God denkt, tijdens en na de zondvloed, aan Noach en zijn gezin in de Ark. Ze zitten dan al 150 dagen in de Ark. Maar God denkt aan het verbond dat Hij met Noach heeft gesloten. Noach weet en gelooft dat God aan Zijn verbond gedenkt. Daar wacht Hij op; hij verwacht God. Zo mogen wij ook op God zien. Hij verbond Zijn naam aan ons voorhoofd, nog voordat wij ernaar vroegen. Noach denkt, als reactie op Gods denken aan Noach, aan God en offert een brandoffer. Noach beseft dat hij verzoening nodig heeft. Advent is wachten op Gods genade. God heeft zelf voorzien dat offer: Jezus kwam tot een volkomen verzoening voor al onze zonden. 

De HEERE denkt aan Noach – Hij heeft gedacht aan Zijn genade

Gemeente in de tekst gaat het over God. En het gaat over wat God doet. Heel kort en krachtig: God dacht aan Noach. Hij denkt aan Noach, zijn vrouw, schoondochters, al die dieren. Dat is misschien wel het belangrijkste van het hoofstuk. Hier ligt het geheim van Genesis 8, zou je kunnen zeggen. Het geheim van de kerk. Dat God denkt aan ons. Daar ligt het geheim, ook van ons persoonlijk geloof. Als je zelf ook tot geloof en bekering komt. Het geheim ligt in God. Ook het geheim van de Adventstijd. Dat Hij denkt aan ons. Hij heeft gedacht aan Zijn genade. Niet voor niets een kerstpsalm, een adventspsalm. God dacht aan Noach. Het geheim ligt altijd in God. Dat is het geheim wat de wereld niet kent. En waar het leven van de kerk in ligt. In God.

Nou ja, nu lijkt dat bijna vanzelfsprekend. Het gaat over de zondvloed. De ergste ramp die de wereldgeschiedenis gekend heeft. En dan Noach in de Ark. Noach, zijn gezin, de dieren. Natuurlijk denkt de HEERE aan Noach?! Voor ons lijkt dat vanzelfsprekend. Maar probeer je voorstelling te maken van Noach in de Ark. Als je kinderbijbels daarop openslaat, zie je een vrolijke Ark, leuke dieren. Maar stel je eens voor: in die Ark. Opgesloten in een overvolle Ark. Een enorm schip, dat wel. De nagebouwde Ark bestaat nog steeds. Mooi om te zien. Ondertussen zitten ze wel opgesloten. Er kan niemand in en uit. Alleen al dat gevoel dat je opgesloten zit. Er zijn nogal wat mensen in de afgelopen tijd die in quarantaine zijn geweest. 10 dagen opgesloten in huis. Ben je gauw zat. Je voelt je een vogeltje in een kooi. Je wil eruit. Opgesloten. 10 of 7 dagen. En dan Noach. Midden in die grootste ramp. Heen en weer geslingerd. Hoe lang houden wij dat vol. In quarantaine nu, 10 dagen. Hoe lang zit Noach al opgepakt in de Ark? Hoe lang duurt het voordat het water begint te zakken? Al 150 dagen.

En dan de tekst: God dacht aan Noach en aan al de dieren en het vee. Ja, achteraf heb je makkelijk praten. Dan kun je zeggen: dat was een keerpunt, na die 150 dagen. Lees maar mee: het water bedaard, die bronnen worden gesloten (vers 2), het water wordt minder (vers 3), de Ark blijft vastzitten (vers 4). Waar Ararat precies is, weten we niet. Ergens in het oosten van Turkije of verder naar het oosten. Dan komt die Ark vast te zitten.

En dan? En dan? Wat merken zij daar eigenlijk van? Dat de HEERE aan hen denkt? Wat merk je daarvan, als je opgesloten zit in de Ark? Het lijkt alsof er niks gebeurd. Langzaam zakt het water weg. Er kwam geen engel of briefje uit de hemel. De Ark blijft eenzaam achter op die hoge bergen. In een godvergeten wereld. Waar is God? In die Ark was het niet de hemel op aarde. Niet dat Noach altijd op de toppen van zijn geloof heeft geleefd. Het geloof wordt beproefd. Dan weet en zie je het niet meer. Dat lijkt het alsof de HEERE je vergeten heeft. Jesaja 49:14, Sion zegt: de HEERE heeft me verlaten en vergeten! Dan zie je die Ark, hoog in die bergen.

