Paulus wijst erop dat kinderen van God erfgenamen zijn. Uit en door genade aangenomen tot kinderen en erfgenamen! Erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Christus. Wat is dat rijk! Die erfenis houdt onder andere in dat we eens verlost zullen worden van het lichaam der zonde. De Schepping zucht als in barensnood; Gods kinderen zuchten mee. Eens zullen ze daarvan verlost worden. En dan in heerlijkheid worden opgenomen. Jezus volgen is een weg van lijden en kruisdragen. Het gaat door lijden tot heerlijkheid. Er is ook een andere erfenis, die van de eeuwige dood, kies daarom heden het beste deel.
De erfenis die hoort bij het leven door de Geest
‘En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.’
Dat is de tekst in deze dienst van nabetrachting. We schrijven boven de preek: ‘De erfenis die hoort bij het leven door de Geest.’ We staan stil bij twee gedachten:
- De inhoud van deze erfenis
- De weg naar deze erfenis
1. De inhoud van deze erfenis
In de eerste plaats: de inhoud van deze erfenis. Geliefde gemeente, vanmorgen mochten wij hier aan tafel merken dat de Heilige Geest zijn werk deed. Het was de Geest die de aandacht richtte op de tekenen van brood en wijn. Daar viel vanmorgen alle aandacht op. Het verbroken lichaam, vergoten bloed. Die zin werd geschilderd: Ik voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dat staat op de Avondmaalstafel. Ik voor u! De Geest gebruikt die eenvoudige tekenen om je van het geloof te verzekeren. Dat je werkelijk een kind van God was. Zo zeker als je dat brood hebt gegeten en de wijn gedronken, zo zeker is het bloed van Jezus Christus vergoten tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Dezelfde Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.
Wat is dat een rijkdom, als je weet: ik ben een kind van God. Dat te weten is: ik lig niet langer in de banden van de dood. Ik word niet meegevoerd met de duivel, naar de afgrond. Een kind van God te zijn is bevrijd van slavernij. Niet langer zonden hoeven te doen. Niet meer in de macht van de zonde (die elke keer vrees aanjaagt). Die Geest ontvangen te hebben van aanneming tot kinderen. Die doet ons uitroepen: Abba, Vader. Met Paulus weet je: zo is er dan geen verdoemenis meer voor degenen die in Christus Jezus zijn. Je zou zoveel teksten kunnen aanhalen, bijvoorbeeld uit Jesaja: Ik heb u in Mijn beide handpalmen gegraveerd. Bedenk wat dat betekent! Mag ik het zo zeggen, soms moet je dat beeldend voorstellen: als God Zijn handen opheft, ziet Hij je naam. God hoeft niet herinnert te worden aan je naam, maar dat laat dat beeld zien. Gemeente, dat is een onvoorstelbare rijkdom. Die rijkdom kan je alleen vinden bij God. Als je de hele wereld doorzoekt, als je er geld aan spendeert (doe het maar niet)… je hoeft het alleen maar te zoeken bij God.
Wat betekent dat, een kind van God zijn? De gedachte: kan het nog meer? Dit is al zo rijk. Kan daar nog iets bovenop? Nou, in onze tekst gaan de voorraadschuren van de Geest nog wijder open. Het kindschap betekent nog veel meer. Nog rijker dan je je ooit kan voorstellen.
Je hoeft niet alleen niet meer te vrezen. Hij laat je zeggen: Abba, Vader. Dat niet alleen. Paulus laat zien dat het veel groter is. Wij zijn erfgenamen. Ergenamen van God en mede-erfgenamen van Christus.
Vorige week, in de voorbereidingspreek, heb ik gewezen op de gelijkenis van de verloren zoon (Lukas 15). Die jongen had zijn deel van de erfenis gekregen, een derde, zijn oudste broer kreeg twee derde. De erfenis was op. Die vader had, om het zo te zeggen, niets meer. Die zoon had het er helemaal doorheen gebracht. Zijn oudste broer wist wel waaraan: aan de hoeren. Maar dat staat er niet. Maar hij heeft geen cent meer. Zit bij de varkens. Zonder een cent op zak, berooid, komt hij terug naar huis.
