Geloven is volgens de catechismus een stellig weten en een vast vertrouwen. Dat zien we bij de koninklijke hoveling: op Jezus’ woord keert hij terug, na de nacht, en ziet hij zijn geloof bevestigd worden: zijn zoon leeft. Zij die geloven gaan door de nacht van dit leven, maar zullen eens het woord bevestigd zien en in de eeuwige heerlijkheid ingaan.
Niet zien, toch geloven…!
Wat is geloof? Wat zou je zeggen? Een stellig weten en een vast vertrouwen. Dat klinkt stevig en ferm. Zeker vandaag. Voor velen is het een gevoel, gedachte. Of je gelooft in God of kabouters. Als jij er gelukkig van wordt… prima, maar ga het mij niet opdringen. Een stellig weten en vast vertrouwen. Dat zegt de HC.
Caspar Olevianus lag op zijn sterfbed. Ben je zonder enige twijfel zeker van je zaligheid? Hij zei: Certissimus! Zo zeker als het maar zijn kan. Zo stierf hij. Stellig en vast.
Om zo over geloof te spreken, dat moeten we leren. Je kunt van kerkse mensen horen: wij hopen erop, je kunt het nooit zeker weten. Ik hoop erop, ik bid erom. Een jongere zegt: ik denk zo ook. Hoe doe je dat? Hoe werkt dat? Hoe kun je het krijgen? In de preek gaan we op zoek naar antwoorden.
Johannes 4 wil ons dat leren. Met die zoon van koninklijke hoveling. Hoveling: nou, dat staat schuin gedrukt. Minister, lakei. Iemand koninklijk. Een man van statuut. In dienst van Herodes. Ineens voor Jezus. Een forse rit achter de rug. Uit Kapernaum, naar Kana. Ongeveer 25 kilometer lopen.
Kana. Dat ken je wel toch? Johannes 2. Daar begon Jezus. Daar deed Hij Zijn eerste teken. Water werd er wijn. Het beginsel van de teken. Alle tekenen vloeien daaruit voort. Jezus is nu alweer in Kana. Niet toevallig. Het tweede teken ook hier.
Het feest is weer vastgelopen. In een gezin. Van die koninklijke man. Kapernaum betekent: dorp van troost. Een mooie naam. Maar het is zo troosteloos. Zijn kleine jongen is ziek. Geen griepje. Koortsvuur. De koorts jaagt door dat lichaampje. Die koninklijke man is ten einde raad. Naar Jezus toe!
Heeft hij van Jezus gehoord? Of eerder gesproken? Ik lees er niets van. De nood drijft hem naar Hem. Hij moet naar Hem toe. Zou Jezus iets voor hem kunnen doen. Begrijpelijk toch? Het zal je kind maar zijn. Zit er vanavond zo iemand in de kerk. Met een hart als van die hoveling. Die nood in je leven, die pijn… Je weet niet waar je het zoeken moet. Loop mee naar Jezus! Ook als je geen verdriet of nood hebt.
Niet oordelen: wat is dat voor ehbo-geloof? Als je kind dreigt te sterven…. Je kleine man, je lieveling. Momenten waarin God zich ons naar Hem toetrekt. Die hoveling wordt getrokken naar Jezus. Hij moet naar Jezus.
Hij gedraagt zich nog steeds koninklijk. Niet bescheiden raakt hij de zoom aan. Hij valt niet ootmoedig neer. Nee, kennelijk heeft statuur iets met hem gedaan. Gewend te bevelen en te bestellen. Jezus moet maar mee komen. Vragen betekent: aanhoudend verzoeken. Kom nu mee. Mijn zoon ligt op sterven.
Zie je al wat? Wat bedoel je? Wie is Jezus, bedoel ik. Hoe begon dit evangelie. In de beginne was het Woord. In het Woord was het leven. En daarin was het Licht der mensen. Maar nu niet meer. De schepping is van het woord losgeraakt.
In Zondag 2-4 kwam dat aan de orde. De zonde van Adam. We zitten eraan vast. Door de zonde raakten we buiten het Woord. Leven? Nee. Sterven. Heel mijn bestaan is erin betrokken. Je ziet wat voor gevolgen het heeft: ziekte, narigheid, dreiging, dood. Je kunt dat diep ervaren in je leven. De dood is in de werkelijkheid. Tot in mijn eigen bestaan.
Nu staat het Woord daar, vleesgeworden. Kom mee, daal af. Wat zal Jezus zeggen gaan? Het antwoord is niet opbeurend. Luther noemt het bot en hard. Jezus hoort die man dringend verzoeken. Wat zegt Hij? Jullie willen alleen maar tekenen en wonderen doen. Jullie! In de grondtaal staat het in het meervoud. Het lijkt alsof Jezus een redevoering wil voeren. Het klinkt als een zucht. Als je dat niet ziet, geloof je niet.
