Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo’n grote zaligheid geen acht nemen?
Zoals de vraag destijds tot de Hebreeën kwam die overwogen om tot de Joodse religie terug te keren, komt de vraag vandaag de dag tot ons. Te midden van alle verleidingen, wereldgelijkvormigheid en slapheid. Nemen wij acht op zo’n grote zaligheid? God staat met uitgebreide armen gereed om ons te ontvangen. Nog is het de welaangename tijd, de dag der zaligheid. De vraag is klemmend en kan geen uitstel leiden. We weten immers niet of er een later komt en kunnen op het alleronverwachtst worden opgeroepen om voor Gods troon te verschijnen. Wie in Christus is, heeft het eeuwige leven. Zingen we het mee: die God is onze, mijn zaligheid [Psalm 68 vers 10]?
Hebreeën 2 vers 3a: ‘Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo’n grote zaligheid geen acht nemen?‘.
Een persoonlijke vraag waarbij de schrijver zichzelf insluit
1. De kern van de vraag;
2. De keuze in de vraag;
3. De klem door de vraag.
1. De kern van de vraag
Misschien dat vanmorgen ook wel iets gezegd is over de mensen aan wie de apostel deze brief schrijft. Hebreeën. Joden die tot de erkenning van de Heere Jezus Christus zijn gekomen. Messiasbelijdende Joden zouden we ze noemen vandaag. Ze hebben gezien dat er in Hem alleen vergeving, toekomst en genade is. Deze Joden hebben te maken met vervolgingen. Nota bene door hun Joodse volksgenoten. Uit de synagoge geworpen. Zelfs hun bezit verbeurd verklaard. Geen toegang meer tot de offerdienst. Veracht, gesmaad en verdrukt. Sommige onder deze Hebreeën zijn het lijden moe. En staan op het punt op te geven en terug te keren tot de Joodse godsdienst.
Misschien denkt iemand: dat kan toch niet. God zal het werk dat Hij begonnen in de Heere Jezus Christus afmaken. Dat is waar. Gelukkig waar. De Heere zal het afmaken dwars door alles heen. Er is geen afval der heiligen. Wat kan het moeilijk zijn, zwaar zijn. Denk maar aan de vervolgde kerk als we hun verhalen horen. Wat hebben wij het dan goed. In ons vrije Nederland. Naar de kerk kunnen gaan. Bijbel lezen. Niet gevangen worden genomen omdat wij dat doen.
Deze Hebreeën hebben het niet makkelijk. De apostel waarschuwt voor afval. Wat ten diepste niet kan als het in oprechtheid en waarheid is. Waarschuwt voor terugkeer naar oude Joodse godsdienst. Standvastig te blijven. Hij doet het op verschillende manieren. Wie Christus is. Oud-Testamentische profetieën zijn vervullen gekregen hebben. Liefhebben. Betrouwen op Hem stellen. Deze brief is een brief vol herderlijke zorg. Standvastig te blijven. Maar ook een waarschuwing tegen afval. Apostolisch vermaan. Wat is dat ook in onze tijd blijvend nodig.
Niet dat wij veel te maken hebben met vervolgingen. Maar hoe geweldig kan de wereld trekken als we de Heere mogen vrezen. Jongeren, een ding mag je nooit vergeten. Als jij serieus de Bijbel gaat lezen, meer gaat bidden, serieus meedoen in de kerk, dan zal eentje het niet op prijs stellen. De duivel. Hij wil dat je ermee stopt. Dat je de wereld gaat dienen. Je merkt de macht van de duivel, van de wereld.
Wat opvallend is in de brief is dat de apostel ook meermalen heen wijst naar het volk van Israël. De Hebreeën zijn Joden. Volk van Israël. Hoe ongehoorzaam waren ze in de tijd. Dat God hen ging straffen. Laten we zelf ook niet in dezelfde ongehoorzaamheid vallen. De Heere heeft gesproken tot het volk Israël. Op een bijzondere wijze heeft Hij Zich uitgesproken in Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. Des te erger is het als wij aan Christus voorbij leven en met de stroom meegevoerd worden. Aan Christus voorbij leven is omkomen als het zo blijft.
Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo’n grote zaligheid geen acht nemen? Eerst de kern van de vraag. De zo grote zaligheid. Ik denk dat iedereen wel begrijpt wat daarmee bedoelt wordt. Het werk van Christus wordt ermee aangeduid. Uitnemendheid van Christus ermee bezongen. Daarom. Omdat de heerlijkheid van Christus zo volstrekt genoegzaam is, daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is. Hetgeen van ons gehoord is. Wat ons van Christus is verkondigd. Calvijn heeft het over de leer van Christus. Aan wie? Door degenen die het gehoord hebben. De eerste oor- en ooggetuigen. De apostelen zelf. Daarvan hebben de Hebreeën het gehoord. Denk maar aan Pinksteren. Toen de Heilige Geest uitgestort werd, kwamen er velen tot bekering. Wat een geweldige tijd voor de kerk. Tot inkeer kwamen zij die de Heere Jezus hebben gekruisigd. Christus werd toen alles voor hen. De dagen van de eerste liefde. Misschien kent u die dagen wel.
Toen in de nood van zonden en schuld en het voor u niet meer kon, werden uw ogen geopend voor Christus. Toen u mocht geloven: ook voor mij is Hij naar deze wereld gekomen. Gestorven en opgestaan. Wat mocht je je toen verblijden over Zijn zaligheid. Je wilde het aan iedereen vertellen hoe groot en machtig Hij is. Maar dat eerste begin is helaas verflauwd. Je denkt er nog weleens aan terug. Wat het maar als toen. Verachtering in de genade gekomen. Door allerlei oorzaak is de heerlijkheid van Christus voor je oog verduisterd. Toen was je dagelijks met het Woord bezig. Luisterde je zelfs doordeweeks naar preken via internet. Maar dat is nu anders.
Zo stond het ervoor bij de Hebreeën. Ze dreigde het in te wisselen voor de oude wetten en regels. Paulus waarschuwt hen. Het gevaar van doorvloeien is groot. Zo ook vandaag. Wereldgelijkvormigheid. Slapheid. Je slaat eens een dienst over. De Bijbelkring bezoek je niet meer zo trouw. Je leest en bidt nog wel in de Bijbel maar waar is het je nu echt om te doen? Het gevaar van afdrijven zien we bij de Hebreeën. Men trekt niet meer zo krachtig aan de riemen. De geest van de tijd neemt hen op sleeptouw. Dit schrijven is een oproep tot standvastigheid. Het volk van Israël wordt als een voorbeeld genomen.
De waarschuwing van doorvloeien geldt allereerst hen die Hem kennen. Als een schaap heb ik gedwaald in het rond. Maar het geldt ook voor hen die er nog geen deel aan hebben. Zie je wel in welk levensgevaar je verkeert? Wat is het nodig dat ons roer van ons levensschip in Zijn handen genomen wordt? Dat het uit onze eigen handen van zelfhandhaving wordt genomen. Dat Hij bij ons aan boord is. Dan krijgt ons leven vaste koers. De kern van zo grote zaligheid is in onze tekst. Omdat God zo groot is. Er is geen groter wonder denkbaar dan dat de Heere omziet naar een verloren mensenkind. Verlost uit het grootste gevaar en brengt tot het hoogste goed. Die grote zaligheid wordt pas gezien als wij onze grote rampzaligheid zien.
Van ons uit zou het nooit goed kunnen komen. Maar o wonder van genade. Waar van ons uit geen weg was, heeft God weg een gebaand. Zijn Naam zal zijn Jezus. Want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Wat een rijk Evangelie. Voor rampzaligen en dat zijn wij allen van nature. Is er zaligheid te verkrijgen in Hem. Voor doodschuldigen vrijspraak. Voor mensen die alles verzondigd hebben. Is er verlossing. Dat alles dankzij dat verzoenend lijden en sterven van Christus. Ik voor u daar u anders de eeuwige dood had moeten sterven. Jesaja: de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Onzer ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Is dat geen grote zaligheid? Geen onuitsprekelijke grote zaligheid? Die zo duur gekocht is door de kruisverdienste van Jezus Christus. Die genade wordt ons verkondigd en uitgestald in de prediking van vrije genade. Armen zelf schuld. Hier is een rijke Zaligmaker. Die van uitdelen niet armen wordt. Hier is de grote zaligheid, de grote Zaligmaker. Jezus Christus. En door de werking van de Heilige Geest wordt het toegepast. Als je daar iets van mag kennen, dan ga je het begrijpen hoe groot die zaligheid is.
