In het Hogepriesterlijk gebed bidt Jezus om bewaring van de Zijnen. Dat is nodig, omdat het gevaarlijk is in de wereld. Al te vaak willen we als, ook als gelovigen, als toerist leven in plaats van als pelgrim. Het laatste wat Jezus voor de Zijnen doet, voor Hij sterft, is niet hen oproepen tot actie of om zich te beschermen; maar Hij bidt om bewaring. Dat is troostrijk. Gods glorie wordt zichtbaar als Jezus aan het kruis hangt! In de liefde van God tot het bittere einde. Daar, op dat moment, in dat uur, gaat God werkelijk stralen. 

Gemeente van Jezus Christus, ik zie haar nog zitten, tussen haar steeds wordende zonen in. Ze straalde altijd iets uit van waardigheid, van trots ook wel. En dan niet die lelijke trots, van: kijk mij eens. Ook niet oppervlakkige trots van status, als je iets hebt waar je mee kunt showen, als je weet dat anderen naar je kijken. Nee, een ander soort trots. Dat je je doel bereikt. In haar geval was dat het doel van haar kinderen op een goede manier groot brengen. In je eentje. Moeder en vader tegelijk. Keihard werken, alles geven. Zonder dat je daar hard en verbeten van wordt. Dat kan natuurlijk: dat je zo een hard mens wordt. Maar ze leefde uit de kracht en hulp van God. Niet opgeven bij tegenslagen; je doel niet loslaten; ook weten van genade; kunnen lachen, om  jezelf ook. Dat straalde ze uit: menselijke waardigheid, dankbare trots.

Ik moest aan haar denken toen ik bezig was met die woorden van Jezus. Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon ook U verheerlijkt. Het is een hele moeilijke tekst die we hebben gelezen, vind ik. Niet alleen om te begrijpen en te lezen, maar ook om in te komen. Typische woorden van Jezus en Johannes. Zoals heerlijkheid, glorie. Een beetje vreemd. Niet zo toegankelijk voor ons. Dat iets zichtbaar wordt, gaat stralen van de majesteit, glorie, waardigheid van God. Het woord eronder betekent ‘gewicht’. Iets van gewicht en waarde. Dat de glorie van God mag gaan stralen. Daarmee begint Jezus.

De vraag is natuurlijk, wat zie je dan? Ik zag die vrouw voor me. Je kunt bij glorie en heerlijkheid ook andere dingen zien. Bijvoorbeeld de koning in zijn gouden koets. Glorie van het koningschap. Of een team dat gehuldigd wordt, na een overwinning, met een schaal of beker, dansende massa. Glorie van de overwinning. Of vlaggen, adelaars, parades waarmee een leider wil laten zien hoe groot hij is. Ook in de stad zie je dat ook, iets van hoe belangrijk een stad is, zie je in de gebouwen. Vroeger vaak de kerktoren of de grootste kerk die er in de omgeving was, nu de gebouwen van de multinationals, de blinkende kathedralen van de economie.

Je kunt deze heerlijkheid op God toepassen. Maar God is nog groter. Nog stralender, nog gewichtiger. De tempel was daarop gericht. Al dat goud, schoonheid, muziek, wierook, priesterkleding: die lieten je iets beseffen van de glorie van God. En oude kathedralen en kerkgebouwen willen dat ook doen. Denk ook bijvoorbeeld aan het orgel, als dat op volle sterkte speelt. En bij worshipmuziek, in de muziek wordt je weggetrokken uit het gewone leven, om iets te beseffen van de grootheid van God.

Als we alleen op deze manier naar de glorie kijken, denk ik dat we de glorie missen. Want die is net weer anders dan deze stralende grootheid. Het is niet wat wij bij glorie zien en dan in het kwadraat voor God. Nee, Jezus begint Zijn gebed: Vader, het uur is gekomen. En dat is het uur van Zijn kruisiging, dood. Het zijn Zijn laatste woorden, voordat Hij gevangen wordt genomen. In het Johannesevangelie is die kruisiging ook de verheerlijking, de verhoging. De glorie, de grootheid wordt zichtbaar als Jezus aan het kruis hangt! In die liefde van God tot dat bittere einde. De liefde waarmee Hij de wereld zó heeft liefgehad. Daar, op dat moment, in dat uur, gaat God werkelijk stralen.