Peilt Jezus de nood dan niet? Ziet Hij het verdriet van deze vader niet! De bezorgdheid van deze vader om zijn kind. Galilea staat er vijf keer. Deze komt uit Samaria. Deze Galileëers willen een teken. Natuurlijk, se ontvangen Jezus wel. Een verlangen naar tekenen en wonderen. Iets zichtbaars. Eerst zien, dan geloven.
Dat kan herkenbaar zijn. Ik hoor dat meer dan eens. Jezus waar je het over hebt, dat klinkt mooi en aardig, maar laat me een teken van leven zien. Zag ik maar spiegels wat! Iets van een wonder. Eerst zien, ja dan zou ik wel geloven.
Jezus zucht en klaagt. Jullie willen alleen maar tekenen en wonderen zien.
Intussen staat die man nog steeds voor Jezus. Druipt hij af? Schudt hij zijn hoofd? Wat een botte reactie? Een weinig invoelende dominee. Nee. Hij houdt vol. Wat een geloofsles. Hij geeft niet op. Die redevoering moet U maar een ander keer doen. Kurios! U die macht hebt. Daal af. Voordat die kleine sterft.
Stil, hoor. Jezus zei: ga heen, je zoon leeft. Hoor je dat? Ga heen. Je zoon leeft. Niet: hersteld, gezond, genezen. Nee. Leeft. Want in het Woord was het leven. Hier staat Hij. Vol genade en trouw. Licht in plaats van duisternis. Het Woord is levendwekkend. Wat een genade en trouw!
Ja, maar het komt nu wel op geloof aan he. Zie je dat? Hij heeft alleen maar een woord ontvangen. Hij kan niet even bellen of appen naar huis. Hoe zal die man nu reageren? Ja, nee, Jezus, ik wil eerst bewijs. Ik vroeg dat U mee zou gaan. Begrijpt U dat dan niet. Ik zie er niets van….?
Nee, stil, hoor. En de man geloofde het woord dat Jezus tegen hem zei. En ging heen. Op Uw woord o leven van het leven leggen wij het doodskleed. Het woord overwint deze man. Hij moest namelijk nog de nacht lang wachten. In de nacht reis je niet. Pas de volgende dag gaat hij. Met het woord in zijn binnenste. Op het woord van leven en licht gaat hij. Hij daalt af. Kana in de rug. Zijn kind ziet hij ook niet. Hoe het met zijn kind is?! Mijn jongetje sterft. Dat had hij gezien met zijn ogen. Uw zoon leeft, dat is Jezus’ woord. Dat had hij gehoord met zijn eigen oren. Hij ziet, merkt, ervaart niets. Mijn mannetje sterft. Uw zoon leeft. Twee zinnen. Lijnrecht tegenover elkaar. Maar de man geloofde het woord. Niet zien, toch geloven.
Vertel eens, waar sta jij? Wij en onze kinderen hebben toch ook een woord ontvangen? Ik doop je in de naam van de Vader, Zoon en Geest. In jou de dood, in Mij het leven. Het levendwekkende woord. Midden in jouw dood sprak het leven. Vertel eens, hoe ben je nu onderweg in het leven? Kan er gezegd worden: en hij/zij geloofde het woord…? Dat de Geest het woord tot leven bracht, dat is levensnoodzakelijk. Wie niet gelooft is nu al veroordeeld. Dat zegt Jezus. Wie niet vertrouwt, ligt in de dood. Die sterft zonder de bron van het leven.
De Catechismus zegt: niet iedereen wordt behouden. Alleen die geloven in het woord. Niet geloven is de dood, duisternis. Je zegt, ja, ja, maar geloven, wat is dat? Vraag en antwoord 21 zegt: een stellig weten. Voor waar houden wat God zegt. En een hartelijk vertrouwen dat ook vergeving en gelukzaligheid aan mij gegeven is, uit pure genade, omwille van Jezus.
De Geest is doende, Hij werkt het geloof. In de verkondiging is Hij druk aan de weer. Om je te leren aan het woord vast te klemmen. Met al je nood en narigheid. Dat ik me vastklem aan Jezus.
Ja, zegt iemand, maar ik merk niets. Of, ik ervaar niets. Ik beleef niets. Ik zie niets. Hoor eens! Jezus zucht vanavond over zulke mensen. Jullie willen altijd alleen maar wonderen en tekenen zien. Hoor je dat! Dat is de stem van Jezus. Hij is afgedaald tot in mijn dood en duisternis.
Ik zie Jezus niet, zegt iemand. Je hoort Hem toch? Hij spreekt ook vanavond in ons midden. Ik leef en jij zult leven. Hoor je dat? Dat is Zijn Woord. Daar kun je op vertrouwen. Daar mag je je aan toevertrouwen.
