De gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom toont ons Gods werkzame lankmoedigheid. Ook nu legt God nog mest rondom onze levensboom. God wil dat wij vruchten dragen. Het Woord roept ons op tot geloof en bekering; wij zijn daar zelf voor verantwoordelijk. Voor hulp moeten we bij de goddelijke genade dienst (GGD) zijn, die is altijd open en er zijn geen wachtrijen.

De onvruchtbare vijgenboom

Hoe is het geweest, gisteravond? Nog een goede oudejaarsavond gehad? Kinderen, was het gezellig? Misschien een spelletje gedaan. Misschien wilde je opblijven. Misschien mocht je langer opblijven, tot 12 uur. Je wilde graag kijken naar het vuurwerk – al was er een verbod. Misschien was er van alles te zien. Heb je je ook nog even teruggetrokken? Dat vroeg ik gisteravond. Ben je zomaar even stil nog gaan denken over je levensboom? Heb je gezocht in de bladeren van de levensboom? Gekeken of er vrucht was? Of ben je dat vergeten? Misschien heeft je vader de bijbel gepakt, een psalm gelezen, of iets anders. Heeft hij toen zijn handen gevouwen en een gebed gedaan? Omdat je samen niet het jaar uit wilde zonder de Heere. Misschien was u alleen thuis, mijn oude vrind of vriendin. Je was alleen – daar hoef je niet oud voor te zijn. Maar, als het zo was, alleen, en Gods woord nog eens gepakt hebt, je leven bent nagegaan en gezocht naar vrucht, hoe is het geweest? Heb je vruchten gevonden? Ik vraag niet of je kunt pronken met de vrucht, maar heeft de Heere nog gewezen: Kijk, Mijn kind, dat is nu vrucht van mij. Ja, dat vruchtje ook. Dat zie je zelf niet als vrucht. Maar het is ook het drukken van de voetstappen van Christus, dat is ook vrucht. Uw vrucht is uit Mij gevonden? Of heb je doorgebracht in zotternij en gekkernij? Heeft de drank rijkelijk gevloeid? Toch maar naar de kerk gegaan.

Ik nam me voor, zeg je, om te vragen om bekering. Maar ja, die kwam binnen, die kwam nog langs. Je mocht er 4 laten komen, toch? En weet je, toen is het er niet van gekomen. Heb je geluk gehad! Gisteren stonden we in die wijngaard. God stond te kijken bij de boom. Je levensboom. Hij heeft geschud. Al 34 jaar geen vrucht…? Al 46 jaar geen vrucht…? Al 62 jaar geen vrucht…? Houw hem uit! Waartoe beslaat hij onnuttelijk de aarde? Dan heb je geluk gehad dat de wijngaardenier niet gekomen is met de zaag. Of houweel. De wortels moeten eruit! Wat heb je geluk gehad. Weet je, dan toont heel je leven Gods lankmoedigheid. Dat noem ik: Gods werkzame lankmoedigheid. Wat een wonder. Dat is echt een wonder. Ik hoop dat je ogen ervoor open gaan. Naar jezelf kijken, ook vanmorgen!

  1. Een pleitende wijngaardenier (vers 8)
  2. Een uitgesteld vonnis (vers 9)

Een pleitende wijngaardenier

Daar staan ze: die baas van die wijngaard. Daar staat die grote vijgenboom. Zo moeten we ons die voorstellen. Daar staan ze. Die baas heeft naar vrucht gezocht. En er was geen vrucht. Die wijngaardenier staat erbij. Hij wist echt wel dat er geen vrucht was. Dacht je dat hij nog nooit had gekeken? Een beetje hier zo liep, jij ook een schepje mest… hij was er druk mee. Gezocht naar vrucht. Zo’n prachtige boom. Daar staat hij. Nu heeft het bevel geklonken. Nu moet hij die boom, waar hij zoveel werk aan heeft gehad, gaan omzagen, wortels uit de grond. Buiten de muur van de wijngaard gaan verbranden. Dat doet pijn he.

Dan gaat ‘ie spreken in onze tekst. Vers 8. Heere, laat hem ook nog dit jaar totdat ik om hem gegraven en mest gelegd zal hebben. Als het ware zegt hij: heer van de wijngaard, o meester, o Heere, o luister eens: kijk het nu eens een jaartje aan. Zullen we het nog een jaartje aanzien? Ik zal alles in het werk gaan stellen. Opdat er toch vrucht is. Dat is het doel. Hij staat hier zonder vrucht. Hij neemt het zonlicht weg. Hij zuigt water op. Op deze plaats kunnen misschien wel 5 wijnranken komen te staan. We zagen de betekenis: God zoekt vrucht in ons leven. Is het u opgevallen dat God vrucht zoekt binnen de muren van de wijngaard. Dat ziet op de kerk! Dat is een wonder. Ik ken veel dorpsgenoten die weten dat helemaal niet. Die hebben wel een levensboom, maar die wordt niet bemest door het evangelie. Daar wordt geen werk aan verricht. Voor die mensen staat het al vast dat ze uitgehouwen zullen worden en het vuur in zullen gaan. Zie je de dorpsgenoten wel eens zo lopen? Wat komen wij veel tekort. We laten ze zo wegglijden de eeuwigheid in. Doe er eens wat mee. O wat een wonder, als je gebruikt wordt in Gods hand. Dat ze overgeplant worden. God is het zo waard.

Hoor je dat, ziel? Aan het begin van een nieuw jaar: die muur en die poort, die toegang, staat daar een bordje ‘Ger-punt-Gem-punt’? Nee. Dat ziet op de kerk overal op de wereld. God heeft je wel een plaatsje gegeven in een van de hoeken van de wijngaard. Dat is wel ‘Ger-punt-Gem-punt’. Weet je wat dat betekent? Als je het onder het Woord bent (wat zegt de geloofsbelijdenis) en waar de sacramenten bediend worden en de tucht werkt, met alle tekorten (van mij vooral), als je een plaatsje hebt, dan moet je daar blijven he. Kan niet zijn dat je een ander plaatsje opzoekt dat beter past of voelt. De Heere gaf een ander een plaats in de Hersteld Hervormde Kerk. Dan is die plaats gegeven. Mogen we zeggen in deze verwarrende tijd. Ik ben zoekende?! De Heere heeft je een plaats gegeven! Anders verplaats je je levensboom buiten de wijngaard, daar komt God niet eens kijken. U bent geplant in de vette grond. Wij horen door te buigen van de vruchten van genade en gerechtigheid.

Kijk, daar begint die wijngaardenier te pleiten. Hij neemt het op voor die boom. Die wijngaardenier ziet niet op Christus. Anders krijg je een tweedeling in God. Geen goede en kwade God. Dat is een dwaling in de eerste christengemeenten; God soms op troon van gerechtigheid en dan weer barmhartigheid. De godsdienst zegt: aan het eind komt het goed, we hebben een pleitende Hogepriester. Nee, het pleiten ziet op de werkzame lankmoedigheid van God. Ik zal dat uitleggen – aan de hand van drie teksten. Ik ga er niet te diep op in. Op de theologische school zeiden ze: op nieuwjaarsmorgen moet je het niet te moeilijk maken voor de gemeente. Het gaat wel over grote zaken.

  • Ik lees in Ezechiël 18:23: ‘Zou Ik enigzins lust hebben aan den dood des goddelozen, spreekt de Heere HEERE; is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve?’ God zegt: moet je eens luisteren. Ik geef de mensen nog genadetijd. En, is het je opgevallen, er staat niet dat hij bekeerd wordt door mij en leve. Maar dat hij zich bekere. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij de mens. Ik zou dat wel willen opbinden. Onder ons, onze Ger-punt-Gem-punt (ze is me lief hoor), is ook een stuk van grote lijdelijkheid. Van ja, jij doet er alles aan, je doet bidden. God moet het doen. Ik lig krachtens mijn val dood in zonden en misdaden. Kohlbrügge zegt: laat de mensen maar eens overeind schieten uit die kussens van lijdelijkheid. Gods Woord zegt: Bekeert u. Dat betekent dat je zelf aan het werk moet. Ja, maar een mens kan zichzelf niet bekeren. Er is al zoveel activisme… daar moet ik niets van hebben. Kijk, dat bedoel ik. Dan zak je terug. Je zegt: Heere, ik wil zo graag bekeerd worden, maar ik wil er niet een zonde voor laten. De verantwoordelijkheid ligt bij de mens.
  • De tweede tekst, 1 Petrus 3:20: ‘Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water.’ Kijk, rondom Noach waren duizenden vijgenbomen. God zocht op vrucht. De Heere zei: Ik ga ze uitroeien. De kerk vermengde zich bij de wereld – de schuld lag bij de kerk. God ging kijken, 120 jaar lang. Gebeurde niet direct. 120 jaar lang keek God bij die vijgenboompjes en vijgenbomen. Is er vrucht? En ze bekeerden zich niet. En toen kwam de zondvloed. Wij durven te zeggen: God is wel hard geweest, dat Hij die mensen uitroeit. God heeft 120 jaar lang gewacht!
  • En dan nog 2 Petrus 3:9, een tekst waar al veel mee aan de haal is gegaan: ‘De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen dat traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen.’ De Heere komt nog niet terug, voor ons. Ja, voor u, mijn onbekeerde vriend en vriendin. De Heere wil nog – Hij wacht nog – niet willende dat enigen tot verloren gaan. Dat is een ruime tekst op deze nieuwjaarsmorgen. Waarom ben Ik nog niet teruggekomen? Waarom ben je nog niet weggenomen, zoals die 18 van de toren op Siloam? Omdat God wil dat je bekeerd wordt! En nu het gevaar. Als ik iedere zondag ga staan roepen, God heeft je in leven gelaten want Hij wil dat je bekeerd wordt, dan denk je dat God daar staat met Zijn armen wijd, ogen vol tranen, te wachten tot er één mens komt. Maar zo is het niet. Petrus schuift als het ware even de verborgen wil Gods aan de kant. En hij zet prominent de geopenbaarde wil Gods voorop. God wil dat je bekeerd wordt. God wil dat je jezelf bekeert. Daarom geeft Hij genadetijd. U zegt, dat vind ik moeilijk. Daarom een opdracht. Ik ga dat niet nu uitklaren. De meeste van ons waren niet zo vroeg op en ach… Nu ga je gewoon 2 Petrus 3 vers 9 heel rustig op een rijtje zetten. Pak een kladblok. Pak de kanttekeningen erbij. Dan ga je begrijpen wat daar bedoeld wordt. Nee, daar wordt in het bijzonder gesproken over Gods lankmoedigheid. Dit was een uitstapje ten aanzien van het pleiten van de wijngaardenier.

We gaan terug naar de wijngaard. Baas, ik zal vertellen wat ik ga doen. Ik ga graven en bemesten. Het woordje graven in het Grieks kom je maar 3 keer tegen. Ook bij de wijze en dwaze bouwer. Die wijze bouwer wilde naar die rots toe. Die wijngaardenier zegt: ik ga graven. Die wortels waren niet alleen breed en diep. Die grond keihard. Zo maar wat mest erbij gooien, dan gebeurt er misschien niet veel. Met schep en houweel, eerst hakken, voorzichtig, losmaken. Mest van kamelen. Gaat hij erbij leggen. Door de grond woelen. Zorgen dat dat gemengd is. Diep graven. En dan? Dan wachten op de regen. Anders gebeurt er niks. Staat er niet. Hier zie je het werk van de wijngaardenier. Vele, zware werk. Gods lankmoedigheid. Gods taai geduld, zo wordt dat ook wel eens genoemd. Als je dat hoort, moet je hieraan denken. Zie je het hier, mijn onbekeerde vriend en vriendin? U bent het toonbeeld van Gods lankmoedigheid. Weet je wat mijn wens is voor het nieuwe jaar: dat er vruchten mogen zijn. Als God kijkt bij je levensboom. Dat er zo in God vreugde is over uw en jouw leven.

De regen ziet op het werk van de Geest. Kinderen, zul je daar veel om vragen? Niet of je in talen zult spreken. Maar God werkt door Zijn Geest. Hij gebruikt Zijn Woord. De werkplaats van de Heilige Geest, dat is hier. In Gods huis. Ik weet het, in deze omstandigheden: thuis meeluisteren. Wees na eens eerlijk, na die 2 jaar, thuis meeluisteren is niet hetzelfde als opgaan naar Gods huis. Er zijn er zovelen die al jaren niet naar Gods huis kunnen. Wat dat betekent! Nu moeten we dat soms zelf meemaken. We moeten onder het Woord zijn. In Gods huis. Catechisatie: ik hoop dat het snel kan weer kan beginnen. Als de scholen weer open gaan, gaan de catechisaties ook weer open. Dat beleid hebben we. Jongeren, ik hoop dat je niet denkt dat je niet meer welkom bent. Ik ben altijd blij dat er een trouw clubje is. Maar er is ook een grote groep die komt niet meer. Waarom doe je dat nu? Dwaas. Die vijgenboom zou zeggen: straks komt de zager, dan moet ik het vuur in. Blij zijn als er mest om kwam! Er wordt nog werk aan verricht. Dwaas als die boom zegt: besteed aan mij maar geen aandacht meer. Je bent altijd welkom. Ik ga je geen uitbrander geven. Ik ben niet boos op je. Dat weet je toch? Ik ben wel verdrietig – voor je ziel. Die heb ik niet over voor je ziel. Zul je thuis het Woord niet zomaar dicht laten? ’s Morgens, als je uit je bed komt, niet zonder Gods Woord te lezen aan de slag gaan? Anders ben je net als die boom, die zegt: zo is het genoeg joh, niet te veel mest, die regen och ja. Volk des Heeren, hoe meer vrucht, hoe dieper buigen. Dat wens ik je zo van harte toe.

Ik hoop dat de Heere je nou maar vaak ledig maakt. Komt ‘ie weer, denk je. Waarom? Als de Heere leeg maakt hier in Westkapelle, dat merk ik hier op de preekstoel. Dan zijn er bedauwingen vanuit het heiligdom. Ik kom dan thuis en dan zeg ik: er was er weer een, die een leeg vaatje had. Dan is er afname. Dat is mijn lieve Meester, die doet dat. Zo’n aangenaam leven, dicht bij de Heere. Hoef je niet bang te zijn in deze tijd. Een vast roer. Ze kunnen links en rechts zwabberen in de wereld – mensen kunnen zich gek maken door berichten. Maar dan heb je je binnenkamer. Je legt je leven voor de Heere. Niet dat je altijd recht gaat, o nee. Soms een storm. Geeft allemaal niets. Maar gaat wel naar de veilige haven. Volk des Heeren, dat is een veilig leven. Steeds weer leeg en klein gemaakt worden. Bij mij is het: de Heere gaat je vernederen. Je krijgt een tik en klap. Je krijgt zelfmedelijden – een broertje van de hoogmoed. In je lege kruikje kan de Heere wat kwijt. Eronder is niet altijd aangenaam. Maar achteraf zeg je: ‘Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest.’ Steeds met grotere schroom vraag je dan: ‘Geen meerder goed, Heer, Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine.’

O en ach dan gaan we snel naar onze tweede gedachte. Want we hebben zo ook nog toespraken – o dan maken we die toespraken maar wat korter, want het gaat toch om het Woord.

Een uitgesteld vonnis

Indien hij vrucht zal voortbrengen, staat er. Er wordt wel een termijn aan verbonden. Dat doet de baas. Dat ziet op de Heere. Indien hij vrucht zal voortbrengen, laat hem staan. Indien niet, dan namaals uithouwen. Een jaar, wordt er gezegd? Laat hem ook nog dit jaar. Dit is een bijzondere boodschap voor u, mijn onbekeerde vriend en vriendin. Lieve kinderen, als je onbekeerd bent, dan is dit de boodschap: je moet dit jaar bekeerd worden. Schuif het niet door naar december. Of na de zomervakantie. Je hebt het eigenlijk altijd druk – en eigenlijk nooit. Begin er nu mee. Als dit woord nu eens waar is voor u of jou?! Dat de Heere zegt: Ik kom over één jaar terug. Als er geen vrucht is, dan is het te laat.

We hadden het in de consistorie over: als je nu eens wist wat er dit jaar ging gebeuren? Zou je het willen. Op 24 februari sterf je door een zwaar ongeval. Zou je het doen? Je zou toch alles bij elkaar zoeken om bekeerd te raken. Ga er eens vanuit dat het gebeurd. Dat dit je stervensjaar wordt. Dan moet er vrucht zijn. En daarom, als je die boodschap kreeg, waar zou je het zoeken? Op je knieën, graven in het Woord. Of heel hard: moet je luisteren, we maken er wat van, carpe diem. Nee, je zou voortdurend in de werkplaats van de Geest zijn. De telefoon zou niet zo belangrijk zijn. Hoeveel berichtjes heb je al gestuurd vandaag? En hoeveel teksten uit het Woord heb je al gelezen? Wat is de verhouding daar tussen? Hou toch eens op, zegt u. Dat is echt uw stokpaardje. Maar gemeente. Dat verderfelijke ding! Het meeste is gewoon onzin. Filmpje dit. Leukigheidje hier. Zinloze discussies. Scroll nog eens door je groepsapps. Is dat echt zo nodig? Het gaat om je ziel hoor. En die eeuwigheid is zo lang. Gaat daar nu eens over nadenken. Is dat het je nu waard? Een eeuwigheid die nooit, nooit, nooit stopt. Dat wil je toch niet. Er moet vrucht zijn. Ga er eens mee aan het werk. Heb geen rust. Waarom? Voordat je Christus kennen mag.

Namaals uithouwen, dat staat er. Nu nog niet. Maar straks… als u zich niet bekeert. Dan word je uitgehouwen. Dan is het te laat. Het zijn ernstige tijden, gemeenten. We zijn al 2 jaar bezig met het coronavirus. Dat is een bemesting rondom je levensboom. De bemesting van de roepstemmen.

Kijk, we hebben allemaal het coronavirus. We zijn direct positief getest als het gaat over dat kroonvirus: dat we God naar de kroon hebben gestaan in het paradijs. En weet je wat het is? Dan leven we zó rustig voort. En als je nu positief besmet zou raken met het coronavirus, waar het nu steeds over gaat, oh, dan staat álles op z’n kop. En dat andere besmetting, ach, dat dóet ons zo weinig. We zijn besmet met alle varianten van de zonde. Weet je, die besmetting, met dat kroonvirus, daar moeten we allemaal aan sterven. Nu is er een middel. Dat is de Heere Jezus Christus. Hij heeft Zijn bloed gestort. Gemeente, je moet naar de GGD. Vandaag nog. Nee, niet die van de wachtrijen en de QR-code. Maar de GGD die altijd open is, geen wachtrijen zijn, die altijd open is. Nee, ik bedoel de goddelijke genade dienst. Die is altijd open.

Als je naar de GGD van de aarde gaat, dan moet je individueel testen. Je kunt niet zeggen, nou, ik stuur mijn vader. Zo is het ook met de geestelijke genade dienst. Dat is niet collectief, dat is individueel. Die vijgenboom, geplant tussen de wijnranken. Weet je het nog, de aanleiding van de gelijkenis? Ben ik bereid? Of wil je dat het virus zo snel mogelijk over is, dat je kunt doorleven? Misschien is het de laatste mest die om je boom gegooid is! Ja, wie zegt, dat op oudjaar 2022, als we het beleven mogen, uw naam niet voorgelezen wordt?

Ik ga niet eindigen in de dood, maar eindigen in Hem, die het leven heeft aangebracht. Christus. Kinderen des Heeren, ik heb gehoord dat ik kan genezen van het kroonvirus. Jesaja 53 vers 10: ‘Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien.’ Er zal toch vrucht zijn. O God, het gaat niet om mij. Niet om mijn vruchten, maar Uw vruchten. Toch, volk des Heeren? Uw vrucht is uit Mij gevonden. Dan gaat Christus schitteren. Dat is het doel van mijn leven. Dat ik Christus hebben mag en Christus in mij is.

Die wijngaardenier staat er. Het deed hem zeer. Die prachtige plant. God schiep ons zo goed. Kroonjuweel van Zijn schepping. Het doet God pijn, menselijkerwijs gesproken, dat er geen vrucht is. Als het einde daar is, als Christus terug komt, volk des Heeren, je wordt je vijgenboom vruchtdragend geplant, om in de beeldspraak te blijven. Weet je waar, in die hemelse wijngaard. Openbaring 22: in het midden van haar een straat, aan de ene en andere zijde van de rivier de boom des levens. Daar mag je leven tot in eeuwigheid. Die boom brengt van maand tot maand vrucht voort. De bladeren des booms waren tot genezing der heidenen. Volk, misschien word je boompje wel overgeplant dit jaar. O, als je daar op ziet, nee, niet op de omstandigheden, op degenen die je lief hebt. Paulus zegt dat hij nog wil blijven een poosje. Maar toch, volk, ik hoop dat je er naar uit ziet naar dat toekomende leven. Daar geen zonde en stinkende vruchten meer. Daar waar de takken laag hangen van de vruchten van de gerechtigheid van Christus. Volk, misschien dit jaar nog, overgeplant te worden in die wijngaard. Dan gaat alles eindigen tot de eer van de Heere. Dan roept het volk: kom, Heere Jezus, kom haastelijk!

Amen.

Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest!
Mocht die mij op mijn paân ten leidsman strekken!
‘k Hield dan Uw wet, dan leefd’ ik onbevreesd;
Dan zou geen schaamt’ mijn aangezicht bedekken,
Wanneer ik steeds opmerkend waar’ geweest,
Hoe Uw geboôn mij tot Uw liefde wekken.

– Psalm 119 vers 3 (berijming 1773)

Gereformeerde Gemeente Westkapelle, zaterdag 1 januari 2022 (Nieuwjaarsdag). Schriftlezing