Nou wordt er door commentaren over gediscussieerd, hoe zit dat dan opnieuw met de erfenis? Hij wordt terug in huis gehaald. Hij heeft dat deel al gehad. Zal hij straks opnieuw delen in de erfenis? Moet die broer dat geld weer delen? De meeste uitleggers denken dat dat niet zo is. Hij mocht al blij zijn dat hij thuis mocht wonen. De meesten van ons zouden zeggen: hij heeft zijn deel gehad, nou is het klaar, hij mag blij zijn dat hij weer kind mag zijn, dat er voor hem weer gezorgd wordt. Je moet gelijkenissen nooit overvragen, maar als je hoort wat hij onderweg heeft ingestudeerd. Maak mij als een van uw huurlingen. Ik ben allang blij als ik thuis mag zijn.
Maar bij God is het anders. Als bij God verloren zonen en dochters terugkeren naar huis, dan wacht daar een grote verrassing. Die Vader staat op de uitkijk. Houd u dat voor ogen? Hij staat te wachten tot u terugkeert naar huis. En meer dan dat nog: als wij dan terugkeren naar die geopende Vaderarmen, dan worden we welkom geheten, in Zijn armen gesloten, dan neemt Hij ons aan tot Zijn kinderen. En wat we zelf niet over de lippen kunnen krijgen, we zijn het niet meer waard (dat proef je als je terugkeert), maar de Geest leert het je te zeggen. Vader. Een klein kind he, moet je voorzeggen. Papa. Zeg maar: papa. Dat is het werk van de Geest. Die leert je zeggen: Vader.
Maar dan wordt de rijkdom groter. Wij hebben alles erdoor heen gejaagd. Wij worden niet alleen aangenomen tot Zijn kinderen, maar aangenomen tot kinderen met volle rechten. Dat betekent dat je gaat delen in de erfenis. Zo zijn wij erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus.
Wij hebben dat natuurlijk niet gelezen, maar verderop in dit hoofdstuk gaat Paulus in op wat deze erfenis betekent. Vers 19: het schepsel verwacht de openbaring van de kinderen van God. Heel de Schepping die zucht en is als in barensnood. We zien het om ons heen. De Schepping zucht en kreunt. De opwarming van de aarde, het smelten van de poolkap, opraken van delfstoffen. Wat u daarvan denkt, hoe u in de klimaatdiscussie staat, u kunt niet ontkennen dat de schepping lijdt onder ons gebruik. De aarde zucht en kreunt. Ons menselijk handelen is dienstbaar, zegt Paulus in vers 21, aan de dienstbaarheid van de verderfenis. Omdat we in het paradijs de macht uit handen hebben gegeven. Daarom kan het niet anders dat alles in deze wereld staat ten dienste van het verderf. Alles buiten God en Christus om werkt mee aan de vernieling van deze wereld. Een betere wereld begint bij jezelf, nou, vooral niet buiten Christus om!
Maar, zegt Paulus, het schepsel verwacht de openbaring tot de kinderen van God. Paulus bedoelt: de Schepping hijgt naar het moment dat de nieuwe hemel en aarde zullen aanbreken. Waar de macht van de duivel niet meer te merken zal zijn. Niets zal dan meer onderworpen zijn aan de verderfenis. Daar is de heerlijkheid. Als je dat bedenkt, dat dat de erfenis is, waar we deelgenoot van zijn! Dat is de toekomst die wacht. Leven op de nieuwe aarde. Zonder zonde, zonder verderf, in volle heerlijkheid.
