Als David voor de tweede keer de Ark naar Jeruzalem brengt, gaat dat gepaard met diep ontzag voor Gods grootheid, heiligheid en majesteit. De eerste keer had God het eigenwillige feestje van David verstoord door Uzza ter plekke te doden omdat hij de Ark aanraakte. De Ark is een beeld van Christus: David gaat huppelt van zielevreugd Jeruzalem binnen. De schuld is verzoend – verzoening door voldoening. David moest het van de Ark hebben: Geef mij Jezus of ik sterf! Is dat voor ons ook zo (geweest) in coronatijd? Het Woord gaat nog uit en Christus wordt ons gepredikt als het Brood des Levens. Hij de schuld, wij Zijn leven.

Dankdag in Jeruzalem met de Ark van het verbond

  1. De voorbereiding daartoe
  2. De aankomst van de ark
  3. De zegeningen die dat met zich meebrengt

1. De voorbereiding

Het gaat er nu anders aan toe als de eerste keer. David haalde de ark op. Uzza begeleidde de ark en de wagen. Het leek zo mooi. Meer dan 30.000 mensen zingend en springend. Maar alles ging tegen het uitdrukkelijk verbod van de Heere in. Het kon niet goed gaan. Het ging niet goed. Onze kinderen kennen de uitkomst. Bij de dorsvloer struikelen de runderen. In een reflex steekt Uzza z’n hand uit. Het wordt zijn dood. De toon van de Heere ontstak zeer. Hij strafte Uzza.

Moeilijk hè. We weten van elkaar wel welke gedachten we kunnen hebben bij deze geschiedenis. Had Uzza de Ark moeten laten vallen? Dat kan toch niet? Was gewoon een reflex. Een schrikreactie. Begrijpelijk toch? Wat mij moeten antwoorden is dit: wie zijt gij o mens dat gij Gods antwoordt? Gods weg is volmaakt. Heilig zijn, O God, Uw wegen. Wie is een God als Gij? Dat diepe besef van heiligheid, hoogheid en majesteit: daar ontbrak het deze menigte aan. Ook bij David. Hoe is dat in ons land gesteld! Is er nog enig besef van de heiligheid en grootheid van God? En majesteit? Hoe wordt er over God gesproken in de samenleving en de kerk? Ook daarin merk je, er is soms zo weinig besef. God is buiten Jezus Christus een verterend vuur. Een eeuwige gloed bij wie niemand wonen kan. Hoe velen zijn er niet die menen te kunnen bestaan buiten de gerechtigheid van Christus om?

Als Jesaja wordt geroepen door de Heere zelf. Hij krijgt een gezicht. De engelen bedekken hun aangezicht. Zij hebben nooit gezondigd. Ze roepen uit, heilig, heilig, heilig is de Heere! Die notie moet ons ook op het hart gebonden worden. Opdat wij de toevlucht nemen tot Hem in wie God verschenen is als een mens zoals u, jij en ik. God laat zich benaderen in het OT vanwege de Ark. Die wijst heen naar de komst van Jezus Christus. God kan alleen gemeenschap hebben met ons vanwege die dienst der verzoening. Eenmaal per jaar kon de hogepriester naar binnen. Dan werd het bloed aangebracht op en voor de ark. Dan kon de zegen opgelegd worden – op een ieder. Ongeacht hoe je relatie met God is. Straks ook. Ongeacht onze opstelling. Ga dan heen in vrede. Dragende met u de zegen des Heeren.

Er was er Een die de zegen verdiende. Hij is een vloek geworden. De dood van Uzza in het licht van de dood van Christus. Dan verandert alles! Dan zeg je: ik heb de dood verdiend. Ik ben dood schuldig. In plaats van dat ik sterf, hangt die dierbare Borg aan het vloekhout. Zo kunnen wij rechtvaardig worden. Kinderlijk eenvoudig op Hem zien. Hij zegt: Ik zal nooit meer op je toornen. De straf was op Hem. Door Zijn striemen is ons genezing geworden.

