Op de strikvraag van de Sadduceeën aan de Heere Jezus van wie de vrouw de vrouw in de opstanding der doden is die zeven mannen gehad zou hebben, komt een Goddelijk antwoord. Christus is God en de opperste Wijsheid. Hij kent hun harten: ze kennen de kracht van God niet en verstaan het Woord niet. In het toekomende leven in de hemel wordt niet getrouwd. En, met Mozes, antwoordt Hij hun: God is een God van de levenden en niet van de doden. Hij was niet de God van Abraham, Izak en Jakob maar Hij is de God van Abraham, Izak en Jakob.
Lukas 20 vers 37-38: ‘[37] En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, en den God Jakobs. [38] God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen‘.
‘Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob’
Gemeente, als we aan de apostel Paulus vragen wie de ellendigste van alle mensen zijn, dan zegt hij die niet in de opstanding der doden is. Want als er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. Logisch, want Hij is de Eersteling die opgestaan is. Als er geen oogst is, dan is er ook geen Eersteling.
Dan is het alles voor niets geweest. Het geloof, de prediking, gestreden in Efeze. Dan is alles voos en leeg. Zonder hoop en zonder verwachting. Er waren er meer die niet in de opstanding geloofden. De Sadduceeën ook. Griekse denken, lichaam maar een bouwval. Dan kan er geen opstanding zijn. Maar bij Sadduceeën lag dat anders. Als je in dit leven rechtvaardig bent, dan krijg je je beloning. Wie onrechtvaardig is, die krijgt ook zijn beloning.
Eigenlijk lijken ze een beetje op de vrienden van Job. Waren het vrijzinnigen? Nee, dat waren ze niet. Alleen de vijf boeken van Mozes, Thora. Daar lees je niet over de opstanding der doden, en een hemel en een hel, en een beloning hierna. Maar alleen maar in het hier en nu, geloofden ze. Je moest vooral bij de wet zijn.
We lezen niet veel dat de Heere Jezus het vaak aan de stok had met de Sadduceeën. Maar vooral met de Farizeeën. Die geloofden wel in hemel en hel. Zuurdesem noemt de Heere Jezus hen. Maar later in de Handelingen lezen we er wel van. Vanwege de opstanding der doden.
Maar hier lezen dat de Sadduceeën de Heere Jezus een strikvraag proberen te stellen. Hiervoor de Farizeeën ook een strikvraag. Cijnspenning. Ook een keer over door welke macht. Doop van Johannes, vraagt Hij dan. En een keer het voornaamste gebod uit de wet. Iets uit de mond te lokken. De Sadduceeën zagen dat de Farizeeën vaak bot vingen.
Zij ook een keer proberen. Met een dubbele overwinning. Jezus vangen in een strikvraag en zie je wel de Sadduceeën wel en de Farizeeën niet. Dan een trapje hoger. Die lagen ook in het Sanhedrin voortdurend met elkaar in de clinch. Sadduceeën elite en de Farizeeën meer een beweging van het volk. Diep vanwege hun vroomheid maar tussen aanhalingstekens.
De Sadduceeën komen met een vraag. Mozes. Zie je wel, met Mozes, niet met een ander. Ze komen met Deuteronomium 25. Daar staat als iemand sterft, en iemand laat een vrouw achter, dan moet als er een broeder is van de overleden broeder. Tot zaad verwekken. Oud gebruik, van voor de wet van Mozes. Al voor de wet van Mozes. We lezen het al bij Juda en Thamar. Toen weigerde Juda aan Thamar zijn derde zoon te geven.
Toen heeft Thamar zich als een hoer verkleed. En Juda ging daarop in. Tragisch geschiedenis. De Bijbel is er eerlijk. Maar ze was geen hoer. Juda moest hier een les leren. U bent rechtvaardiger dan ik. Al een zeer oud gebruik, al in de tijd van de aartsvaders. In Deuteronomium 25 staat het.
Nu hebben ze een apart geval. Zal in de praktijk nooit voortkomen. Man nam een vrouw. Geen kinderen. Man stierf. En zeven mannen die alle stierven. En dan de vraag: U zegt dat er een opstanding der doden is. Van wie moet zij worden? Van de eerste, van de laatste? Alle zeven gehad. Een ernstige, gemene strikvraag. Wie zou daar nou goed een antwoord op kunnen geven.