Ik moest ook denken aan het woord ‘shinen’. Lelijk woord, half Nederlands en Engels. Ik hoor het jongeren nogal eens gebruiken. Vergeet dit niet: God ‘shint’ ook. Niet zoals de Kardashians, of welke mega-mensen of grootheden. Maar zoals die vrouw, die ik beschreef aan het begin. Die duizend keer dan die ‘shining’-beroemdheden of machtigen van de aarde, laat zien van de grootheid van God. In haar gewone leven. Misschien meer zelfs dan in een schitterende kathedraal. In haar werd iets zichtbaar van die grote, taaie liefde van God. Die wil niet gaan schijnen in de wereld, maar in jouw gewone, vaak ingewikkelde leven.

Dat is wat Jezus bidt. Laat zien, Vader, wie Wij samen zijn! Laat dat gaan stralen. Niet in goud, muziek, tempel. Misschien sprak Hij het uit terwijl ze de tempel konden zien. Niet in een Jezus die wordt toegejuicht door mensen. Maar in Mij, die buiten de stad lijdt en sterft. Daarin straalt de glorie van God.

Het is een heerlijkheid die niet op zichzelf is gericht. Maar die juist naar anderen toestraalt. Dat is zo anders dan heel veel van dat ‘shinen’ van ons. Het ‘shinen’ van ons is om de aandacht te trekken. Of dat nu in de groep is, of van je buurman, of dat dat op de sociale media is met het aantal volgers. Het ‘shinen’ van de selfie, is dat, op jou gericht. Maar er is ook een ander ‘shinen’. Dat is op anderen gericht. Dat straalt uit, zou je kunnen zeggen. Ik denk dat we daar allemaal van bekeerd moeten worden. Of je daar nu veel of minder mee bezig bent. Dat je uiteindelijk de aandacht naar je toetrekt, nadat je het uitstraalt. En wie, in Jezus, die uitstralende glorie van God heeft ontdekt, ja die raakt bekeerd. Die verandert. Die kent het geheim van het leven. Jezus zegt: die heeft het eeuwige leven. Dat is niet dat je na de dood eeuwig bij God mag zijn, maar het is een kwaliteit van leven: dat je nooit dood gaat. Je mag dan altijd bij God zijn. Dat zij U kennen, dat is het eeuwige leven. Daar komt het op aan.

Opdat wij God echt zullen kennen, horen we Jezus bidden. We mogen meeluisteren in dit gesprek. Als je het leest, telkens weer, dan denk je: er zit zo ongelofelijk veel in. Je kunt maar een procentje bevatten en iets daar over zeggen. Het wordt het Hogepriesterlijk gebed genoemd. Hoewel, zowel Jezus als Johannes spreken helemaal niet over een Hogepriester. Misschien kan je het zo zien: als we dit gebed horen, dat we net als de Hogepriester in het Oude Testament, dat je in het allerheiligste komt, in het heilige der heiligen. Met onze oren tegen de deur van het heiligdom. Meeluisteren wat daar wordt gezegd. Wat gaat er in God om? Dat dat mag! Die Hogepriester mocht maar een keer per jaar naar binnen. Maar wij mogen meeluisteren.

Ds. Jan Koopmans was predikant in de Noorderkerk in Amsterdam, waar ik nu predikant ben. Ik las dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog, over deze tekst preekt in een belijdenisdienst. Hij zegt: ‘Jezus bidt tot de Vader. Tot uitnemende vertroosting: voor het oor van de discipelen. Behoren tot de kerk wil zeggen dat je geborgen bent in het gebed van Jezus.’ Geloven betekent dat je geborgen bent in het gebed van Jezus. Dat is wel vertroostend, ja. Dat je kan denken: geloven is meer dan mijn bidden, meer dan wat ik moet doen. Weten en vertrouwen dat er Eén is die voor je bidt. Daarom mogen we meeluisteren. En het gebed ter harte nemen.

