Paulus wijst erop dat de we de profetieën niet moeten verachten. In de kerkgeschiedenis zijn vele voorbeelden van profetieën, zoals Charles Haddon Spurgeon en Betsie ten Boom. Goede preken zijn profetisch: ze duiden de tijd en ons leven in het licht van Gods Woord. De Geest schenkt gaven aan de gemeente en aan gelovigen; staan we daarvoor open? We moeten niet met deze gaven te koop lopen, maar in alle eenvoud ze inzetten, bijvoorbeeld door het schrijven van een kaartje, met een Woord van God erop. Het is belangrijk om de gave van profetie te toetsen. Paulus geeft vier criteria: (1) in lijn met de Schrift, (2) het leven van degene die het uitspreekt, (3) de uitkomst en (4) de gave van onderscheid, die de Geest ons geeft.  

‘Veracht de profetieën niet.’

1 Thessalonicenzen 5:20

De preek wil ik beginnen met twee verhalen die echt gebeurd zijn.

  1. Het eerste gaat over een jongetje van 10 jaar oud, hij heette Charles. Charles mocht eens een paar nachtjes logeren bij zijn opa. Zijn opa was een dominee. Terwijl Charles daar logeerde, logeerde er ook een zendeling tegelijkertijd. Die man ging wat eerder weg. Op de dag dat hij weg ging, ging de familie met elkaar in gebed. Ze zongen ook liederen. Die zendeling nam Charles op schoot. Hij zei: dit jongetje, dat nu op mij knie zit, zal eens het evangelie verkondigen. Hij zal spreken voor grote menigten. Ik ben ervan overtuigd dat hij zal preken in de kerk van Rowland Hill, een van de grootste kerken van Londen. Beloof mij, zei hij, als jij predikant bent, dat je dan het lied laat zingen: ‘God moves in a mysterious way, His wonders to perform.’ Hij werd inderdaad predikant – Charles Spurgeon. In Londen. Hij werd inderdaad gevraagd daar te spreken, in die kerk. Hij liet toen zingen: ‘God moves in a mysterious way.’ Dat is het eerste verhaal dat ik zou willen vertellen.
  2. Het tweede gaat over een vrouw van 59 jaar. Ze woonde in Haarlem. In de Barteljorisstraat. Misschien bent u weleens in haar huis geweest. Elizabeth ten Boom; Betsie. Misschien kent u haar verhaal. In de oorlog, het was een doorgangshuis voor onderduikers, is ze opgepakt en opgesloten in concentratiekamp in Ravensbrück. Betsie is daar gestorven. Drie dagen voordat ze is gestorven heeft ze een visioen gekregen. In dat visioen zag ze hoe zij het evangelie verkondigden in Duitsland. Dat ze op de plek waar het concentratiekamp stond, dat ze daar de liefde van Jezus brachten. En dat ze ook over de hele wereld de liefde van Christus zouden verkondigen en brengen. Toen ze dat visioen had gekregen, deelde ze dat met Corrie. Joh, zei die, dat kan niet. We hebben helemaal geen geld om de wereld over te reizen. Betsie die liet zich niet uit het veld slaan: daar zal de Heere wel voor zorgen. Psalm 50 haalde ze aan: van God zijn de dieren op duizend bergen. We verkopen dan toch gewoon een paar koeien en dan hebben we weer geld! Drie dagen later is Betsie gestorven. Ze is niet zo bekend geworden. Haar zus wel. Die is bekend als de ‘zwerfster voor God’. Ze is de hele wereld inderdaad overgegaan om het evangelie te verkondigen – ook in Duitsland, ook in Ravensbrück. Zelfs een kampbewaarder heeft ze de liefde mogen geven en verkondigen. Precies zoals Betsie had voorzegd. Nou, dat was heel duidelijk een profetie geweest, die Betsie had ontvangen en die deze zendeling had ontvangen. Een woord, duidelijk, van God, voor hen.

Nou, wij hebben als gemeente een paar weken geleden het Pinksterfeest gevierd. Met elkaar gevierd dat God Zijn Geest heeft geschonken aan Zijn gemeente. De Geest (zo beleden we met de Catechismus) die ons deelgenoot maakt aan Christus en aan Zijn schatten en gaven. Hij heeft ook gaven meegenomen om uit te delen – dat doet Hij nog. Hij deelt gaven uit aan de gelovigen, waarmee we elkaar kunnen dienen. De een die gave, de ander deze. De een krijt de gave van de bemoediging, de ander de gave van onderwijs om het Woord uit te kunnen leggen, weer een ander wijsheid, onderwijs, tongentaal, profetie.