Die klacht vind je heel vaak in de Psalmen. Dat gevoel van eenzaamheid, van verlatenheid. Dat het lijkt dat de HEERE niet meer aan je denkt. Wat doen de Psalmdichters dan? Jongens en meisjes, dat is voor jullie belangrijk. Wat doen ze dan? Weet je wat ze doen: dan gaan ze ermee op de knieën. Dat is het belangrijkste, ook voor u en jou. Naar God, voor wie ze bang zijn dat Hij ze vergeten heeft. Heel eenvoudig. Je knieën buigen. Doe dat maar letterlijk. Je handen vouwen. Je ogen sluiten. Dat je de HEERE aanroept. HEERE, alstublieft, denk aan mij!

Een mooi voorbeeld is Psalm 25. We zongen daaruit. Tot U, HEERE, hef ik mijn ziel op. Die dichter vraagt zich af of het bidden helpt. Ziet Hij, hoort Hij mij wel? Weet Hij van mij? In die onrust horen we hem bidden. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd. Die kunnen wel eens boven komen. Denk aan mij, staat er, naar Uw goedertierenheid. Omwille van Uw goedheid. U hoort hoe hij smeekt. HEERE, denk aan mij. Denk aan dat Vaderlijk meedogen.

Hoe kun je dat nou weten, dat de HEERE aan je denkt? Ik zei al, in die Ark moeten we niet verwachten dat er een engel of briefje uit de hemel komt. En toch kan Noach het weten. Hoe dan? Hij heeft het Woord van God. Had hij een bijbeltje? Nee. Maar hij had het Woord. Daar moet en kan een gelovige het mee doen.

Waar staat dat? In hoofdstuk 6, vanaf vers 18. Lees maar mee. Voor de zondvloed, daar zegt de HEERE: met u zal Ik Mijn verbond maken. Ik zal u redden. Dat heeft de HEERE gezegd. Hij denkt aan Zijn verbond. Aan Zijn genade.

Dat weet Noach in de Ark. De HEERE heeft het gezegd. Dat geeft houvast. Hij heeft het Zelf gezegd. Hij denkt aan mij! Dat laat de HEERE ook ons weten. Ook met ons is dat verbond gesloten. Mag je aan je (klein)kinderen vertellen. Zijn Naam heeft Hij verbonden aan ons voorhoofd. HEERE, denk aan Uw verbond! Denk aan mij. Denk aan mijn kinderen. Denk aan Uw kerk. Daar wil de HEERE op aangesproken worden.

Nu zou je kunnen denken, is dat niet een beetje te makkelijk gezegd? Ik bedoel dit: kun je dat verbond met Noach zomaar vergelijken met het verbond met ons en onze kinderen? Gaat het niet in het verbond van Noach om algemene genade. Ik moet dat uitleggen. Misschien gaat het uw pet te boven, dat is niet erg. Ik probeer het uit te leggen. Want, zo leren we dat soms toch: het verbond met Noach gaat over algemene genade. De HEERE zal de aarde niet meer te gronde richten. Dan gaat het over het teken van de regenboog (Genesis 9). Dat noemen we algemene genade: dat je kunt leven, eten, drinken, gewoon een bestaan op aarde. Hier gaat het om meer. Noach heeft niet genoeg aan algemene genade. Hij heeft er niet genoeg aan als hij maar gezond is. Een leven op aarde opbouwen, dat is niet genoeg. Hij heeft God nodig.

In Genesis 6, dat verbond wordt opgericht, daar gaat het niet om algemene genade. In 6:8 staat: Noach vond genade in de ogen van de HEERE. En 6:9: Noach wandelt met God. Dat is niet meer leeft op aarde (= algemene genade), maar bijzondere genade. Ook in dat verbond met God gaat het om het herstel van de relatie met God. Het gaat om een levende relatie met God. Om het wandelen met God. Het leven met God. Het gaat om dezelfde zaken als later in het verbond met Abraham. Waarvan wij zingen: dat verbond bevestigt Hij van kind tot kind. Daarin belooft de HEERE dat Hij aan ons denkt. Hij laat het zien voordat wij kunnen denken of dat zien.

Jongelui, wat weet je nog van je doop? Gehoord van je moeder of vader. Je weet er niets meer van. De HEERE zei: Ik denk aan jou. Voordat jij kon vragen om vergeving. Hij gaf het teken van de afwassing. Voordat iets kon denken aan Hem, dacht Hij al aan jou. Je kunt er in doordenken tot de eindeloze eeuwigheid. Je krijgt dat niet kloppend. Hij dacht al aan mij! Voor er iets van deze wereld was. De HEERE God is ons altijd voor.