Maar dat is niet het enige. In vers 23 zegt Paulus: niet alleen dit, maar ook zelf zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam. Niet alleen de Schepping zucht, maar ook Gods kinderen zuchten. Wie iets kent van het werk van de Geest, heeft leren zuchten. Paulus heeft het daar al over gehad, in het vorige hoofdstuk. Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij. Dat is die wetmatigheid in mijn leven. Als ik het goede wil doen, doe ik juist het kwade. Wat kan dat je vermoeien! Wat kan je dat doen zuchten, benauwen. Als je daar elke keer weer achterkomt. Ik wil wel voor de Heere leven… Een diep verlangen, vanmorgen, aan de tafel. Ik zal voortaan voor U leven. En dat het vanmiddag al niet meer lukte. Dat je niet tot die volmaaktheid kunt komen die God van je vraagt, waar je zo naar verlangt. Dat vaste vertrouwen op God alleen.
Maar dit is de erfenis, zegt Paulus: dat zuchten gaat eens voorbij. Wij zullen verlost worden van die wetmatigheid. Namelijk, de verlossing van ons lichaam. Dat hoort ook bij die erfenis. Niet alleen de nieuwe hemel en aarde. Ook een nieuw lichaam. Een verheerlijkt lichaam. Een lichaam dat niet meer onderhevig is aan de dood en de zonde. Wat dat precies zal zijn, 1 Korinthe 15 zegt er iets over, maar het is nog niet geopenbaard wat wij dan zijn zouden. Dat het heerlijk zal zijn, is zeker.
Ik zou nog veel meer kunnen noemen wat bij die erfenis hoort. Zou je een preek mee kunnen vullen. Ik noem nog een ding. Vers 38 en 39. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. Gemeente, was is dat een heerlijke erfenis. Het lijkt wel alsof Paulus een trap beklimt. Eerst de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Dan verlost van het lichaam. En dan nooit meer gescheiden te zijn van de liefde van Jezus Christus. Wat kan er veel zijn wat die liefde verduisterd, in dit leven. Wat kan je er ver bij vandaan leven. Dat het allemaal zo donker is. Dat je afvraagt: heb je God wel werkelijk lief. De twijfels kunnen zo groot zijn. Maar dit is de erfenis: er breekt een dag aan dat je nooit meer gescheiden bent van die liefde. Dat je voor eeuwig die liefde mag proeven. Hem mag kennen. Wat zal dat een heerlijke rijkdom zijn. Voor eeuwig weg te zinken in die liefde.
Gemeente, wat zijn wij rijk als we vanavond door het geloof mogen weten dat wij kinderen van God zijn. O nee, dan zijn wij niet rijk in onszelf. Wat kunnen wij aanbrengen? Wij zijn rijk in God en Christus. Moede kom ik, arm en naakt. Tot die God die rijk maakt! In Gods voorraadschuur liggen de rijkste schatten. Die voorraadschuren zijn zoveel groter dan de schuren van Jozef in Egypte. Er komt geen einde aan.
De rijkdom van die erfenis. Laat het tot je doordringen. Vanuit het stof worden we opgetrokken tot in de hemel. Paulus zegt hier: we worden op hetzelfde niveau gezet als Christus. Dat is wat! We worden gerekend als erfgenaam, mede-erfgenaam van Christus. Alsof ik voor mijn zonden volkomen betaald zou hebben. Natuurlijk, er blijft een groot verschil: Jezus blijft God. Wij zijn mens. Wij worden niet vergoddelijkt. Maar die rijkdom die Hij heeft verworven, is dat die erfenis op hetzelfde niveau wordt verdeeld.
