nog geen vrede met God, schreef hij. Eerlijk! Ik wil maar zeggen, laat het op dat vlak in de gemeente niet te steriel worden. Het woord werkt wat uit! Dat horen we vanavond.
Na dat vlammende woord – wie een ander evangelie verkondigt, die zij vervloekt. Predik ik voor God of de mensen, vraagt Paulus. Ben ik op zoek naar de gunst en goedkeuring van mensen of van God? Hij wordt stellig. Indien ik mensen behaagde, zo zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
U kunt voorstellen dat ik daar even stopte. Slaaf staat er. Bijzonder dat dat niet alleen gebruikt wordt voor apostelen en ambtsdragers; maar op iedere christen. Niet iemand die mensen naar de mond praat, maar gericht op de goedkeuring van de Heere. Een spiegel is dat!
Ik las dat, ik dacht, dat is wat als je dat kunt zeggen. Als je daar vrij van bent: de gunst van mensen. Is dat geen boezemzonde van christenen? Paulus zegt tegen Korinthe: uw oordeel over mij is voor mij het minste. Ik oordeel ook mezelf niet. Hier vind je de vrijheid ook. Ik preek dit evangelie voor God. Zoek die vrijheid. Vrij van mensen. Vrij van zelfbeoordeling.
Paulus bedoelt, ik preek voor de Heere. Gehoorzaam aan Hem. Dat is de kern, want wat is de bron? Van wie heeft Paulus het geleerd? Er worden drie dingen gezegd.
Wat het niet is: niet naar de mens is het evangelie. Ik weet niet welke gedachten u daarbij hebt? Het is niet menselijk. Niet van beneden. Niet afkomstig uit mensenharten, maar goddelijk, uit de hemel. Bedacht in het hart van God de Vader.
Ik zeg dat even zo, dat sommige dominees hier door de vrijheid nemen als een olifant door de porseleinkast te lopen.
Ik heb het ook niet van een mens geleerd.
Dus hij schermt het hier af, dat evangelie heb ik op geen enkele manier van een mens of met behulp van mensen ontvangen. Er kwam geen mens aan te pas.
Dat kunnen u en ik nooit zeggen. Timotheüs en Apollos werden door anderen onderwezen. Wij ook. Paulus zegt: ik niet. Hoe dan?
Door de openbaring van Jezus Christus. De apostel moet hier zijn gezag als laatste verdedigen. Alleen zij mochten zich zo noemen die geroepen en aangesteld zijn door de Opgestane zelf, mogen die titel voeren. Altijd stond dat ter discussie (vanaf vers 16). Nadat Christus dat geopenbaard heeft, ben ik niet naar de apostelen gegaan in Jeruzalem, nee, ik heb het zelf ontvangen van Christus.
Gemeente, daar is het de apostel aan gelegen dat wij dat weten. En de Galaten ook. Waarom grenst Paulus dat zo af? Dat heeft met die predikers te maken. Die nieuwe predikers. Paulus zegt, ik heb niets met Jeruzalem te maken als het gaat om de bron van het evangelie. Paulus heeft het in Jeruzalem geleerd, maar hij preekt alleen het begin, hadden ze kunnen zeggen, die tegenstanders. O nee, zegt Paulus. Het evangelie heb ik ontvangen door de openbaring van Jezus Christus.
Me dunkt, dat is vandaag ontzettend belangrijk. De brieven van het Nieuwe Testament hebben goddelijk gezag in de gemeente van Christus. Dat geloven wij ook, dominee. Op papier of werkelijk? Graaft u zich erdoor heen? Ik proef wel eens een geest van: ik laat het liggen, dat is zo moeilijk… Christus spreekt door de apostelen heen.
Paulus noemt hen broeders. Je voelt verbinding. Hij was scherp. Maar er was de band van Christus. Paulus beroept zich op van zij van hem wisten. Jullie weten van mijn eertijds? Nou en of. Je kent het verhaal van de bekering van Paulus. Voor ons bekend. Dat is machtig geweest. Saulus heeft de gemeente vervolgd en verwoest. Blazende dreiging en moord. Witheet was hij van gelovigen. Als je Saulus ziet gaan, het stoom van ijver komt uit zijn oren. Het beste jongetje van Gamaliëls klas. Paulus stak er met kop en schouder bovenuit. Qua ijver en inzet. Lukas vertelt ons dat. Hij genoot van de steniging van Stefanus. Bedoeld om de gemeente te verwoesten.