Net als die man. Hij maakt die tocht. Alleen een woord. Zal hij getwijfeld hebben? Zal het aangevochten zijn? Zal het bestreden zijn? Die man had geen volmaakt geloof. Dat heb ik niet en u ook niet. Hij had het niet in zijn broekzak. Geloof is een onrustig ding, zegt Luther. Hoe sterk of zwak het was, staat er niet. Maar: hij gelooft. Het ware, echte geloof moet vroeg of laat hier echt door heen.
Wat zeg je? Ja. Dat je onderweg moet zonder dat je er iets van ziet. Misschien zitten er mensen die dat doormaken. Man, ik heb alleen het woord. Ik ervaar weinig. Ik voel weinig. Ik hang alleen aan het woord. Die man in de ghetto van Warschau. Ik geloof in de zon, al schijnt die niet. Ik geloof in de liefde, ook als ik het niet voel. Ik geloof in God, ook als Hij zwijgt.
Vastklemmen aan het woord. Woord dat vlees en bloed werd, in Jezus Christus. Zo en dan, vroeg of laat gaat het geloof het ook zien. Je gaat het ook zien. Kijk maar naar die man. Hij daalt af. Maar kijk, daar komen zijn dienaren aangelopen. Uw kind leeft, roepen ze. Hij informeert nog even. Wanneer dan? Het zevende uur, gisteren. De vader dan zag in dat het op dat uur was waarop Jezus dat gezegd had. Hij geloofde, hijzelf en zijn gehele huis.
Dat is het einde van zijn geloofsreis. Onderweg wordt het bevestigd. Thuisgekomen blijkt het waar. Vers 53, daar staat: vader. Dat betekent iets van kennen. Het vuur van de liefde. De vlam van de genade vlamt op. Hij ziet dat in Jezus het leven is. Hij beseft met wie hij van doen heeft. Niet alleen hij, maar dat geloof werkt zo aanstekelijk: ook zijn hele huis. Dat Christus het leven is. Die mij in mijn dood tot leven wekt.
Deze Jezus, die voor die man stond, is onderweg. Onderweg in het evangelie. Om de dood en duisternis weg te dragen op het kruis. Om verhoogd te worden. Zodat wij getrokken worden in Zijn licht.
Gemeente, ik zou zeggen: laat dit je aanmoedigen. Zodat het aanstekelijk zal werken in de komende week voor de mensen om je heen. Je kunt verlangen naar inzicht. Dat diepe kennen van Christus. Hoe kom ik daar nu aan? Hoe krijg ik dat? Dan zou ik zeggen: vertrouw op het woord. Geloof in het woord. Dat valt me tegen?! Ja.
Ik zat te lezen bij Kohlbrügge (beetje oud Nederlands, maar dat snap je wel); er wordt gevraagd, hoe weet ik dat dat heil mij geschied is? Dat het ook voor mij is. Kohlbrügge zegt: de Geest getuigt met onze geest dat we kinderen van God zijn. Dat vind ik niet in mezelf. In de doop liet Hij water op je hoofd sprengen. In die daad hebt u een teken en zegel. Hoewel u siddert voor de duivel en de wereld. Door en in Hem hebt u de nieuwe mens aangedaan. Ik voel niets? Ach, laat het woord toch waar blijven…. Hoor je dat! Kruip toch weg achter het woord. Bid aanhoudend dat de Geest het geloof steeds weer scheppen zal.
Ja, zegt iemand, maar ik wil ook graag wel iets zien. Zoals die man. Die zag dat zijn kind genezen was. Ik zou zo graag iets willen zien. Ik bid dat het goed komt met mijn (klein)kind, maar ik zie het niet. Of, ik heb zo gebeden, maar m’n kind ging me voor in de dood. Het kan zo stormen. Het kan dat je de nacht in gaat. Zonder dat je iets ziet en ervaart. Ik kom u als dienaar tegemoet: de Zoon leeft. Het vleesgeworden Woord. Hij leeft. Hij is meer levend dan wij allemaal bij elkaar. Er zullen ook momenten zijn dat je het ziet. Misschien ontvang je een genezingswonder. Dat gebeurt ook vandaag. Soms kan het echt zo zijn dat de vreugde helemaal doorbreekt. Ik moet wel eerlijk zijn; de ene zorg kan weg zijn of de andere breekt je leven binnen. Geloof is een onrustig ding. De geloofsreis is hier nooit ten einde. Maar de dag van de eeuwige vreugde komt! Voor allen die hier door de nacht gaan. Voor allen die met Zijn Woord gelovig onderweg zijn. Jezus zegt: Ga geen want Ik leef en jij zult leven.
Gemeente, dan heb ik nog een vraag: van hoevelen kan dan vanavond gezegd worden: hij/zij ging heen en geloofde…?!
Amen.
Hervormde Morgenstergemeente Zoetermeer, zondag 27 augustus 2023, avonddienst. Schriftlezing Johannes 1:1-5 en Johannes 4:43-54. Belijdenis met Zondag 7 Heidelbergse Catechismus.