Die laatste is misschien wel de belangrijkste, van de gaven die de Geest schenkt. Dat zegt Paulus althans. Die gave staat op één. Streef vooral naar de gave van de profetie (1 Korinthe 14). Vooral daarnaar dat u mag profeteren. Dat vindt hij de belangrijkste gave omdat de gemeente nog het meest daardoor wordt opgebouwd – nog meer dan door een genezing of tongentaal (want daarmee bouw je alleen jezelf op).

Wat is een profetie? Ik zou het op een paar manieren willen omschrijven. Iemand zegt dan wat God ons vandaag te zeggen heeft. Of ook zo: wie profeteert kan een concrete situatie duiden in het licht van Gods Woord. Of, nog anders, die zegt wat de wil van God is voor een mens of gemeente. Zoals Richard Knill, over Charles Spurgeon. Of Betsie over Corrie. Wat zij zeiden kwam niet voort uit natuurlijk inzicht, maar als een gave van God. Hij schenkt die gaven van profetie aan de gemeente.

In de bijbel zie je dat duidelijk op de eerste pinksterdag, in Jeruzalem. Met de discipelen, dat is opvallend. Ze gingen spreken. De mensen hoorden hen over de grote werken van God spreken. Ze hoorden Petrus preken. Alleen van hem zijn de woorden vastgelegd (Handelingen 2). Misschien heeft u er ook wel over gehoord, iets uit die preek. Ja, wat hij hield, zouden wij een preek noemen. Hij legde de bijbel uit – profetieën, psalmen. Hij vertelde dat die in vervulling waren gegaan. Wij noemen dat preken. Petrus noemde dat zelf profeteren. Zo duidde hij zijn eigen preek.

Ik zal hem citeren, Handelingen 2:17, dit is (wat jullie nu zien gebeuren) wat gesproken is door Joël. Het zal zijn dat Ik zal uitstorten op alle vlees, uw zonen en dochters zullen profeteren. Hij duidde zijn eigen preek als een vorm van profeteren. Bijbels gezien is preken profeteren. Een goede preek is een profetische preek. In een goede preek wordt het woord van God uitgelegd, maar ook zo dat het ergens op slaat, vandaag, in ons leven. Er wordt een brug geslagen: tussen het oude woord en de moderne tijd. Het Woord heeft iets te zeggen in ons leven, voor de gemeente; dat je dat aanvoelt!

Dat is de meest gebruikelijke vorm van profetie, denk ik, Bijbels gesproken. Niet de enige vorm. De Geest kan ook andere middelen gebruiken dan preken. Een droom, visioen, ingeving. Om de wil van God door te geven, vandaag. Dus dat zijn middelen die de Geest kan gebruiken om het licht van God te brengen.

Dit werk van de Geest moeten we niet uitblussen, zegt Paulus als eerste in de tekst (vers 19). Blijkbaar kan dat dus wel. Blijkbaar kunnen wij de Geest in Zijn manifestaties tegenstaan, onderdrukken, uitdoven zelfs. Zoals je dat met een kampvuur kunt doven. Iets om rekening mee te houden – want dat moeten we niet doen. Wel, als je bijvoorbeeld, de vlam in de pan krijgt, in de keuken. Dat is gevaarlijk. Vuur in huis, in de keuken, is gevaarlijk. Vuur in de kerk is niet gevaarlijk, zegt de apostel. Het is eigenlijk noodzakelijk. Als hier het vuur oplaait, moet je dat vooral niet blussen.

Hoe zou je dat kunnen doen, uitblussen? In je eigen leven of leven van anderen. Wat zou je denken? Misschien door nooit aandacht te hebben voor de Geest en Zijn gaven? Of door de gaven die Hij je schonk niet te gebruiken? Doordat je je niet inzet in de gemeente? Aan de kant blijft staan. Dat zijn manieren waarop we de Geest de ruimte kunnen ontnemen. Nou, dat is denk ik wel een valkuil voor ons persoonlijk, maar ook voor ons als gemeente denk ik wel. Ik zat de denken bij de voorbereiding: ja, hoeveel aandacht hebben wij voor de gaven van de Geest? Hoe vaak krijgen we onderwijs in diensten, catechisatie, huisbezoek? Is er ruimte (het zijn spannende vragen) voor profetieën in de samenkomst, om dat te uiten? Of om in tongen te bidden? Ik zat de denken, je mag niet zingen nu (anders stoot je aerosolen uit), maar wel in je geest, in je hart.