Vers 15 zegt ‘maar’. Mooi hè. Dat is het ‘maar’ van Efeze 5. Toen het God behaagde. Toen het Gods tijd was. Hij was blazende dreiging en moord. Ineens is God daar met Zijn raad en voornemen. Daar loopt Paulus tegen Jezus aan. Of andersom. De bekering van Paulus is een heerlijk getuigenis over wat het evangelie is: genade. Genade is die vrije en onverdiende gunst van God om ons aan Zijn kant te zetten en in te winnen. De bekering laat zien wat genade is. Wij maken er vaak een boodschap van voor brave, zoekende zielen. Paulus is vol van haar en afkeer. Een vijand, pur sang. Hebt u hoop voor zulke mensen? Ik ga geen namen noemen, kijk eens in ons land, wie zijn de vurigste tegenstanders van het geloof? Vreemd dat we niet voor hen bidden. Ik betrapte mezelf daarop.
God behaagde het Zijn Zoon in mij, Paulus, te openbaren. Toen was het gedaan. Nooit vergeten. Jezus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Echte zondaren. Paulus zegt later: ik was de voornaamste. Ik heb Jezus gehaat. Mij is barmhartigheid geschied. Gemeente, als zelfs Saulus tot geloof en bekering kan komen, hoef je voor niemand te wanhopen. Spurgeon zei: ik heb het meeste hoop voor mensen die zich ergeren aan de prediking van het evangelie. Wie zich ergert, luistert heel goed. Kritische mensen luisteren heel goed. Zo een zit er naast mij? Of zo een heb ik er thuis! Je komt er niet doorheen. Zult u nooit wanhopen aan de Heere Jezus? God rechtvaardigt goddelozen. Niet een soort vroom riedeltje omdat het goed klinkt. Nee, zo is God (nog).
Bijzonder hoe de apostel spreekt hier. Mijn omgang, uitnemend, tegelijkertijd een vervolger, het beste jongetje van de klas. Maar: degene die mij van de moederschoot af aan afgezonderd heeft. Toen had God hem al op het oog. Dat komt terug in het woord van Ananias. God noemt hem: een uitverkoren vat. Die ken Ik van eeuwigheid. Ondoorgrondelijk toch!
Ik dacht, snap je nu waarom de apostel Gods verkiezende, soevereine genade verkondigd heeft? Je hoeft niet aan te komen: je hebt zelf zeker ook je best gedaan…?! Nee. Zo ging het in zijn leven. En ook in de uitbreiding van het evangelie. Het komt alleen bij de Heere vandaan. U kent het, daar ligt die grote man, theoloog van het vaderland, op de grond. Wie bent U, Heere? Je moet indenken, die stem, Ik ben Jezus, die jij vervolgt. De rest kent u. Wat een wonder hè, geen dodelijke bliksem om die christenhater en doder te raken.
Als je bij jezelf komt, misschien hebt u niet zo’n bekering, maar heb je je wel eens verwonderd over het geduld van God met u? Dat God zich niet weerhouden door uw bezwaren? Hij kwam erdoor heen. Stukje bij beetje. Dat is toch pure genade! Roem die genade dan ook. En die genade alleen.
Daar komt dit evangelie vandaan: God openbaarde Zijn Zoon in mij. Apocalyps staat daar. Die bekering van Paulus is een apocalyptisch drama. Paulus zegt het zo om het unieke van zijn dienst te onderstrepen. God geeft Zijn Zoon in mij geopenbaard opdat ik Hem onder de heidenen zou verkondigen. Bekering en roeping hangen hier samen.
Hier zit misschien iemand, die worstelt daarmee. Niet iedereen heeft een Paulusbekering nodig, wordt wel eens sussend gezegd. Maar je kunt erdoor gepijnigd worden. Als het niet zo dramatisch is, niet zo’n voor en na, dan is het wel niets bij mij? Dat kan een verborgen aanvechting zijn. Mensen die niet weten waar het begonnen is. God openbaart Zijn Zoon op dezelfde manier aan ons als Hij dat aan Paulus deed. Als we iets van onze blindheid iets van Jezus gaan zien, is dat een openbaring. Op Zijn kosten te leven! Leren dat het genade is. Maar het is anders dan we hier lezen.
Als je aan Galaten zou vragen, heb je zo’n Damascuservaring? Nee. Hoofdstuk 3: waar heb je de Geest ontvangen? Door de prediking van het evangelie. Daardoor ontvangen jullie de Geest. Door de prediking van het geloof. Zo openbaart Christus zich. Klim niet op in de hemel om Christus uit de hemel te halen of haal Hem niet uit de doden op te halen. Nee. Nabij u is het woord. In uw mond en hart.