Om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven. Daar hoeft niets van ons bij. Die grote zaligheid voor zo’n grote zondaar. Dat is niet te bevatten. Dat wonder krijg je nooit klein. Niemand mag zeggen: Hij is voor mij te groot. Ik kan er niet bij. Hij is te groot voor uw verstand te vatten maar niet te groot om met uw hart te omhelzen. Die grote zaligheid wordt voor onszelf steeds groter. Omdat het een eeuwige zaligheid is. Je zou het kunnen vergelijken met een ijsberg. We zien slechts het topje. Het grootste deel zit onder de zeespiegel.
Gemeente, ik stamel maar wat als het gaat over die zo grote zaligheid. Eigenlijk is het niet in woorden uit te drukken. De eeuwigheid is ervoor nodig om ons daarover te wonderen. Als je het zeggen mag: die God in Christus is ook onze zaligheid. Wie zou die hoogste majesteit dan niet met eerbied prijzen?
2. De keuze in de vraag
We kunnen op die grote zaligheid acht slaan, acht nemen of geen acht nemen. Dat is niet onpartijdig in het midden staan. Dat is eigenlijk die zaligheid verachten. Geliefde het is van tweeën een. Laten we ons hart onderzoeken. Nemen we acht op die zaligheid of niet? Van nature verachten we die zaligheid. Hebben we er niets mee. We bedriegen ons met de gedachte zouden wij wel willen maar de Heere niet. Geen acht geven op die grote zaligheid. Hoe komt dat toch? Van nature achten we Gods genade in Christus licht. Matthew Henry: niet de moeite nemen om er acht op te slaan. Hoe komt het toch? Elke preek kan onze laatste zijn. Dat we ieder moment kunnen worden opgeroepen te verschijnen voor God? Ieder moment kunnen wegzinken in de eeuwige verlatenheid waar in de eeuwigheid het aanbod van de zaligheid niet meer zal klinken.
Het komt later wel? Eerst studie. Bedenk dat de dood ieder uur wenkt. Ook jonge groene blaadjes kunnen vallen. Hoeveel mensen zijn ons al voorgegaan? Als we zien lijkt het dat er geen einde komt aan de tijd. Druk met allerlei dingen. Van de vroege morgen tot de late avond. Een ding is nodig. Heden indien Zijn stem hoort. Heden worden we nog geroepen. Veracht de Zaligmaker niet langer. Is deze grote zaligheid het niet waard dat we alles verachten? Het betekent een sterk verlangen om dat ook te mogen bezitten. Om daar deel aan te krijgen. Zijn we met dat verlangen opgekomen als we nog niet mogen delen in die volkomen zaligheid? Leeft het in je jonge ook: dat ik Hem kennen en de kracht Zijner opstanding?
Of neem je nog op zoveel andere dingen acht? Op deze wereld. Wat kunnen we ons er druk over maken. Natuurlijk, studie afmaken. Bedrijf, studie, gezin. Wat is het druk. Toch weten we het dat we het allemaal achter moeten laten. Een ding nodig is. Te delen in die eeuwige zaligheid. Dat eeuwige leven. Dat blijft vast tot in eeuwigheid. In vers 3 en 4 wordt de betrouwbaarheid van het Evangelie benadrukt. In Hem is alles vervuld geworden. Getrouwen getuigen die het uit Christus eigen mond hebben bevestigd. Leg het niet naast je neer in onverschilligheid of met de gedachte: het komt wel goed. Geloof Zijn heil- en troostrijk Woord. Kies heden dien u dienen zult. Niet later. Ik wil eerst nog genieten van het leven. Wie zegt dat er een later komt? Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo’n grote zaligheid geen acht nemen.