Ik moest denken aan een ervaring die ik ieder jaar opdoe, als ik belijdeniscatechisatie geef. Elk jaar komt het onderwerp Heilige Geest, met vrucht en gave, aan de orde. De les verloopt hetzelfde ieder jaar. Een introductie, ik vertel iets. Ik vraag dan: wat roept het bij je op? En veel jongeren zeggen dan: nou, dominee, dat zal best wel bijbels zijn, maar van mij hoeft het niet. Ik vind het vreemd en het voelt ongemakkelijk. Dan lezen we de bijbel en aan het einde van de les zeggen ze altijd: wat is dat eigenlijk mooi! Waarom hoorden we daar nooit eerder over? We hebben misschien in ons soort gemeenten hier te weinig aandacht voor. De gaven zijn waardevol als ze ook worden gebruikt. Daar gaat het om – wat de catechismus zegt (tot nut en heil van andere gemeenteleden).

Nou, ik wil u daarom ook graag stimuleren om de gaven, die de Geest u heeft geschonken, om die te gebruiken. Ga er maar vanuit als je verbonden bent met Christus, dat je gaven ontvangen hebt. Als je een woord op je hart krijgt, waarom zou je het niet doorgeven? Geen heisa van maken, zo van: ik heb een woord van God voor jou. Nee. Schrijf het gewoon op een kaartje. Vertel het op een Bijbelkring. Als het van God is, merkt die ander dat. Soms merk je het niet altijd.

  • Ik had pas zelf een zuster uit de lijn, ziek, uit de gemeente. Ik hing op. Ging iets anders doen. Kwam daarna een lied van Sela in mijn gedachten. Dat bleef bij mij. Ik stuurde het maar naar haar via de app. Misschien heb je er iets aan.
  • Ander voorbeeld, je bent betrokken in clubwerk of huisbezoek. Vraag: Heere, schenk mij de gaven van de profetie. Wilt U door mij heen spreken? Dat ik niet mijn eigen ideetjes verkondig, maar mag spreken naar de mening van Uw Geest? En dat de mensen die ik ontmoet, mogen worden opgebouwd.
  • Als je merkt dat je bewogenheid hebt met mensen van buiten de kerk, en je maakt makkelijk contact, gebruik die gave dan, gebruik je contacten. Bid voor hen. Neem ze mee naar de kerk. Of naar de Alphacursus.
  • Voorbeeld van een broeder. Hij heeft een huishoudster. Als zij komt, bidden ze eerst met elkaar voor haar (hij en zijn vrouw), waar ze bij is. Prachtig voorbeeld. Zo mogen we oefenen en de gaven gebruiken!

Dan blus je de Geest niet uit, maar wakker je de gaven juist aan. Daar roept Paulus Timotheüs toe op. Hij schrijft aan hem (2 Timotheüs 1:6): ik herinner u aan de genadegave, die in u is, aan te wakkeren, want God geeft een Geest van kracht, liefde en bezonnenheid.

Twee valkuilen

Paulus gaat door op de gaven van de profetie, hoe we daarmee om moeten gaan. En wat hij dan zegt is dat hij twee valkuilen aanwijst die we moeten vermijden: (a) dat we alles wat in Gods naam wordt gezegd, voor zoete koek slikken en (b) de andere valkuil: dat we alles wat in Gods naam wordt gezegd, te snel aan de kant leggen.

De eerste valkuil (vers 20): veracht de profetieën niet. Leg het niet te snel terzijde. Ja, hoe zou dat kunnen? Nou, ik zei net: als er goed wordt gepreekt, wordt er geprofeteerd. Niet slapen tijdens de preek. Of, en, erop bedacht zijn wat God tot je te zeggen heeft. Ik laat voor de preek vaak Psalm 85 vers 3 zingen: om opmerkzaam te zijn. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. Goed om daarop bedacht te zijn, als je in de kerk zit. Als je een Bijbelkring bijwoont, als je stille tijd houdt. Niet verachten door onbedachtzaamheid of onverschilligheid. Of door overdreven conservatisme: God kán door Zijn Geest nieuwe wegen te wijzen. Niet uit vleselijke behoudzucht elke verandering af te wijzen. De theoloog Packer zegt ergens (hij staat in de traditie van de puriteinen): ‘Sommige christenen denken dat trouw zijn aan God betekent trouw zijn aan oude gewoonten. Maar de Geest is niet sentimenteel, Hij houdt van verandering. Hij verandert structuren en harten. Vormen die dienstbaar zijn, moeten overeind blijven, maar alles wat in de weg staat, moet weg.’ We mogen openstaan voor wat de Geest zegt. Veracht de profetieën niet.

