David wil de Ark naar Jeruzalem halen. De Ark wordt echter niet gedragen (zoals voorgeschreven werd in de wet), maar op een ossenwagen vervoerd. Zo wilde David de Heere voor zijn karretje spannen. Dat project mislukt; de ossen struikelen, Uzza probeert de Ark nog tegen te houden, maar moet dit met de dood bekopen. Nadien doet David een tweede poging om de Ark naar Jeruzalem te brengen. Je zou verwachten dat hij het nu low profile aanpakt, maar het tegenoverstelde is waar: David huppelt en danst voor de Ark. Wij hoeven niet per se te dansen, maar je kunt wel van vreugde in de Heere opspringen. Liever uitbunding feestvieren voor de Heere dan hooghartig het volk van God verachten, zoals Michal, de dochter van Saul, deed.
Zou u het durven, zo dansen? Ik probeerde me het net tijdens het zingen voor te stellen. U, ik, jij huppelen voor de Heere God! Bent u wel eens heel blij geweest voor de Heere God. Dat kan! Zo blij dat je ervan moet springen en dansen. Dat is mooi. Maar tegelijk denk ik had ik ook wel mijn bedenkingen. Nou, nou, wel een beetje te he. Gelukkig was het een andere tijd en cultuur. Hoe bijbel getrouw we ook denken te zijn, dit hoeven we toch niet echt te doen. We hoeven toch niet per se David na te doen. Ik begrijp Michal wel. Die trotse koningsdochter. Ze schudt haar hoofd. Die aansteller. Met zijn overdreven geloof. Ben je de koning of Jantje Smit. Doe maar normaal dan doe je gek genoeg. Godsdienst moet eerbiedig zijn!
Het hele gebeuren begint wel met een gebrek aan eerbied. Maar niet met dansen. David besluit de Ark op te halen. Een kist van acacia hout maar overtrokken met God. Maar God kon je niet afbeelden, maar Hij woonde er. Het was Zijn troon. Of beter: het voetenbankje. Als het ware op die kist. Dan ben je dus op aarde het meest dicht bij God. De Ark stond bij Abinadab. In de woestijn. Al 20 jaar. De Ark was in de strijd gegooid. En daarmee was de Ark een magisch wondermiddel gemaakt. De naam van de Heere ijdel gebruiken is dat. God had voor de eer bedankt. De Filistijnen hadden de Ark buit gemaakt. Zij hadden ‘m in hun tempel gezet. Maar ze stuurden ‘m terug omdat het allerlei onheil opleverde. Abinadab leverde dicht bij de grens met de Filistijnen. Nu had David de Filistijnen verslagen. En hij laat de Ark ophalen.
David laat de Ark niet naar Silo brengen. Maar gelijk naar de hoofdstad brengen. Die stad net veroverd, hij noemt dat de stad van David. Het wordt niet alleen de politieke hoofdstad maar ook de godsdienstige. We zien David ook als priester optrede. Hij zegent en brengt offers. Hij wil God een goede plek geven. Waar de Ark hoort. Maar het gaat ook heel veel om hemzelf. Om zijn koningschap. Vandaar is het leger erbij. Met alle toeters en bellen. Komt het zien! De Ark komt naar de stad van David.
Maar die Ark dat is niet zomaar een gouden kist waarmee je kunt doen wat je wilt. We kunnen God niet zomaar beetpakken. David had dat goed kunnen weten. Nadat er was gebeurd met Hofni en Pinehas. Ze zetten de Ark op een nieuwe ossenwagen. Maar in de wet stond dat de Ark gedragen moest worden.
Dan gaat het mis. De runderen struikelen. De Ark dreigt er van af te vallen. Uzza doet wat wij zouden doen. Hij houdt de Ark tegen maar moet dit met de dood bekopen. Een triest einde van deze dag. Ik moest denken aan Koninginnedag, toen die auto in de menigte reed in Apeldoorn. Einde oefening.