Je begrijpt, als dat je leven is, heeft dat consequenties hoe je over de Heere spreekt. Met ontzag, verwondering en aanbidding. Dat doortrekt je leven. Spreken, handelen, kleding. Ach wat niet! Als Christus ons leven is geworden: Neem mijn leven, laat het toegewijd zijn aan Uw eer.

David wilde de ark in Jeruzalem hebben. Prachtig. Maar zonder de notie van de grootheid Gods. Hij regelt het op zijn eigen manier. Je kunt er een groot feest van maken – maar God grijpt eigenhandig in. God doodde Uzza. Expliciet staat het er: God is persoonlijk tegenwoordig daar. Zelf present. God staat daar. In de persoon of voorwerp van de Ark, op een boerenkar.

De Filistijnen deden dat ook. Op een nieuwe wagen met runderen. Maar dat waren Filistijnen. Hier is het een man naar Gods hart. Ver van zijn plaats hier. De toorn van God ontstak over Uzza, maar er staat ook dat de toorn van David ontsteekt. God is een stoorzender in zijn feestje. Ziet u hoe God met eigenwillige godsdienst omgaat? Het heeft voor God geen waarde als het niet genormeerde is naar de schrift. David vreesde de Heere, staat er. Niet diepe vrede. Maar: bang voor God. Het moest intense vreugde zijn, maar het werd een diep drama. Tragedie. Hoe nu de ark naar Jeruzalem brengen?

Nou, dat moet dus echt anders. Mensen gaan verslagen naar huis. Die ark komt bij iemand in huis. Dat huis wordt gezegend. We lezen, David wed ook gezegend Is het misgegaan in je leven. Blijf je op de puinhoop achter. En dan toch?!Toch de zegen. Die zegen van steaks. In het ongeloof doet dat niets. Maar als we de Sem van God horen, dan verandert alles. Dat is de bedoeling. Indien gij Zijnn stem hoort ,laat je leiden!

Zegen bij David en Obed-Edom. Het geeft David de overtuiging dat hij de ark mag halen. Hij kan niet zonder de ark. Die ark ziet op het werk en persoon van Christus. David zag dat van verre en omhelsde dat. Die ark is verdwenen, merkwaardigerwijs. Er wordt nog steeds gezocht. De bedoeling is dat we ‘m niet vinden. De bedoeling is: dat u Christus vindt. Gelukkig zijn we de ark kwijt. Bij die dierbare Heiland zien en ontvwngen we zaligheid. Christus getuigt van Gods gunst.

Ze gaan de ark halen. Wordt een groot feest. Een bijzondere gelegenheid. Ik vind het ook dat wij na 18 maanden corona toch een dankdag mogen hebben. Hier in de kerk. Weet u nog hoe het begonnen is? Dat we niet meer naar de kerk mochten? Zult u dat nooit vergeten. Wat een ervaring is dat geweest. Ik zie me nog staan, menige zondag. Dominee, ouderling, diaken, koster, organist. Mensen thuis meeluisteren – dat werd meekijken. En dan, ja? Uiteindelijk herinner ik me 30 mensen. Die mochten niet zingen. Wat heeft dat voor ons betekent? Ik spreek als predikant. Ik ben blij dat u er bent. Tegen de banken preken, ik zoek interactie hè. Ik kijk graag naar u. Het Woord wil wat. Geen mens in de kerk, wat dan? God heeft veel gedaan om het Woord bij u te brengen. Voor velen tot zegen. Maar wat hebben we het gemist. Ik kon iedere zondag preken. Maar u moest thuisblijven. Eerst geen doop en avondmaal. Doop kwam er al sneller in. Mondjesmaat. Avondmaal hebben we over gedokterd. Maand of 8 geduurd hier? Ja zoiets. Wat heeft dat nou voor je betekent?