Wat de Farizeeën niet lukte met die schattingpenning, lukt hun wel. Zetten de Heere Jezus schaakmat, dachten ze. Dacht u? Hij had ook kunnen zeggen: Ik beantwoord geen onzinnige vragen. Deze irreële vraag. Een wijze beantwoord meer dan zeven dwaze. Dan zouden ze kunnen zeggen zie je wel Hij zoekt een uitweg. Daarom beantwoord Hij de vraag wel.
De Heere Jezus zegt: ze kennen de kracht van God niet en verstaan het Woord niet. Noch het een noch het ander. Op de nieuwe hemel en nieuwe aarde wordt niet getrouwd. De hele kwestie is daar niet meer aan de orde. Hoe het allemaal wel zal zijn in die nieuwe toestand. Het is niet geopenbaard hoe wij zijn zullen. Huwelijken zijn daar niet meer.
Het sterfelijke zal onsterfelijkheid aandoen, zegt Paulus. De dood is daar verslonden. Kunnen we ook lezen in de Openbaring van Johannes. Daar moet je niet alles van willen weten. Wij geloven. Dat hebben we ook gezegd met de belijdenis van Nicea. Wij geloven in het leven der toekomende eeuw. Veel meer leven dan het hier is. Al begint het nieuwe leven hier al. Als het er hier niet is, zal het daar ook niet beginnen.
Het eeuwige leven is het leven dat niet kan vergaan. Hoe dat ook zal zijn, dat moeten we niet al te nieuwsgierig onderzoeken. Heel dankbaar zijn we dat de Heere Jezus er hier iets van laat zien. Ook in de hemel zal het anders zijn dan hier is. De openbaring van Johannes spreekt er alleen maar van in beelden: straten van goud, paarle poorten.
Iemand zei: Als de portalen al van goud zijn, hoe zullen de zalen dan wel niet zijn? Dat gaat al ons verstand te boven. Maar de Heere Jezus voegt er nog wel iets aan toe. U verstaat de Schriften niet. Hij had ook Job kunnen noemen. Ik weet dat mijn Losser leeft. Hij leefde zeer zeker in de tijd van de patriarchen. Dan hadden ze gezegd: dat is Job, dat is Mozes niet. Jesaja: Uw doden zullen leven. Dat is een profeet. Ook Psalm 16 niet. Alleen de Thora.
Daarom geeft de Heere Zijn Schriftbewijs ook uit Mozes. Dat heeft ook Mozes aangewezen bij het brandende doornbos. De God aangewezen als de God van Abraham, Izak en Jakob. Wat voor bewijs zit daarin? Mozes heeft het opgeschreven. Wie heeft u eigenlijk gezonden? De God van Abraham, Izak en Jakob. Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Zo zegt de Heere God tot Mozes in de brandende doornbos.
In vuur maar niet verteerd. Beeld van het volk van Israël maar niet verteerd. Mozes naar Egypte gestuurd. Tachtig jaar geduurd voordat Mozes aan het werk mocht voor zijn volk. Mozes tot Farao. Hem zeggen: Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Zo sprak de Heere in Midiam tot Mozes. Ga het maar de kinderen Israëls zeggen, en natuurlijk moet je naar Farao.
Zeg het maar zo: Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Dat de doden opgewekt zullen worden, bij het brandende doornbos. Wat God heeft aangewezen. Ik kon daar niet opgekomen zijn. En ik durf te denken u ook niet. Ik niet in geen honderd jaar. En u ook. Maar de Heere Jezus, de Wijsheid Gods, de opperste Wijsheid, heeft het Schriftwoord uitgelegd. Wat een wijsheid schittert daarin.
Wat zegt de Heere Zelf tot Mozes? Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Niet Ik was het. Toen ze nog op aarde leven. Abraham is wel vierhonderd jaar geleden, vijfhonderd wel voor hij begraven was in de spelonk van Magpela. Jakob en Izak ook. Niet Ik was hun God. Toen zij hier leefden. Nee, Ik ben hun God. Ze zijn er nog. Nog steeds al leven ze al honderden jaren onder de grond begraven en wel. Ze zijn er nog wel.
Zie je wel dat het met de dood niet ophoudt. De Sadduceeën zeiden van wel. Je leeft alleen maar voor in het nageslacht. In de wet van Mozes. Broer moest trouwen met de vrouw van de overleden broer. Je leeft alleen maar voort in je nageslacht. Het gaat immers alleen maar over deze aarde en het hier en nu. Nee, helemaal zegt de Heere Jezus. Ik was niet de God van Abraham en Izak en Jakob. Nee, Ik ben het. Ze leven nog steeds voor Mij.