Wat als u nu geen kind van God bent? U, jij die vanmorgen bent blijven zitten in de bank. Die blijkbaar geen behoefte had aan de rijkdommen van Christus Jezus. De nodiging ging uit. Kom dan, want alle dingen zijn gereed. U hoefde niets mee te brengen. Maar u bent niet gekomen. Er kunnen allemaal redenen voor zijn. Maar ten diepste is er maar een reden, als u hier niet kwam: u was te rijk. Te rijk, zegt u? Ik? Mij ontbreekt alles. Als u alles ontbrak, waarom bent u dan niet gekomen? Als u werkelijk arm was geweest, ik bedoel dat met eerbied, begrijpt u mij goed, maar dan zou u naar voren gesneld zijn. Geef mij Jezus, of ik sterf! Maar omdat u zich nog te rijk voelt, om welke reden dan ook, daarom bent u blijven zitten. Maar als u geen kind van God bent, dan betekent dat ook dat u geen recht heeft op de erfenis.
Nou ja, u heeft geen recht op déze erfenis. Want u krijgt wel een erfenis. Een erfenis die u zelf heeft veroorzaakt, als het zo blijft. Maar dat is een vreselijke erfenis. De erfenis van de eeuwige dood. En dat, laat het tot u doordringen, dat terwijl deze rijke erfenis u wordt aangeboden. Ook vanavond mag ik Hem u verkondigen. Jezus roept: kom tot Mij, u die vermoeid bent, die dorstig bent. Hongerigen worden met goederen vervuld. Deze erfenis word je in de schoot geworpen. Omdat Hij gehangen heeft aan dat vloekhout. Aangenomen tot kinderen! Laat die erfenis toch niet schieten, gemeente. Wat zou je eraan doen, als je een miljoen zou kunnen erven, dan zou je in een goed blaadje willen komen. Maar u kunt in het testament van Jezus komen. U hoeft er niet voor te slijmen. Het enige: erkennen dat u zondaar bent en dat u zonder Hem niet kunt.
‘Kom tot uw Heiland, [toef langer niet].
Kom nu tot Hem, Die redding u biedt,
die ook voor u de hemel verliet.
Hoor naar Zijn roepstem kom!’
Gemeente, het is niet zonder reden dat Paulus ons deze rijke erfenis voor ogen houdt, dat zien we in onze tweede gedachte.
2. De weg naar de erfenis
In de Bijbel wordt het leven door het geloof vaak verbonden met lijden. Misschien moet ik niet zeggen: vaak. Maar vrijwel altijd. Er wordt direct gesproken over lijden. In Markus 9 staat (daar heb ik van het voorjaar over gepreekt): wie achter Mij wil komen, die neme zijn kruis op en volge Mij. Leven door het geloof, Jezus volgen dat betekent: lijden. Je hoeft de kerkgeschiedenis er maar op na te slaan, je ziet de voorbeelden van de vroege martelaren. Hoe ze geleden, geroosterd, verbrand werden. In de tijd van de Reformatie. De brandstapels van de Inquisitie. Mensen werden verbrand. En vandaag de dag hoef je niet ver te kijken. Berichten uit Noord-Korea, Eritrea, Sudan, India. Jezus volgen betekent lijden. Wij moeten door veel verdrukking ingaan, dat wordt die mensen op het hart gedrukt (in het boek Handelingen), dat is kenmerkend voor het leven van het geloof.
Nu kom ik met regelmaat mensen tegen die worstelen met de vraag rond het lijden. Is iets wat we lastig vinden. Ik vond het ook lastig. Totdat ik dit hoofdstuk ging bestuderen. We zeggen dan over die vraag: ja, die vervolgde kerk, in Noord-Korea, dat is lijden. Maar waarin lijden wij nou precies? Moeten we niet meer doen om te lijden? Zoals Richard Wurmbrand, die daarom bad?