U zegt, betekent dat dan dat alle verbondskinderen zalig worden? Dat iedereen die gedoopt wordt, zalig wordt? Denk nog eens aan die Ark. Onder die kinderen in de Ark vinden we ook Cham. Er staat niet zoveel goeds over Cham in de bijbel. Er staat zelfs dat hij wordt vervloekt. Dat zie je altijd in de bijbel, als het gaat om het verbond. Onderscheid tussen koren en kaf. Mensen die wandelen met God en mensen die dat niet doen.

Hoe wordt dat verschil zichtbaar? We hebben het gehad over hoe de HEERE dacht aan Noach en ons. Hoe wordt het verschil zichtbaar tussen kaf en koren? In de reactie op dat verbond. In ons denken aan God. Dat is het werk van de Heilige Geest. Als je denkt aan God. Als je wat terugleest in Genesis, dan zie je daar al wel meer van, hoe dat verschil zichtbaar wordt. In die wel of niet denken aan God. Dat wel of niet denken aan God, Genesis 4: aanroepen van de HEERE. Of je de HEERE aanroept of niet; in je binnenkamer, in je gebed en in de gemeente. Of je daarom geeft! Of je Hem nodig hebt. Ook in deze coronatijd. Je kunt zorgen hebben (of niet), maar het verschil wordt zichtbaar: roep je Hem aan? Iets anders, dat wandelen met God. Of je wel of niet wandelt met God. Of je leeft met God. Of niet.

Maar laten we het over Genesis 8 hebben, daarin wordt dat denken aan God concreet. Twee zaken: Noach wacht op God en offert aan God. Ik zal het uitleggen.

1. Het wachten op God

Eerst dat wachten op de HEERE. De Ark blijft achter op de Ararat. Als de tekst begint, dan zitten ze al 150 dagen opgesloten. Hoeveel maanden is dat? Delen door 30, dat is 5 maanden. December… mei! Opgesloten tot mei. Ze zullen gedacht hebben: nu is de langste tijd van wachten voorbij? Maar de langste tijd van wachten moet nog komen. Dan duurt het nog 7 maanden. Dan zit je niet in mei, maar in de zomervakantie. Opgesloten, hoog in de bergen. Wie geeft er om je? Waar is God? Nog 7 maanden voordat zij de Ark mogen verlaten. Je merkt hoe ze uitzien naar die dag. Als Noach die raaf loslaat. Mochten wij maar naar buiten! En later die duif. Die komt eerst terug, later weer eruit gestuurd, komt met een olijftak (als teken van hoop) en vervolgens krijgt die duif ook de vrijheid. Voor Noach duurt het dan nog 2 maanden. Al met al een ruim jaar! Waarom wachten? Waarom gaan we niet naar buiten?

Dat heeft te maken met Noach, die denkt aan God. De tekst zegt: God denkt aan Noach. Noach wil niet naar buiten voordat de HEERE dat zegt. Waarom zou ik niet wachten? Noach kon best een gat maken? Kunnen we zelf toch ook wel? Waarom blijft Noach wachten op God? Dat staat er echt! Omdat hij denkt aan God. En als hij aan God denkt, hij weet: Hij heeft ons niet vergeten. Hij weet dat God denkt aan hem. Dat gelooft hij. Daar klemt hij zich aan vast. Hij wacht op de HEERE. Hij durft die Ark niet te verlaten zonder de HEERE. Hij weet: ik wil geen problemen met God. Hij durft geen nieuw bestaan op te bouwen zonder de HEERE. Hij wil zeker weten dat de HEERE met hem meegaat. Net zoals Mozes: als Uw aangezicht niet meegaat, doe ons van hier niet optrekken. Alstublieft HEERE, ik ga niet zonder U.

Het gevaar is groot dat we niet wachten, niet denken aan Hem, dat we Hem opgeven. Plannen maken zonder God. Je eigen gang gaan. Ik probeer mezelf wel te redden. De Geest leert je vertrouwen op God. Niet afwachten. Dat is verwachten. Heeft alles te maken met het aanroepen van de HEERE. Mijn ziel wacht op de HEERE, meer dan wachters op de morgen. Wachten op de HEERE, in verwachting. Als je Hem zoekt, en nog niet kent, maar dat je blijft verwachten. Als je God zoekt, ook als je bidt voor je (klein)kinderen: dat je blijft wachten. Als je een man of vrouw zoekt, dat je blijft wachten op de man of vrouw die God je wil geven. Bidden en werken, dat weet u ook wel, maar niet zonder de HEERE. Dan liever zonder man of vrouw met God dan zonder God met iemand hier op aarde. Of als je kinderen wilt, het gaat anders of duurt langer, dat je eerst wil weten: wat wil God? Je werk, verhuizing, beslissing: de Geest leert je denken aan God. Wat vindt Hij ervan? De Geest leert je wachten op God. Is misschien wel een van de moeilijkste dingen in het geloof. De Bijbel geeft voorbeelden van bijbelheiligen die dat deden en niet deden, dan ging het niet goed. Ik wacht op Hem. Zijn hulp zal blijken! Het ongeloof begrijpt hier niets van. Noach wacht op de HEERE omdat Hij denkt aan hem. Dat is ook advent. Advent geeft de troost: het wachten op God is niet tevergeefs. Wat heeft het lang geduurd. Er is niemand bedrogen uit gekomen. De HEERE doet wat Hij zegt.