Dan moet ik denken aan wat de Heere Jezus zei in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. Het is maar een gelijkenis maar toch, ik weet het. De kinderen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden, ja door eigen schuld. Maar ze zullen komen van Oosten en Westen en zullen aanzitten met Abraham, Jakob, Izak.
Want een kind dat van de Heere is, hetzij dat wij sterven, herzij dat wij leven, wij zijn de Heere zegt de apostel. Dood en leven kan dat niet tegenhouden. Dat gaat een eeuwig mee. Dat betekent dat ze in de hemel zijn. Al ligt het stoffelijk overschot ergens op aarde. Wie kan het graf van Abel aanwijzen? Niemand. Zijn ziel ligt in de hemel. Hij spreekt nog nadat hij gestorven is. Maar zijn lichaam wacht nog op de jongste dag. Maar God zal het weten te vinden. Hoe lang, hoe onvindbaar voor mensen, maar God zal ze weten te vinden.
Degenen die door de eeuwen heen op Christus hebben gezien. Van de martelaren, middeleeuwen en reformatie. Ook uit onze tijd. Die Hem zijn gaan naar boven toe. Zo mag ook een kind zich onderleggen in die veilige handen van God. Waar geen duivel bij kan. In Uw handen beveel ik mijn geest. Het is niet alleen een kwestie van de hemel, maar ook de wederopstanding van het vlees. Daar staan we maar al te weinig bij stil.
Een van de pijlers van het christelijke geloof, de elfde pijler. Tegenwoordig wordt lichaam gezegd. Moet je doen. Lichaam moet je niet gaan veranderen. Ik weet wel natuurlijk wordt met dit vlees lichaam bedoelt. Maar dít vlees, waar u mee te tobben heeft en misschien zoveel last van heeft. Door verheerlijkt worden. Zich alle ding kan onderwerpen. In Thessalonica beroering over gekomen. Hoe kan dat zij die eerst gestorven zijn en dan Christus terug zou komen? Die zullen eerst opstaan. Rekening mee hielden dat het in hun leven zou plaatsvinden dat Christus zou terugkomen, daar moeten wij ook maar rekening mee houden.
In het werk van de Zaligmaker. Zijn opstanding is voor ons het onderpand, het bewijs. Maar anders ook. Als wij Hem niet kennen, dan zullen we ook opstaan ter verdoemenis. Je ziel al naar het verderf, dat is al wat. Maar dan ook nog je lichaam. Huiveringwekkend. Te huiveringwekkend om erover te spreken. Ik weet ook niet wat het is. Met aan de andere kant, heerlijker dan heerlijker.
Blij vooruitzicht dat mij streelt. Wat is die mens arm die niet Hem te missen. Als je Hem mist. Die vraagt, zal Hem vinden. Maar die Hem mist zonder missen. Ik heb geen behagen om over de hel te spreken. Maar het is naar de Schrift. Maar Hij is ook de God van Abraham, Izak en Jakob. Ik was niet hun God, Ik ben het en zal het altijd blijven. Abraham heeft de stad van God gezocht, van welke God de Kunstenaar en Bouwmeester is. Het betere. Het hemelse.
En dan zeggen de Sadduceeën dat het er niet is. Maar dan moet je wel de hele Schrift lezen. Maar ook al lees je alleen Mozes. Het staat er bij de verschijning bij de braambos. Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Die leeft zal niet sterven in eeuwigheid. Die heeft het eeuwige leven nu al. In hart en ziel. Die zal na dit leven hebben in de hemel. Lichaam en ziel samen in hemel en aarde.
Ik weet dat hij op zal staan in de opstanding in de laatste dagen. Wat een getuigenis. Weet u dat van uw broer, zus, vrouw, man, uw kinderen dat. Wat een troost is dat. Ook in deze tijd. Niet Hij was maar Hij is de God van mijn broeder. Niet Hij was, maar Hij is. Hij is haar God voor altijd en voor eeuwig. Is dat een troost of niet. Maar dan moet u Jezus zoeken, Christus kennen, zoeken deel te hebben aan Hem.
Die gekruisigd is maar ook is opgestaan. Daar moet je zijn. Op grond van Zijn werk. Geloof ik de wederopstanding des vleses. Wat een troost. Dan ben je niet als degene die geen hoop hebben, laat ons eten en drinken want sterven wij. Dan blijft galgenhumor over. Arm mens. Armetierig. Hoe rijk is dat andere. Dat in Jezus Christus werkelijkheid is en werkelijkheid zal blijken. In der eeuwen der eeuwen.
Amen.
Zondag 15 mei 2022 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. J.L. Schreuders – Schriftlezing Lukas 20 vers 27-40