Paulus laat het zien: lijden omwille van Christus. Als je de volgende verzen leest, kom je daarachter. Meelijden met de Schepping. Meezuchten met de Schepping. Lijden wil zeggen dat je aan deze wereld lijdt. Dat het je aan je hart gaat, hoe er met de Schepping wordt omgegaan. Een christen kan niet milieubewust genoeg zijn. Niet omdat de poolkappen smelten, maar omdat het Gods Schepping is. Als kind van God, het is de Schepping die mijn Hemelse Vader heeft gecreëerd, wordt kapot gemaakt, wordt de vernieling in geholpen. Lijden omwille van de naam van Christus is ook lijden om jezelf. De wet in je leven: het goede te willen, maar het kwade te doen. Ook dat is lijden. En het derde wat Paulus noemt is dat je niet weet hoe je moet bidden. Of weet u dat altijd wel? Heeft u precies altijd de juiste woorden om te bidden? Het gaat je toch aan het hart, als je de woorden niet kunt vinden, dat je misschien wel veel te weinig bidt. Dat je te slap bent. Ook daarin komt dat lijden naar voren.
Maar nu moet u goed opletten wat Paulus in de tekst zegt: zo wij anders met Hem lijden. Wij zijn weleens geneigd om het lijden van de Heere Jezus Christus en het lijden van de kerk van elkaar los te koppelen. Maar dat moeten we niet doen. We moeten dat lijden van de gemeente niet loskoppelen van het lijden van Jezus Christus. Waar de gemeente lijdt, daar deelt zij in het lijden van haar Meester. Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden: de kerk en Christus. Omdat Christus heeft geleden en door lijden tot heerlijkheid is gegaan, kan het niet anders of de kerk moet ook door lijden tot heerlijkheid. Dat is de weg naar de erfenis.
Dat is juist precies de reden, de weg door lijden tot heerlijkheid, dat Paulus schrijft over het leven in de rijkdom van de Geest. Als wij denken aan lijden (zo concreet, wat ik net noemde: zuchten vanwege de schepping, leven of gebedsleven) wat kan het je benauwen en moedeloos maken. Al dat lijden… Dat kan je aangrijpen. Waar doe ik het voor?! Die dichter gaat begrijpen, Liedboek voor de Kerken [484]:
‘Waarom moest ik Uw stem verstaan?
Waarom, Heer moet ik tot U gaan
zo ongewende paden?
Waarom bracht Gij
die onrust mij
in ’t bloed is dat genade?’
Lijden, dat kan je zo in het nauw brengen. Denk ik alleen maar aan een Bijbels voorbeeld: Asaf, Psalm 73. Als hij kijkt hoe het de goddelozen vergaat: het gaat hen voor de wind. Zij hebben geen moeiten, ze worden niet geplaagd. Asaf zegt: moet je die mensen eens kijken. En ik? Ik die God dien… Moeite en verdriet. Hoe hou je dat nou vol? In deze wereld vol van lijden, als dit de weg van de kerk is, door lijden tot heerlijkheid. Hoe kom je door het lijden heen, tot heerlijkheid? Paulus geeft 2 antwoorden.
In de eerste plaats laat hij ons zien op Jezus Christus. Dat is wel het belangrijkste. Wij lijden met Hem. Wij delen in Zijn lijden, daar is het Nieuwe Testament vol zijn. Daarom moet ons oog op Hem zijn. We moeten niet denken dat we de eersten zijn die lijden, zuchten en een zwak geloofs- of gebedsleven hebben. Dat pad van lijden is eerder betreden. Velen zijn ons voorgegaan. Hebreeën 11 zegt: een wolk van getuigen. Lees het maar na. Meer nog: Jezus Christus is vooropgegaan. In Hebreeën 12 staat: ‘Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid (dat wil zeggen geduld) lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; (en nu komt het) ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.’