Andere valkuil is, dat we alles wat in Gods naam wordt gezegd, dat we dat voor zoete koek slikken. Dat kan ook niet. Dat kan wél met de profetieën uit de bijbel – die kan je klakkeloos aannemen (wel door geloof, maar die hoef je niet te toetsen). Maar dat geldt niet voor nieuwe profetieën en profeten. Die kunnen zich vergissen. Een ingeving kan uit eigen inzichten opkomen. Iemand kan een verkeerde conclusie eraan verbinden. Dat is iets waardoor we elke profetie moeten toetsen.

Ik begon de preek met twee profetieën die wél uitkwamen, maar ik kan ook veel voorbeelden opnoemen die niet zijn uitgekomen. Vandaag worden er ook veel profetieën gegeven die niet uitkomen. Dat is iets om op bedacht te zijn. Jezus heeft gezegd dat er in de einddtijd (de tijd waarin wij leven) veel valse profeten in de kerk zullen opstaan, die velen zullen misleiden. We zijn gewaarschuwd! We kunnen een moderne profetie dus nooit klakkeloos aannemen. Niet alles voor zoete koek slikken wat vanaf de kansel wordt gezegd, niet alles op YouTube door een evangelist of christen – de man of vrouw kan er naast zitten.

Toetsen (‘factchecking’)

We doen er goed aan om het voorbeeld van Berea te volgen (Handelingen 17:11): ze ontvingen het woord met grote bereidwilligheid, maar onderzochten dagelijks de schriften om te zien of het zo was. Ze deden, om zo te zeggen, aan factchecking (zoals wij dat nu noemen).

Waar kan je profetieën aan toetsen?

  1. Aan de Bijbel zelf
  2. Aan het leven van degene die profeteert
  3. Aan de uitkomst
  4. Aan de Geest

We moeten ze beproeven en toetsen. Vraag je zelf af: stemt wat deze beste man zegt, overeen met de leer en ethiek van de Schrift? Als dat niet zo is, is het niet van God. Geen twijfel over mogelijk? Klopt het wat de Bijbel zegt. Tweede: hoe leeft deze man of vrouw? En wat is de vrucht van deze profetie? Is deze boodschap opbouwend? Jezus zei (Mattheus 6:7, dacht ik): aan de vruchten kan je de boom kennen. Ware profeten van valse onderscheiden. Derde, heel voor de hand liggend: kijk naar de uitkomst. Soms moet de tijd het leren – of het uit komt of niet. Betsie en Richard Knill: met de eerste twee had je niet veel kunnen doen, maar met derde wel. Mozes zegt: wanneer het niet gebeurt, dan is dat het woord dat de Heere niet gesproken heeft. Heel nuchter. Vierde criterium om te kunnen onderscheiden: we hebben de Geest ervoor nodig. De gaven van de onderscheiding (1 Korinthe 12). Om fijngevoeligheid om te kunnen onderscheiden. Zo zijn we geroepen wat er in de gemeente er daarbuiten wordt gezegd. Beproef alle dingen.

En dan het laatste, aan het slot trekt de apostel nog een hele nuchtere conclusie, een toepassing eigenlijk (vers 21 en 22): behoud (wat uit die toetsing komt) het goede, onthoud u van elke vorm van kwaad. En daar gaat het om. Kijk, als het gaat om profetieën en gaven van de Geest, dan vinden we dat snel bijzonder en mooi. Maar het gaat niet om het bijzondere. Wij zijn geneigd om op het spectaculaire te letten. Maar het gaat erom dat we dóen wat God zegt (en niet doen wat Hij niet zegt). Wat na toetsing ongezond en afbrekend is, moeten we wegdoen. En het geheim is natuurlijk om tussen het een en het ander te kunnen onderscheiden. Daarvoor hebben we de Geest, het Woord en elkaar nodig. Daarom:

‘Blus de Geest niet uit.
Veracht de profetieën niet.
Beproef alle dingen, behoud het goede.
Onthoud u van elke vorm van kwaad.’

Amen.

Uw heilleer wordt door mij alom verbreid;
‘k Bedwing mijn tong en lippen niet;
Gij weet het, HEER, die alles ziet.
Mijn hart verbergt nooit Uw gerechtigheid;
Uw waarheid doe ik horen;
Uw heil, den mens beschoren,
Vloeit daaglijks uit mijn mond;
Uw gunst, Uw trouw, Uw woord
En Godsgeheimen, hoort
Uw talrijk volk in ’t rond.

– Psalm 40 vers 5 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 28 juni 2020. Aanvangsttekst 1 Korinthe 14:1. Schriftlezing 1 Korinthe 14:1-5 en 1 Thessalonicenzen 5:16-22. Belijdenis van het geloof met Apostolicum en Zondag 20 en 21 (vr. & antw. 55) van de Heidelbergse Catechismus.