3. De klem door de vraag
Hoe zullen we ontvlieden? Wegvluchten. Hoe zullen degenen die het Evangelie verwaarlozen ontvlieden aan de toorn van God? Geen acht slaan. Dat is de klem. Voelt u die klem? Hoe zullen we ontvlieden? U die altijd genoeg hebt aan uw eigen godsdienstigheid. Of jij die nog altijd voortleeft zonder in Christus geborgen te zijn. Of u die genoeg heeft aan uw kerkelijkheid, uw nette leven. Hoe zult u ontvlieden? Als we voort wandelen op onze eigen weg die niet de smalle weg. Mensen die niet ver weg zijn, maar nog altijd een vreemdeling van die hartelijke overgave aan de Heere Jezus. Denken we weg te komen met allerlei verontschuldigingen? Onmacht, onwil. De Heere zal u er achter vandaan halen. Dan is er geen ontkomen mogelijk.
Nu staat Hij met armen uitgebreid. Jij je met al je noden en vragen op te vangen. Het heden van genade. De dag der zaligheid. Hoe zullen we ontvlieden? Ik sluit mijzelf erbij in. Dat doet de schrijver van de Hebreeën in. Hij spreekt anderen niet de wet. Sluit zichzelf erbij in, als het goed is doet een predikant dat. We hebben allemaal hetzelfde nodig. Die Zaligmaker. Hem te kennen. Te delen in de zaligheid die Hij verworven heeft. Niet alleen deze verzen, de Hebreeënbrief, eigenlijk heel de Bijbel. Oproep om tot Hem te gaan. Buiten Christus is God een verterend vuur. In Christus is God genadig en een ontferming. Wend u naar Hem en wordt behouden. U die verachterd bent in de genade en zich afvraagt: hoe moet het nu verder. Hij roept welmenend: sla toch acht op die grote zaligheid.
Wie ongehoorzaam blijft, tegen die zal eenmaal klinken: je hebt niet gewild dat ik Koning over je zou zijn. Paulus: wij weten de schrik des Heeren bewegen de mensen tot het geloof. Tot Christus. Het geloof in Hem. Hartelijke overgave aan die gezegende Borg en Middelaar. Mag dat zomaar dominee? Moet ik niet eerst wat netter gaan leven, mij wat opknappen. Dan wil de Heere mij wel aanzien. Zou dat lukken? God rechtvaardigt goddeloze. Mensen die het belijden ik heb de rampzaligheid verdiend. Wees mij de zondaar genadig.
Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo’n grote zaligheid geen acht nemen? O die zaligheid die is zo groot. De apostel zegt: wat geen oog heeft gezien, geen oor gehoord en in geen mensenhart is opgeklommen. De schrijver van de Hebreeënbrief houdt het degene die het moeilijk hebben: ziet toch op die grote zaligheid. Zie toch op die Zaligmaker. Die naar deze wereld kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was.
Gemeente, mogen we delen in die zaligheid? Heb toch geen rust. Door genade alleen. Mag weten. Mee zingen met het hart. Die God is onze zaligheid, mijn zaligheid. Wie zou Hem niet met eerbied prijzen. Hier in beginsel en straks volmaakt. Van dat eeuwige welbehagen. Of kunt u nog niet meezingen? Haast u om uws levens wil. Haast u tot Hem. Die nog nooit ene zondaar heeft afgewezen.
Ik was eens in het ziekenhuis bij iemand die lag voor de poorten van de eeuwigheid. De man zei: voor mij kan het niet meer. Teveel gezondigd. Ik heb hem gevraagd: weet u een zondaar die door de Heere is afgewezen? Hij dacht diep na, hij had veel Bijbelkennis. Nee, ik weet geen voorbeeld van iemand die Hij heeft afgewezen. Het is waar: die tot Hem komt zal Hij geenszins uitwerpen. Nog is het de dag der zaligheid. Amen.
Zondag 10 november 2019 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. J. Joppe – Schriftlezing Hebreeën 2