Kijk David die moest die Ark hebben. Ik projecteer het op Christus. Geef mij Jezus of ik sterf! Wat is een leven zonder Hem. Dat weet alleen een kind van God. Anders heeft Hij geen gedaante. Als Hij de God van mijn leven is geworden, dan wil ik Hem ontmoeten. In Zijn huis. Ik wil Zijn stem horen. Zijn schapen horen Zijn stem. En zij volgen Hem. Ik hunker dan ook naar de sacramenten. Het bloed der verzoening stromend over het hoofdje van een kind. Verlang ik te eten van Zijn lichaam en drinken van Zijn bloed. Dit deed Ik voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dan valt alle oog op Hem. Op U richt ik het oog. Gij doet me Uw gunst aanschouwen.

Dan wordt het dankdag hè. Ja toch? Dan kun je terecht zingen. De schuld Uws volks hebt Ge uit de boeken gedaan. In die wetenschap mag David gaan (2 Samuel 5 staat het ook). De kinderen der Levieten droegen de Ark. Ze hebben nog maar 6 passen gedaan, en dan worden er al offers gedaan. Schuld belijden. Zo mag David weten: ik ga in een rechte weg. Verzoening door voldoening. Er kan dan ook gefeest worden. De Heere is bij mij, ik zal niet vrezen.

Het hoofdstuk laat zien, wat een feestelijke gelegenheid het is geweest. Dankbaarheid en verwondering! Om God te verheerlijken en groot te maken. En dat om de Ark. En Jezus Christus zegt, waar 2 of 3 in Mijn Naam zijn, daar ben Ik in het midden. Geen twijfel of Hij bij ons is! Hij begon met genade. De groet van Jezus en van God! En van de Geest.

2. De aankomst van de ark

David huppelt van zielevreugd. De Godsstad is versierd. Psalm 24 is hiervoor gedicht. Verhoogd o poorten nu de boog! Opdat ge uw Koning moogt ontvangen! Hem eten wij met lofgezangen. Zo’n heerlijke bedevaart heeft Jeruzalem nog nooit meegemaakt. David huppelt en danst. Alles is vol van zijn God. Hij proeft en smaakt de goddelijke goedkeuring. Als er niets meer is tussen God en je ziel dan liefde en genade. De vrede met een kus van het recht gegroet! Alle toorn is weggenomen. Hier leeft liefde, ontferming, genade, zoete vrede. David huppelt met alle macht. Zijn armen, benen, mond, heupen. De koning gaat zijn weg achter de ark aan – achter Christus aan. Zo Christus te dienen en te volgen. Dat is zaligheid. Wie zou Hem niet met eerbied prijzen?

Dat wordt aan de buitenkant zichtbaar wat aan de buitenkant leeft. Hij heeft zijn wens verkregen. David ziet de mensen vreugde bedrijven. Weer kan en mag er geofferd worden. Om te laten zien hoe schuldig ze waren. Het was 80 jaar geleden dat de Ark een plaats had in het volk. Tijdens de regering van Saul was er niemand die aan de Ark dacht. Wat een wonder dat op deze dankdag dat Jezus Christus op de draagarmen van het woord binnen gedragen wordt. Hier in het huis Gods – waar Hij woont en troont.

Als je dan achterom kijkt. Hier 80 jaar zonder de ark. Wij 18 maanden zonder Christus? Of erger: al mijn hele leven zonder Hem? Kunnen we dat volhouden? Alleen de liefde van Christus vernieuwt ons hart. De zweepslagen van de wet niet. Die voel je op den duur niet meer. Maar de liefde op ons harde hart, die van steen. Hij zal een vlezen hart schenken.

Waarom toch de vreugde? De Heere is bij mij! De Heere in Zijn vergevende genade. Er is veel wat we moesten missen de achterliggende 18 maanden. Maar God liet Zijn Woord. We hadden ons bijbeltje. Samen lezen, samen bidden. Je kunt de hele week naar de eredienst luisteren en horen. Ik geloof dat deze tijd ook voor velen tot zegen is geweest. Dat het nodig was. Om ons hongerig te maken. Als het niet zo is, dan komt het woord tot ons om dat te bewerkstelligen. O God, wie ben ik? Een ellendige zondaar. Tegen alle geboden zwaar gezondigd. Dat God nochtans om Christus wil – Uzza gedood, David boos – zegent Hij David. In plaats van vloek! De weg naar de verzoenende genade van Christus. Hij doet ons niet naar onze zonden. Uw leven wil Hij verschonen van het verderf.