2. Offeren aan God

Het eerste wat er staat: hij maakt een altaar. Binnen een uur of een dag? Maar de Bijbel zegt wat hij doet als hij uit de Ark komt. Vers 20 en vervolg. Een altaar als een zichtbaar teken dat hij denkt aan de HEERE. Een teken van dankbaarheid. Om de HEERE te danken. Hij heeft gedacht aan Zijn genade. Het lijkt bijna kerstfeest daar.

Het is meer dan alleen een dankoffer. Er wordt een brandoffer bereid. Dat heeft iets van dank en erkentelijkheid. Maar een brandoffer heeft ook te maken met verzoening. Moet u maar eens lezen in Leviticus 1. Herstel van de relatie met God. Dat is wel bijzonder. Als Noach denkt aan God, dan heeft hij een offer nodig. Hij heeft verzoening nodig. Verzoening? Wat heeft die beste man toch verkeerd gedaan? Hij was toch de meest vrome man in die tijd? Verzoening dat betekent dat je schuldig bent. Inderdaad. Noach beseft dat hij schuldig is. Had u dat gedacht? U begrijpt dat toch wel, als u uzelf kent? Noach weet heel goed: met al mijn vroomheid en godsdienstigheid, gebeden kan ik voor God niet bestaan. Dat is wat! Ja maar dat zie je in zijn handelswijze. Ik ben in mijzelf geen haar beter dan die mensen die omgekomen zijn in de zondvloed. Dat gaat nog dieper. God weet dat, staat er. Niet leuk dat je dat doet, een offer, maar de HEERE zegt: de gedachtespinsels van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af. Dat is wat God denkt over Noach en over u, jou en mij. Dat onze gedachtespinsels slecht zijn. Daarin vormt Noach geen uitzondering op de regel. Dat laat de doop ook zien: wij worden in zonden ontvangen en geboren. Dat weet God. Ook als Hij aan ons denkt! Dat laat Hij weten door Woord en Geest. Wij zijn geen haar beter dan wie dan ook. Noach heeft verzoening nodig. Een offer voor de zonden en schuld. Hij offert die reine dieren die hij gekregen heeft.

Moeten wij dat ook doen? Wij bbq’en wel, maar offeren geen dieren. Nee toch? Jongens en meisjes, jullie weten dat wel. Wat doen we wel? We hoeven niet te offeren. Waarom niet? Niet omdat het niet meer nodig is. Maar omdat er al een offer is gebracht dat genoeg is. Dat is weer Advent. God geeft ons iets anders. Een ander offer. Veel beter en belangrijker dan al die offers. God heeft voorzien in een offer. Wij hoeven daarom niet meer te offeren. Een offer dat volkomen verzoening brengt. Hij heeft gedacht aan Zijn genade! Hij weet dat dat offer nodig is voor u en mij. Een offer voor de zonden, voor de schuld. Hij heeft voorzien in dat offer, op die heuvel daarginds, aan dat ruw houten kruis. Hij heeft gedacht aan Zijn genade!

Nou wat heeft dat offer van Noach te maken met Advent? Het heeft te maken met het offer dat Jezus zou brengen. Hij denkt aan ons om Jezus’ wil! En wij? Denken wij aan Hem? Of geven we niet om God? Heere Jezus, denk aan mij! Met de woorden van Psalm 25: denk toch aan mij in gena, om Uw goedheid eer te geven. Want: wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem zijn wegen leren.

Amen.

’s HEEREN goedheid kent geen palen;
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden ’t zacht gemoed
In het effen recht des HEEREN.
Wie Hem need’rig valt te voet,
Zal van Hem zijn wegen leren.

– Psalm 25 vers 4 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Veenendaal, Julianakerk, zondag 6 december 2020, 9:30 uur (Tweede Adventszondag). Schriftlezing Genesis 8.