Deze zondag heet Wezenzondag. Uitspraak van Jezus, een hoofdstuk terug: Ik zal jullie geen wezen laten. We zullen nooit wezen laten. We zijn nooit alleen. Al ben je een wees. Dat kan aangrijpend zijn. Mijn vader en moeder hebben me verlaten of afgestaan. Al voel je je verweesd. Dat je je alleen voelt. Niemand begrijpt mij, niemand kan mij helpen. Al ben je in het geloof verweesd, dat je nauwelijks meer weet hoe je moet bidden omdat het hypocriet voelt, omdat er zoveel vragen zijn. Wat voor zin heeft het allemaal? Het evangelie is goed nieuws: Hij bidt voor ons.

Hij bidt tot Zijn Vader. Het is een priesterlijk gebed: Hij bidt niet voor Zichzelf. Maar voor Zijn leerlingen. Die apostelen, maar ook voor allen die gaan geloven. Er is die uitstralende glorie, die uitstraalt op wie God Hem geeft. Voor wie Hij Zijn werk heeft volbracht.

Hij noemt Zichzelf de goede Herder. Een Herder is niet voor zichzelf bezig. Een goede Herder geeft Zijn leven voor de schapen. Dat het goedkomt met de schapen. Dat het goed met ze gaat. Dat ze bewaard worden.

En dan is er zo’n zinnetje waar je over kunt struikelen, denk ik. Ik bid voor hen, dat is mooi, dat kan moed geven. Maar: Ik bid niet voor de wereld. Dat kan een beetje eng of sektarisch overkomen. Krijg je het beeld misschien van die uitverkorenen, een speciaal groepje van God die Hij eruit haalt. De massa zijn de verdoemden. Misschien kunt u dat in theorie wel volgen, maar als je dan nadenkt over je vriendin, die niet gelooft, of je zoon, je broer, of als je denkt aan jezelf, dat kan soms ook wel, dat je denkt: hoor ik erbij? Met empathie en liefde naar de wereld om je heen kijkt, ja, dan is het nogal wat. Ds. Abma, van Gouda, bij wie ik ooit stage liep zei: ‘Als je denkt dat de hele wereld naar de hel gaat, word je gek.’

Goed om verder te gaan in het gebed. Er is toch ook weer niet een absolute scheiding. Ook hier werkt de logica van de uitverkiezing. God kiest mensen uit, ten dienste van de ander. Uiteindelijk voor de wereld. Vandaar ‘heiligen’ en ‘zenden’. Niet Ik bid niet voor de wereld en daarmee basta. Maar Ik bid voor de wereld, Ik zend jullie in de wereld. Jullie worden geheiligd – dat is Bijbelse taal. Uit te stralen in de wereld.

Denk aan een donkere stad. Nergens licht. En dan komt er een figuur en die heeft vuur bij zich. En die deelt dat uit aan anderen. En zo, langzamerhand, verspreid het licht. Belangrijk dat degenen die het vuur hebben, het niet kwijtraken, niet laten doven.

Zo kan je zeggen: Jezus bidt voor degenen die Gij Mij hebt gegeven. Dat zij het licht niet kwijtraken – dat zou voor henzelf en de wereld funest zijn. Daarom bidt Hij om bewaring. Bewaar hen, die Gij Mij gegeven hebt. Dat U hen bewaard voor de boze. Niet wegleggen, maar beschermen. Beschermen tegen gevaar, slechte invloeden van buiten.

En bewaar U ze in de Naam van God. Dat is een typische Johannes-uitdrukking. De Naam van God wordt in de Bijbel wel een sterke toren genoemd. De Naam van God is wie God is, waar Hij voor staat. Dat is een veilige plek, een ‘safe house’, een asielplek, waar je veilig bent. Bewaar ze bij U, Heere God. Dat vind ik mooi. Niet: geef ze kracht dat ze dikke muren bouwen als bescherming. Zorg dat ze zich terugtrekken op een veilig gebied van behoudende kerk of radicale strijdgroep. Nee, Hij bidt dat we in de Naam van de Vader veilig zijn. En zo één zijn, met de Vader, Zoon en elkaar. Dat we verbonden blijven. Glorie die uitstraalt. Jezus is niet meer op aarde; maar dat die glorie toch blijft stralen, door ons heen.