Meer nog, deze gebeurtenis blijft als een graad in je keel stelen. Is dit niet te streng? Hij wil die Ark tegen houden. David wordt kwaad. Gebeurt zelden dat iemand kwaad wordt op God in de Bijbel. Waarom moest hij dood? Je kunt zeggen: omdat die Ark zo heilig is. Als gewoon mens mag je die niet aanraken. Hoogspanning levensgevaarlijk. Welke goede bedoeling ook, niet doen.
Maar een stapje dieper. Uzza is gewoon trieste slachtoffer van dit gebeuren. Het gaat om de hele onderneming. Het ongeluk met die runderen is Gods manier om het hele gebeuren te saboteren. Hier staat ‘onbedachtzaamheid’, maar het is een begrijp. God zegt: stop ermee. Maar Uzza wil het feest door laten gaan. David snapt er niets van. Hij wordt kwaad om die straf. En: wat is dit, dat God niet met mijn plannetje in stemt? Hoe moet die Ark in mijn stad komen? Hij is bang voor God…
Dan stallen ze die Ark maar weer. Bij Obed-Edom. Heel zijn huis wordt gezegend als die Ark daar staat. God is vrij! Wij spannen God op onze ossenwagen. Dat is een eeuwige verleiding. In de politiek flirten met een christendom. Flinterdun zonder Christus. Romantisch verlangen naar vroeger. Iedereen zou christen zijn geweest. Maar het gaat niet om een terugkeer naar God vandaag. Je gebruikt God of het christendom voor je eigen plannen. Ook in de kerk speelt dat. Dat het toch om ons gaan. Dat er bij ons veel mensen komen! Ja maar bij ons… Het gaat ook om God. En om onszelf. Dubbel. En persoonlijk: dat je plannen hebt. Keuzes maakt. Er kriebelt iets: daar ga ik voor. God betrekken we er ook nog even bij. Ten diepste weten we al wat we gaan kiezen. We kiezen voor onze prioriteiten. Dat is de ossenwagen. We zijn gelovig en vroom. God moet er bij. We hebben onze gebeden en een teken hier of daar.
Jongens en meisjes, je wilt iets gaan doen. Misschien vindt papa of mama het niet goed. Dan zeg je: ‘Annelies mag het ook van haar papa en mama.’ Je hebt het dan niet gevraagd. Je hoopte, als het van die mag, dan mag het vast wel. Dat kan met God ook. Dat je eigenlijk weet, van God mag het niet. Heere, wat wilt U? Als we onze eigen weg gaan dan kan opeens alles breken. Een Perez-Uzza: de breuk van Uzza. Een Perez-Uzza in je leven! God steekt iets tussen de wielen. Alles breekt. Wat denkt God wel?! Wij zijn toch ernstig. Ik doe mijn best voor de kerk, voor mijn gezin. Opeens een scheur. Zalig ben je als je dan met David een pas op de plaats maakt. O wacht even, ik doe het blijkbaar niet goed. We moeten wachten. Dat is lastig hè. Als je voor concrete keuzes staat. We krijgen meestal geen briefje uit de hemel. Dan is het goed om te wachten. Vragen en kijken en bidden en denken.
Er komt niet een profeet bij David. Geen stem in het gebed. Hij hoort gewoon een bericht. Die Obed-Edom is enorm gezegend. Hij denkt erover na. Dat betekent dat God weer goedgezind is. Dan gaat hij opnieuw de Ark ophalen. Je zou denken: nu low profile. Een beetje rustig.
Hij doet het wel anders. Geen ossenwagen. Maar de Ark wordt gedragen. Er worden offers gebracht. Na 6 stappen breng je een offer. Het is ongeveer 10 kilometer, dan zou hij meer dan 1000 offers hebben gebracht, dat zou dan 33 uur geduurd hebben (als je 2 minuten per offer rekent). Misschien een offer aan het begin en einde.
Het gaat er wel uitbundig aan toe. David huppelde. Het is dansen. De Statenvertalers hebben er ‘huppelen’ van gemaakt (zij hadden niet zoveel met ‘dansen’). Maar er staat uit alle macht dansen. Onder gejuich en met muziek. De Ark wordt begeleid. De grootste feestvierder is David. In een priesterhemd. Bijna naakt. Niet een mantel in vol ornaat.
Het gaat er niet om dat we moeten gaan dansen in de kerk of thuis. Hoewel het geen kwaad kan om een gedeelte heel letterlijk te nemen. Bij sommige van ons voelt dat heel ongemakkelijk of werken de gewrichten niet mee. Waarom zou je moeten gaan dansen? Wat kunnen we er wel mee?
Dat dansen is natuurlijk een uiting van vreugde en overgave. David gelooft uit alle macht. Hij heeft God met lichaam en ziel lief. Het kan niet op. De liefde voor Zijn eer. Overgave! Dat zou toch wel kunnen? Zouden we kunnen zeggen. Laat je godsdienst minder theorie en meer iets van een liefdesaffaire hebben (zoals de Engelse theoloog Chesterfield (?) zegt). Kunnen we God zo beminnen? Zo kerk zijn? Dat is best lastig. Je kunt vreugde niet maken. Je kunt je wel laten aansteken door aansteken. Door de Heere God! God hield van David. Na dat vergrijp. En dan toch nu die gunst. Een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven Zijn goedgunstigheid. Er is leven in Zijn liefde. Kijk mensen, dat is het geheim van onze God. Dat Hij het niet opgeeft. Dat Zijn liefde eeuwig is.
En dat zien we nog veel meer bij Davids grootste zoon. Jezus. De mensen vergrepen zich aan Hem. Hij, God onder ons. Liefdevol en goed. Wij kruisigen Hem. Wij moeten Hem niet. Boos en bang tegelijk voor Hem. Hij komt zo dichtbij. Dan is het afgelopen? Als jullie Mij niet willen…?! Dan zoek je het maar uit. Ik begin op een andere planeet?
Maar het pakt anders uit. Jezus gaat aan het kruis. Jood en heiden gooien Hem eruit. Hij gaat dwars door de dood en vernietiging heen. Door die onheilige bende die wij ervan maken. Hij verschijnt in en met het leven. Vrede zij met jullie. Dat is de reden om niet onbeweeglijk in de bank te blijven zitten. Afgemeten geloof. Karig. Nee. Uit alle macht zingen en dansen. God is goed. Zijn liefde duurt tot in eeuwigheid. David was een man naar Gods hart. Niet omdat hij zonder zonden was. Niet omdat het allemaal zuiver was. Maar dat was omdat hij zich kon overgeven. Laat je meenemen. Als dansen niet lukt met je voeten, doe het dan met je hart. Als het niet lukt met je lichaam, dan met je portemonnee. Met je huis. Zoals David royaal uitdeelde. Deze God is het meer dan waard.
Als dansen niet lukt met je voeten, doe het dan met je hart.
Of blijf je staan? Net als Michal? Trots. En je schud je hoofd. Zo makkelijk gaat het niet. Je ergert je aan die simpele gelovigen. Dat is hier anders dan in Amsterdam. Rare mensen, met God en hun geloof. Doe maar een beetje gewoon. Niet te. Niet zo gek doen hoor voor de Heere God. Als ik moet kiezen tussen Michal en haar trots (maar ze blijft er buiten, op een afstand), dan kies ik voor David, tussen zijn slavinnen. Met zijn priesterhemd. Liever een dwaas voor deze God dan een wijze voor de wereld. Liever veracht met God, dan erbij horen met je eigen levensproject en status. Dan maar liever dwaas. We hebben allemaal onze dwaasheid. 80 uur werken als een dwaas. Of gamen. Daarvoor gaan. Of voor je gezin. Alles wat in je is voor je gezin, gezondheid, hobby, reizen. Al je passie en liefde in kwijt kunt. We zullen een beetje dwaas blijven. Maar vanmorgen kijkt David u aan. Hij vraagt, met God, zonder woorden: deze God, die alles geeft en vraagt, wat is Hij je waard? Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 22 september 2019, 9:30 uur. Schriftlezing 2 Samuel 6:1-11 en 12-23 (tussendoor gezongen Psalm 97:1).