3. De zegeningen die dat met zich meebrengt

Nou mag David – als koning van Israël en Juda – zelfs een priesterlijke taak waarnemen. Hij mag een type van Christus zijn. Ondergeschikt aan de Hemelkoning natuurlijk. Toch staande in de dienst van Hem. Hij mag dat volk gaan zegenen. Dat moet wat voor hem zijn geweest. Hij legt de zegen van Aaron op. Dezelfde zegen, van diezelfde God. Hij heeft zich geopenbaard in Jezus Christus. Die God als het ware met doorboorde handen zegent. De HEERE zegene u! Hij geve u vrede. Aanbiddelijke heerlijkheid! Ik kan het niet grootser bedenken dan dit. Vloekwaardig als we zijn. Met de zegen naar huis. David, Obed-Edom, Jeruzalem: gezegend naar huis!

En dan komt er nog wat bij. David gaat geschenken uitdelen. De zegen – hij zegende uit kracht van de naam van de Heere. Niet dat je de zegen van mij krijgt. Dan geen enkele waarde. Maar uit kracht uit naam van de HEERE – de God van het verbond. Die God zegent je. We worden eraan herinnerd, dat die zegen bloed heeft gekost. Er komt nog wat bij. Hij deelde een ieder een bol brood, schoon stuk vlees en fles wijn. Alledaagse levensbehoefte. Uit handen van de koning. Aanwezigheid van God zelf. Allerheiligste voorwerp is de ark. Wat spreekt hier een liefde en zorg uit! David staat hier als type van Jezus Christus. De Alzegenaar. Wat is er dat gij niet ontvangen hebt? Ik schenk het u, mild en overvloedig.

Bol brood, stukje vlees, fles wijn. Straks staat het er al weer hoor, als je thuis komt. Hij heeft er al voor gezorgd. Dan is het toch dankdag toch, of niet? In het licht van het zien op Christus. Dankt, dankt nu alle God! Morgen is het er ook weer. Maar u zegt, dominee, heb het over het Brood des Levens! Bij brood alleen zal de mens niet leven. Brood, vlees en wijn gaan op. Maar Hij is het Brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie van dit brood eet, zal in der eeuwigheid niet hongeren. In Zijn eigen vlees wil Hij dat brood schenken aan een bedorven zondaarsvolk. Mijn vlees is waarlijk spijs. Het brood dat wij breken! Gemeenschap aan het lichaam van Christus. Gebroken tot een volkomen verzoening. En Zijn bloed. De drinkbeker der dankzegging. Het bloed. Drinkt allen daaruit!

Het duurde maanden. Maar ik mocht weer het avondmaal bedienen. Een paar mensen aan tafel. Op anderhalve meter. Een diaken kwam met een schaaltje met kleine bekertjes. Dat heeft me toen zo verbroken. O Koning! God uit God! Van hetzelfde wezen met de Vader. Dat U alles schenkt in dat bekertje. Mijn bloed is waarlijk drank.

Dan is het zo goed. Ik hoop dat de Geest jullie harten gaande heeft gemaakt. Iedereen vol vreugde. Maar Michal stond bij het raam. Wat een domper. Ze veracht David. Je gedroeg je als een ijdel mens, door je te ontbloten. Als je hier heerlijk zat, die dat grondig komt te verstoren. Wat heerlijk dat David zijn intense vreugde niet laat bederven door deze demonische vrouw. Ze houdt hem er niet van af. Ik zal spelen voor het aangezicht des Heeren! Laten we zo naar huis gaan.

Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
‘k Zal zingen voor den Opperheer;
‘k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.

Amen.

Hervormde Evangelisatie Haastrecht, woensdag 3 november 2021, dankdag voor gewas en arbeid. Dienst via YouTube. Schriftlezing 1 Kronieken 15: 11 t/m 16:6.