Jezus Christus is vooropgegaan. Dat betekent nogal wat. Hij is die diepste weg gegaan. Dat zuchten en lijden van ons in deze wereld kan zwaar zijn, daar wil ik niets aan af doen. Maar het lijden van Christus is dieper geweest. O hoe diep u ook in dat lijden weg moet zinken, Christus is dieper weggezonken. We hebben het beleden: nedergedaald ter helle. Zover hoeft u niet. Hij is van God verlaten geweest. Dat zal ons nooit overkomen. Dat heeft het Avondmaalsformulier ons voorgehouden: opdat wij nimmermeer door Hem verlaten zouden worden. Hoe houd je het vol in het zuchten en lijden? Door te zien op Jezus Christus. De tekenen te zien: brood en wijn. Wetend dat ons lijden niets anders is dan delen in het lijden van de Zaligmaker.
Hebreeën 12 laat tegelijk het tweede zien, in verbinding met Romeinen 8 vers 17. Hoe hou je dat nou vol, dat lijden, dat leven van lijden in deze wereld? Hoe voorkom je dat je niet moedeloos wordt, als je lijd aan jezelf. Jezus zag op de vreugde die Hem was voorgesteld. Dat is de tweede reden. Niet alleen zien op Jezus Christus, maar ook zien op de erfenis. Die moeten wij in het oog houden. Het einddoel in het oog houden. Als je je daarvan laat afleiden, lijkt alles zinloos. Ja, dan zijn wij van hier en nu. Zo zijn wij geneigd te denken. Wat heb ik er nu aan? Het gaat er niet om wat u er nu aan hebt. Maar een verdrukking van tien dagen. En dan die erfenis. Als je je laat afleiden, zakt de moed je in de schoenen. Maar als je ziet op het einddoel, hou je het vol.
Gemeente, ik moest denken bij de voorbereiding van de preek, aan een actueel voorbeeld. Die zwemmer, Maarten van der Weijden. Ik weet niet zo goed of hij vandaag in het water ligt. Hij heeft wel een doel: geld ophalen voor kanker. Bijna 200 kilometer moet hij zwemmen. Langs 11 Friese steden. Wat laat het hem volhouden? Die mensen langs de kant? Het belangrijkste wat hij voor ogen heeft: het geld op te halen. Hij doet het voor het goede doel. Als hij dat niet voor ogen had, had hij waarschijnlijk al lang opgegeven. Ik zou er niet eens aan begonnen zijn. Zoveel lijden, afzien. Bijna geen slaap. Zoals die zwemmer het einddoel in het oog houdt, zo moet een christen het einddoel voor ogen houden. De erfenis is zeker in Jezus Christus.
De weg van een christen is niet makkelijk, daar ga ik vanavond niet makkelijk over doen. Volgens mij spreek ik de bijbel na, als ik zeg dat het leven achter Jezus aan, een leven van lijden en moeite is. Ik weet, jongeren, dat dit geen aantrekkelijke boodschap. En toch wel: want het einddoel is zeker. Het is de weg naar de heerlijkheid. Wie Zijn kind is, deelt in het lijden, maar straks ook in de erfenis. Zo wij anders met Hem lijden. En met Hem verheerlijkt worden.
Nou is het vanavond, in uw leven, van tweeën één. Of u bent vandaag een kind van God. En u mag zich verheugen op de erfenis die wacht. Naar uitzien! Voor nu in deze wereld, mag ik u toeroepen: houd goede moed want Hij, Jezus Christus, heeft de wereld overwonnen. Of het is anders. En u, jij bent vanavond geen kind van God. Realiseer u dan: wat is dan je hoop in deze wereld? Je houvast? Zal ik u het Bijbelse antwoord geven? Als u geen kind van God bent, dan bent u zonder hoop en zonder God in deze wereld. Het is van tweeën één. Of u bent rijk in Christus. Of u bent arm in uzelf. Kies dan heden het beste deel. Amen.
‘Getrouwe HEER, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Mijn erfenis en ’t deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaâg het heuglijk lot.
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.’
Hersteld Hervormde Gemeente Zetten-Andelst e.o., zondag 23 juni 2019, 18:30 uur. Schriftlezing: Romeinen 8:1-17. Nabetrachting Heilig Avondmaal.