Ondertussen is het duizelingwekkend. God openbaart Zijn Zoon aan ons. Door de prediking heen. Door die prediking van het evangelie. Ik mag vergeving van zonden prediken. Jezus is de gekruisigde, maar Hij stond op uit de dood. Wie in Hem gelooft, wordt gerechtvaardigd. Paulus heeft nooit gepredikt dat gelovigen net zo’n bekering nodig hadden als hij. Nee. Laat je met God verzoenen, predikte hij. Ik mag dat ook doen. De stem van deze kansel is de stem van Christus, voor zover wij het woord naspreken. Wij worden niet geoordeeld of opdat wij ook een openbaring hadden. Maar op wat wij gedaan hebben op de prediking. Wat je doet met wat als die naam klinkt. Als Hij uitnodigt, opraapt, oproept. Waarom blijf je dan staan? Waarom je verzetten? Verhard u niet meer, niet nog een keer. Neem Zijn genade ootmoedig aan.
Nog even terug naar hoofdstuk 1. Paulus zegt, na dat gebeuren, over die bron, toen God mij riep, daarna ben ik naar Arabië gegaan (vers 17). Een wonderlijke zin, wat zit daarin, denk je. Lukas lijkt dat niet te weten. Lukas schrijft: Paulus ging terstond preken. Zij eigen getuigenis is: hij ging prediken na zijn verblijf in Arabië. Wat deed hij na die ontmoeting? Hij zoekt de stilte, het isolement, eenzaamheid. Pas drie jaar later gaat hij naar Jeruzalem om Petrus te bezoeken. Dat is allemaal veel jaar later. Paulus zoekt de stilte. Evangelie zonder wet, rechtvaardiging van de goddeloze, dat heb ik zelf geleerd van Hem. Dat is het houvast. Als u daarop vertrouwt, bent u vrij, voor eeuwig. Verlaat u zich niet op de gedachte van Paulus, maar laat je zakken op de openbaring van Jezus Christus. God is de bron, Jezus is het kanaal. Drie jaar lang verstilling, eenzaamheid. Iemand schreef: onze tijd legt alle nadruk op activiteit. Heel eenvoudig, kijk eens hoeveel wij aan het woord zijn en hoeveel God. Hoeveel we bidden en praten …? Veel te weinig op stilte, gebed, overdenking. Een groot manco. Ik sluit mezelf erbij in. We moeten het opnieuw leren. Ik ben jaloers op de getijden. Je neemt jezelf mee, dat weet ik ook wel. Psalm 62, 65, 95. Even stil met en voor God. Dat deed Paulus. Hij nam de tijd om zich te gewennen aan de kernwoorden van het evangelie. In die drie jaar – Arabië is het land van de woestijn – heeft hij de genade gekoesterd, overdacht, toegeëigend. Ik mag er niet teveel inleggen. Toch, ik zie hem zitten. Hij neemt de woorden een voor een in zijn hand. Vrede, genade, rechtvaardiging, goddelozen, aanneming tot kinderen. In die stilte van Arabië zijn die zinnen geboren. Die … mij … heeft liefgehad. Ik geloof ook in de liefde van God? Ja. Ook. Maar: mij! Mij liefgehad. Dat hele persoonlijke. Je moet het evangelie elke dag aan jezelf verkondigen, zeggen de puriteinen. Niet wettisch teksten rond laten gaan in je hart. Nee. Het evangelie.
Met die woorden wil ik eindigen, leer rusten in genade, leunen op je Liefste. Dat doe je altijd te weinig, toch? Altijd te weinig. Rusten in Hem. Wetende wat Boaz tegen Naomi zei: Deze man zal niet rusten voor hij deze zaak afgehandeld heeft. Ik zal voor u strijden, u zult stil zijn. Handen in de schoot. Rondom de avondmaalstafel staan stoelen. We mogen zitten. En wandelen. En zitten. Even inademen. Genade. Vrede te laten afdalen tot op de bodem van de ziel. Hoe meer van God in ons is, hoe meer men God in ons verheerlijken zal. Niet mij en mijn bekering. Daar hoef je het niet over te hebben. Daar heeft het evangelie zijn doel bereikt. De genade genietend. Overvloedig. De Heere grootmaken om wie Hij is. Omdat Hij dacht aan de grootste der zondaren.
De Heere zegene Zijn Woord om Christus’ wil.
Amen.
(Psalm 33 vers 5)
Hervormde Gemeente Dordrecht, wijk 2 en 7, Pauluskerk, zondag 20 november 2022, 17 uur. Schriftlezing Galaten 1: