Als de Heere Jezus van de berg van de verheerlijking komt, is daar een twistgesprek en komt een man op Jezus af. Zijn zoon is maanziek, bezeten door een stomme geest. De vader is teleurgesteld in de discipelen die zijn zoon niet konden genezen en twijfelt nu ook of Jezus het kan. Wat zou een ongelovige vader in het licht van de eeuwigheid eraan hebben gehad met een gezonde zoon huiswaarts te zijn gekeerd maar zelf de ergste kwaal [=ons ongeloof] te houden. Jezus draait het om: het hangt niet af van Zijn almacht maar van het ongeloof van de vader. Zo u kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die geloof. God werkt in deze vader het ware geloof, dit zo zwakke en aangevochten geloof. Het doet de vader roepen met tranen: ik geloof, Heere. Kom mijn ongeloof te hulp.

Markus 9 vers 23 en 24: ‘[23] En Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk dengene, die gelooft. [24] En terstond de vader des kinds, roepende met tranen, zeide: Ik geloof, Heere! kom mijn ongelovigheid te hulp‘.

Het geloof houdt de hand op

Ook de geschiedenis van vanmiddag ligt niet als een losse steen in het Evangelie van Markus. De geschiedenis die eraan voorafgaat, de verheerlijking op de berg. Contrast groot. Hemel op aarde. Kleding van Jezus wordt wit. Reinheid. Hij is er met Mozes en Elia. De hemel raakt de aarde. Als Jezus van de berg afkomt, dan zit hij tussen Schriftgeleerden en Farizeeën, ongelovige discipelen, een jongen door de duivel bezeten, een vader die het niet kan geloven. Wat een contrast hè. Die afdaling van de berg is een beeld, een zwart beeld. Hij heeft de hemel verlaten, het gezelschap van de Vader en de engelen. En dat ingewisseld 33 jaar te wonen tussen de zondaren. Deze wereld waar zondigen normaal is. Wat een contrast is dat voor Jezus geweest. Wat een liefde moet daar achter gezeten hebben. En dat is ook zo. Liefde die ons moet verbreken.

En dan vraagt de Heere Jezus als Hij hoort dat ze ruzie staan te maken,wat ze aan het doen zijn. En dan stapt een man naar vormen. De vader van de jongen die verscheurd werd door de boze. Hoe lang zal Ik nog bij u zijn, vraagt Jezus. Daarin horen we de pijn en teleurstelling. Dat ongeloof wat voor ons heel gewoon is, is voor Jezus heel zwaar. Hoe lang zal Ik dit nog dragen? Hij grijpt naar Zijn hoofd. Daar horen de Schriftgeleerden, discipelen en ook de vader bij. Het is zo zwaar voor de Heere Jezus het ongeloof.

Na die klacht een bevel van Jezus. Breng die jongen naar Mij. Wat is de Heere Jezus bereid om te helpen. Dat wist je toch al? Dat dat Zijn liefste werk is. Daarvoor gekomen. Wie het ook is die met zijn ellende komt, zal Hij nooit leeg naar huis sturen. Soms moet je aanhouden. Dat hoorden we vanmorgen. Die moeder. Maar wat vergeeft Hij graag. Hij laat hen niet ellendig in hun verdriet. Het ellendig volk mag op Hem wachten. Zij, meervoud, brachten de jongen tot Hem. Dan is hij wel bij het juiste adres. Het enige adres: Jezus. Wie het ook weet dat dit het enige adres is, is de duivel. Hij heeft zich nog vrij rustig gehouden. Maar nu wordt hij actief.

Die ouderen weten nog wel van die treinkaping in Drenthe. Ik was toen een jongere. Ik las de krant. Toen het Kabinet besloten had om militairen te sturen om de gegijzelden te bevrijden. Die kapers hadden zich rustig gehouden maar toen niet meer. Begonnen te schieten. Zo ook de duivel. Bij deze jongen. Die jongen tolde rond op de grond. Laat iemand die jongen helpen. Wie kan helpen? Jezus. Die staat voor hem. Jezus vraagt aan zijn vader hoe lang heeft hij het al. Dit is een vraag voor de dokterskamer maar niet voor de spoedeisende hulp. Nu moet er toch opgetreden worden. Nee, Jezus wacht. Hij laat zien hoe gemeen en machtig de duivel is. Kijk maar goed jongeren maar ook bij ouderen.

Hier laat de duivel zijn masker vallen. We moeten maar niet te lieve gedachten van de duivel hebben. Hij is intens gemeen. Hij zoekt niet jouw geluk maar jouw ongeluk. Niet je zaligheid maar rampzaligheid. Hij is een loverboy. Hij probeert je in te pakken met cadeautjes. Maar in zijn achterhoofd heeft hij de slechtste plannen met je. Hij vult je hart en ogen. Ga bij hem weg. Kom voor jezelf, kom voor anderen. Breng Hem voor mij. Breng anderen tot Jezus. Hoe lang heeft hij het al? Waarom vraagt Jezus dat. Hoe wreed de duivel is. Hoe erg het is. En hoe machtig Jezus is als Hij hem straks geneest. De vader vertelt dat deze aanvallen, niet continu maar aanvalsgewijs, vanaf zijn tweede/derde jaar. Het kind is nooit normaal geweest. Een boze geest die hem dreef naar het vuur om te laten verbranden of naar het water om te laten verdrinken. O wat een spanning heeft die vader al gehad om zijn jongen. Die aanvallen schijnen het ergst te zijn bij volle maan. Daarom wordt hij maanziek genoemd.

Toen hoorde hij van Jezus en Zijn discipelen. Markus 6 vers 18. De discipelen hadden ook macht de duivelen uit te werpen. Maar hij was teleurgesteld in de discipelen. Ze konden niet helpen. Hij was op weg naar huis. Maar toen kwam Jezus van de berg. Indien U iets kunt. Hoor je dat hij twijfelt? Hij houdt een slag om de arm. Teleurgesteld in de discipelen twijfelt Hij ook aan de Heere Jezus. Mijn zoon is wel een heel zwaar geval. Ik weet niet of u het wel kunt.

Ontferm u over ons. Ons. Mooi hè. Met ons. Vader zo verbonden met zijn kind. De nood van je kind zo opgebonden krijgt. Wees bewogen. Als het ooit goed komt, dan moet het wel zijn van Uw ontferming. Wat gaat Jezus nu doen? Helpen natuurlijk. Hij ziet die jongen daar schuimbekkend, tandenknarsend, stuiptrekkend. Vreselijk hè. Dat is de duivel, de hel. Hij zal die vader niet lang meer beproeven. Overeenkomst met vanmorgen. Hij blijft met die vader bezig. Waarom? Er is niet alleen bezetheid van die jongen maar die vader heeft ook een probleem. Die jongen is bezeten maar het probleem van die vader is zijn ongeloof. Voordat Hij die jongen helpt gaat Hij die vader ontdekken. In het licht van de eeuwigheid heeft die vader er niks aan om met zijn genezen zoon naar huis te gaan.

Jezus verandert de vraag. Jezus draait het om. Het is niet de vraag of ik het kan, zit daar niet over in beste man. Maar kunt u geloven. Zo u kunt geloven. Jezus draait de pijl om. De man zei: Heere Jezus indien U het kunt. Maar Jezus zegt: indien u kunt geloven. Alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft. Die jongen is er heel erg aan toe. Hij dreigt te sterven. Velen dachten dat. Aan wie ligt het nou als het kind sterft? Niet aan Jezus. Hij heeft de macht. Als het kind sterft dan ligt het aan de vader. Hij gaat hier geloven en zien wat hij nog nooit gezien had. Als het kind sterft dan is dat omdat ik niet kon geloven. Hij ontdekt zelf ook nood te helpen. Hij moet geloven maar kan het niet.

Wat doet hij? Hij roept tot Jezus. Kom mijn ongeloof te hulp. Hij roept het uit met tranen. Ken je dat? Ik zag laatst een kiepwagen met grond. Grond was afgegraven. Die kuil was afgegraven voor nieuwe grond. Stel die kiepwagen wordt erheen gereden en die bak gaat omhoog. Dan gaat die grond wel schuiven. Maar als die achterklep, zo’n schuif hè, niet opengaat, dan gebeurt er niets. Die laadbak omhoog, de grond wil wel schuiven maar als die schuif dichtzit dan gebeurt er niks. Dat is ongeloof. Het ongeloof stopt de genade. Als een tuinslang. Als er een knik in de slang zit, kan het water niet verder. Ongeloof stagneert de genade. Markus 5. Jezus kon er geen wonderen doen vanwege hun ongeloof. Jezus heeft vergeving van zonden, eeuwig leven verbonden aan het geloof.

Zoals een bedelaar. Ik zag ze in Rotterdam. Hij moet z’n hand wel ophouden. Houdt hij zijn hand op de rug, dan kan ik mijn gift niet kwijt. Dat is nou ongeloof: hand op de rug houden. Wie gelooft ontvangt. Doe uw mond wijd open, Ik zal hem vervullen. Niet onze zonden houden ons uit de hemel. Er zijn miljoenen, miljarden mensen in de hemel die verschrikkelijk gezondigd hebben maar ze zijn in de hemel. Wat houdt ons uit de hemel? Ons ongeloof. Wie gelooft zal hebben en gedoopt zijn, zullen zalig worden. Die gelooft hebben, gaan in de rust. Zij die niet ingegaan zijn is vanwege hun ongeloof. Nu niet de fout maken alsof wij iets met het geloof toebrengen. Het geloof is de lege hand ophouden.

Het ligt aan u of u wel kunt geloven. Of ik het kan en wil. Alle dingen, zegt de Heere, zijn mogelijk indien u gelooft. Dan zul je behouden worden. Gered. Verzoend. Zalig. Als je gelooft dat God jou vuile zondaar kan zalig maken voor eeuwig. Als je dat gelooft, dan zul je zalig worden. Wat zei Paulus in de gevangenis tegen de cipier in Filippi? Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden. Hoe kom je aan geloof? Er zijn er die zeggen dat je het zelf moet doen. Er is een reclamespotje van het Remonstrants broederschap ‘geloof begint bij jezelf’. Als wij zelf moeten geloven, waar moet ik het vandaan komen? Als ik erachter kom dat ik niet kan geloven? Als ik erachter kom dat ik mijn buurman eerder geloof dan God? Dat is de verdorvenheid van mijn hart. Trekt altijd Gods goede bedoelingen in twijfel. We zijn zo vreselijk achterdochtig als het over God gaat. Bij mensen soms niet. Bij God houden we altijd een slag om de arm.

Is dat ook uw armoede? Dat u geen geloof kunt maken zoals deze man? Wie tot God komt moet geloven dat Hij is, een Beloner. Hij stelt niet teleur. Dat we aan Hem toevertrouwen. Hij is de allerbetrouwbaarste. Aan mensen kun je twijfelen. Aan Hem niet. In de doop heeft Hij Zijn Woord verzegeld. Er zijn mensen die gemakkelijk kunnen geloven. Als het gaat over anderen, dat is zo makkelijk. Dan blijven we zelf buiten schot. Maar we moeten onszelf onder schot nemen. Als je erachter komt, er zit een diepgeworteld in mijn hart. Ongelovig geslacht. Hoe lang heeft hij het al? Van zijn jonkheid af. Het ongeloof hoe lang hebben we het al? Van onze jonkheid af. En als we ouder worden lijkt het toe te nemen. Het ligt niet aan God als ik verloren gaan maar aan mij. De Heere staat aan de deur en Hij klopt.

Ik las vorig week een preek voor mezelf. Heb je ooit gezien dat rijken rondgingen en hun rijkdom uitdeelden en zeiden pak aan, pak aan. Dat is wat God doet. Wat doen we? We lopen door en laten het liggen. God is geen vrek. Je hoeft niet bang te zijn dat je bij God teveel vraagt. Psalm 81. Hij schenkt mild en overvloedig. We hoorden het vanmorgen. Geen kruimels maar bakken vol. Wij zijn alsmaar bezig het probleem te verleggen. Een kerk vol mensen die zalig wil worden. Het hangt van God af?! Of Hij het wel wil?! O het onterende ongeloof. Kwetsend. Wie tot Hem komt zal Hij geenszins uitwerpen.

Ik hoop dat je ermee worstelt. We bomen opzetten over tijdgeloof en schijngeloof. Het is er allemaal. Ondertussen zitten we heel niet met het ongeloof. Wie zit ermee? Het wordt normaal gevonden dat we niet geloven. Er is geen zonde die zo het hand boven het hoofd gehouden wordt.

Geloven is belijden dat je zo’n ongelovige bent. Dat alles in je leven zo onvoldoende is. Dat mag met tranen. Hangt van je karakter af. Gaat om het hart. We kunnen zo bezig zijn met problemen op te lossen. Maar nu concluderen. Ik ben niet nederig genoeg, ik heb geen vertrouwen genoeg. Wie ben ik? Een arme zondaar. Meer niet. We hebben het over zonde. Dan denken we aan iemand die dronken is, dief, steelt, fraude of moord heeft gepleegd nog erger. Kunnen als kerk zonden indelen als erge zonden en minder erge zonden. En ongeloof? Komt dat op ons lijstje voor? Het is niet goed. Of hebben we er onze excuses voor? Het is het meest afschuwelijke. Het is overtreden van het eerste gebod, God dienen. Het voornaamste gebod.

Dat is God alleen vertrouwen en alle goeds alleen van Hem vertrouwen. En God wantrouwen en je niet aan Hem overgeven. Paradijszonde. Dat is trouwens ook de overtuiging van de Heilige Geest in het hart. Zonde omdat u Mij niet hebt geloofd. Zou er genezing zijn? Dan moet je bij Jezus zijn. Deze vader vraagt: breng de verdervende kracht van het ongeloof in mij. Vervul mij met goede gedachten van U dat ik geen slechte gedachten meer van U zal hebben.

Deze man verklaart dat hij gelooft en belijdt meteen zijn ongeloof, merkt Calvijn op. Het lijkt tegenstrijdig. Maar zegt hij: dit is de innerlijke verklaring van alle gelovigen. Bij niemand wordt een volmaakt geloof gevonden. Maar God is zo rijk in barmhartigheid. Wel onze taak het ongeloof uit te roeien in ons leven. Nog een opmerking van Calvijn. Jezus zegt u vraagt Mij te hulp te komen. U zult in Mij een onuitputtende kracht ervaren als u slechts een kleine mate van geloof meebrengt. Dat is wel vertroostend voor degenen die komen en moeten belijden mijn geloof is zo klein. Heb je dat kleine zelf gemaakt? Nee, dat is door God gewerkt. Niet alleen een groot geloof, hoorden we vanmorgen, maar ook het kleine geloof maakt zalig. Mattheüs 17. Al had je het geloof van een mosterdzaadje, heel klein. Iemand kan over een brug kruipen. Centimeter voor centimeter. Aangevochten geloof. Je kunt ook wandelen. Alle geloof, ook het grote geloof, is onvolkomen. Ook het kleinste kind hoort er ook bij.

Ik ben bang dat wij het Evangelie zo verpakken. Dat er zoveel moet. Maar wat wil Hij? Dat wij de zakken leeggooien voor Hem. En dan niet te bang zijn dat je teveel vraagt van God. Dat is bij mensen zo en kun je het deksel op de neus krijgen maar niet bij God. Hij is machtig meer dan overvloedig te doen boven alles wat wij bidden en denken, schrijft Paulus. De vader valt hulpeloos voor de Heere Jezus neer. Als Hij roept: ik geloof Heere, kom mijn ongeloof te hulp. Werkwoord duidt op iets voortdurends. Kom voortdurend mijn ongeloof te hulp. Ik heb mijn leven lang er last van. Calvijn: we hebben voortdurend last van het ongeloof. We moeten het leven niet zien als een veilig oord. Maar strijdend. Wacht op de Heere, weest sterk Hij zal uw hart versterken. Boos zijn op zichzelf over eigen ongeloof. Hoop op God. Het blijft op aarde onvolkomen. Straks zal het volmaakt zijn. Genieten, aanschouwen. Hier op aarde blijft het bidden: kom mijn ongeloof te hulp. U stomme en boze geest ga uit en kom er niet meer. Hij scheurde hem. O, de duivel doet nog een poging. Hij is zo wreed. Dan lijkt die jongen daar dood te liggen.

Ik geloof de wederopstanding van de dood en het eeuwige leven. Jezus trekt deze jongen vanuit de dood in het leven. Daarvoor is Hij is van de berg afgekomen. Daarvoor is Hij uit de hemel gekomen naar deze aarde. Als je geloof zwak is, zie op Hem. Als je geen geloof heeft, zie op Hem. Hij doet wonderen. Hij doet wonderen aan mensen die boordevol ongeloof zijn en van zichzelf geen geloof hebben. Maar leg je neer aan Zijn voeten en vast op Zijn betrouwen. Amen.

 

Zondag 9 februari 2020 – Hersteld Hervormde Kerk Putten – ds. J.C. den Ouden – Schriftlezing Markus 9 vers 14-29