En, dat is natuurlijk wel belangrijk, dat Hij bidt om bewaring. Dat betekent dat je niet onaantastbaar bent. Dat je niet moet denken: geloven, oké, dat zal wel doorgaan, makkie! Ook niet denken dat deze wereld een pretpark is. Nee de wereld is een gevaarlijke plek. Ik moest denken aan het boek van John Bunyan, De Christenreis. Ongelofelijk veel gelezen, in deze tijd wat minder. Het is een beetje een eng boek – ‘The Lord of the Rings’-achtig. Tegenstand, verleiding, ook hulp, maar toch. Ik moest denken, het lijkt ouderwets. Het idee zit erin dat we pelgrims zijn. We zijn op een moeilijke tocht in het leven, naar de toekomst van God. Dat vraagt veel en is heel spannend, zowel in positieve als negatieve zin. Spannend in de zin van dat er veel gebeurd in je leven. Maar ook dat het gevaarlijk is. Ik dacht, wij voelen ons als gelovigen veel minder pelgrims. Wij geloven en leven als toerist. Toerist is heel comfortabel. Behalve als het goed mis gaat. Meestal is toerist-zijn lekker, leuke ervaring opdoen. Zo vaak mogelijk. We hebben het idee, denk ik, dat dat doorwerkt in geloven. Geloven als een leuke vakantie. Dat God ons op die manier een goed gelovig leven geeft.

Maar Jezus bidt dat we in de wereld in de gevaarlijke wereld leven. Dat er de boze is, die aan ons trekt. We moeten bewaard worden. Het is een goede vraag die we ons moeten stellen: wat betekent het dat Jezus dit voor ons bidt? Wat zijn mijn verlangens in het leven? Hoe kijk ik naar wat geloven van me vraagt? Voor wat ik wil uitstralen in de wereld? Wil ik als toerist leven of als pelgrim?

Nu, als je die vraag tot je door laat dringen, kan het kritisch zijn. Een troost dan, dat Jezus dit bidt. Het is het laatste wat Hij zegt, voordat Hij gaat. Niet een oproep, aanvuren of gebod. Dat heeft Hij al gedaan. Met Hem verbonden moeten blijven, dat heeft Hij al gedaan. Maar het laatste is dat Hij voor hen bidt. Dat is toch een grote troost. We Zijn van de Vader aan Jezus gegeven, en Hij bidt dat we bewaard mogen worden. Kritische vragen zijn er over het ‘shinen’ en de glorie van God, de vraag van toerist en pelgrim; maar blijft staan: Hij bidt voor ons. Jezus bidt dit! Die Herder. Die niet voor Zijn eigen glorie kiest, ten koste van ons, maar wiens glorie en grootheid verbonden is met Zijn Vader en de mensen die Hem zijn gegeven. Met u, jou, mij. Die in Hem het geheim van het leven, het eeuwige leven, hebben gevonden. Dat we in Hem onze troost en vreugde mogen vinden. Hij die blijft stralen, ook vandaag, ook in onze tijd, wat er ook gebeurt en gaat gebeuren. Hij blijft stralen en bidden. Amen.

Amen.

O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij uw naam in ‘t oor,
uw naam die mij geloven doet:
Gij gaat mij reddend voor.

Uw naam die onze wonden heelt
en ons met manna spijst,
die onze dood en zonde deelt
en onze vrees verdrijft.

Zolang Gij nog onzichtbaar zijt,
een zon diep in de nacht,
roep ik uw nadering reeds uit
omdat ik U verwacht.

O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij uw naam in ‘t oor,
als ik van alles scheiden moet
gaat nog die naam mij voor.

O naam, eeuwige ademtocht,
een sterveling ben ik,
als eens mijn eigen adem stokt
dan draagt mij uw muziek.

– Liedboek voor de Kerken, 1973, gezang 446

Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 24 mei 2020, 9:30 uur. Online dienst i.v.m. maatregelen coronavirus. Schriftlezing Johannes 17: 1-20.