Paulus heeft zich door Gods Geest leren kennen als een doemwaardig zondaar. De bezoldiging van de zonde is de dood. Op Golgotha zie ik wat ik verdien: de dood. Wie met Christus is verbonden, mag weten dat Hij mét Christus is gekruisigd én opgestaan. Hij voor mij daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven. Hij voor mij en ik met Hem. Als je Christus mist, mis je alles. Paulus weet: nu ik met Christus leef, leef ik pas echt. Het gaat in zekere zin wel om het uit het leven halen wat erin zit: mét Christus. Wie zo aan Hem verbonden werd, krijgt niet het eeuwige leven, maar hééft het eeuwige leven al. Wel zullen we tot de dood last hebben van ons oude ik en de zonde; daarna zal ons geloof overgaan in aanschouwen.

Met Christus gekruisigd

Jongens en meisjes, als jullie meeluisteren: het thema is ‘Met Christus gekruisigd’. Galaten 2:20 is een kerntekst van het evangelie van zonde en genade. Het is geen hapklare brok. Het is eerder een tekst om voortdurend te herkauwen. Een tekst om gewoon op te schrijven en daar telkens weer naar te kijken en zo’n tekst te overdenken. Je raakt daar nooit over uit gedacht. Je kunt er telkens weer nieuwe aspecten in ontdekken. Het is niet een simpele tekst, wel een sprekende tekst. Toch kan een kind begrijpen waar het over gaat. Het gaat over het kruis. Dat kan je lezen en horen. Ik ben met Christus gekruisigd. En het gaat over de Heere Jezus. Natuurlijk. En het gaat over geloof. Ik leef door het geloof. En al die elementen wil ik proberen wat langs te gaan.

In gedachten gaan we naar Golgotha. Daar wordt Christus gekruisigd. Je probeert je een voorstelling te maken – al kan je dat nooit doorgonden. Het kruis op de grond. Hij wordt erop gedrukt. Hij wordt vastgespijkerd. De spijker door Zijn voeten. En dan dat kruis overeind. Alleen dat al, wat een afschuwelijk lijden. Als heel je gewicht aan die wonden hand. Misschien werden er nog touwen gebruikt voor de polsen.

Jezus is niet de enige. Er worden twee misdadigers met Hem gekruisigd. Als het over Jezus gaat, heb je misschien medelijden. Dan denk je: joh, Hij is toch onschuldig. Hij is de Zoon van God. Ja, maar Hij is mijn liefste! Ik hoop dat je dat zegt.

Maar die misdadigers: ja, dat is hun verdiende loon. Dan hadden ze maar niet iemand moeten vermoorden. Maar lees de tekst nog eens: ik ben met Christus gekruisigd. Dus ook ik! Ik hang daar ook, zegt Paulus. Ja, wat wordt ermee bedoeld? We waren er toch niet bij? Paulus toch ook niet?

Je kunt die woorden alleen begrijpen vanuit de verbondenheid van Christus als het Hoofd met Zijn gemeente. De eenheid van het lichaam – de kerk op aarde (en ook in de hemel). Als het Hoofd wordt gekruisigd, geldt dat ook voor het hele lichaam. Wat met het Hoofd gebeurd, geldt voor het hele lichaam. Als Christus daar hangt, die het Hoofd is, hang ik daar met Hem. Dat geldt voor iedereen die werkelijk bij Jezus hoort. Anders hoor je niet bij het lichaam. Het geldt voor ieder die met Hem verbonden is. De doop is daar een teken en zegel van. Ik hang daar.

Gekruisigd. Dat betekent: veroordeeld, verbannen, verworpen. Een uitgestotene. Is dat Zijn verdiende loon? Nee. Dat is mijn verdiende loon. Hij wordt gekruisigd om uw, jouw en mijn zonden. Gekruisigd. Dat is het oordeel van God over ons leven. Gij zijt die man. Jij bent die vrouw. Jij bent die jongere. Jij bent die dominee. Op Golgotha zie ik mijn verdiende loon: het kruis. Dat gaat heel diep. Dat betekent dat ik in mezelf geen haar beter ben, dan die criminelen aan de linker- en rechterzijde. We zeggen misschien te makkelijk dat we zondig zijn. Je knikt ‘ja’ zonder erbij na te denken. Besef je wat dat betekent? Geloof je werkelijk dat je dat kruis verdient? Dan kunnen we ons niet meer verheffen. Van nature voelen we ons niet schuldig – we zijn niet volmaakt, maar wel fatsoenlijk, we zijn rechtzinnig, we zijn meelevend, reformatorisch, noem maar op. Dwars daar tegen in zegt Paulus: ik ben met Christus gekruisigd. Mijn leven van nature eindigt aan het kruis. Aan het vloekhout van Gods toorn.

Hoe komt Paulus daarbij? Zo slecht daar stond hij toch niet bekend? De heidenen, goddelozen: dan denk je, dat gedoe van de afgelopen dagen, dan zijn wij beter?! Paulus heeft het daar ook ergens over (vers 15): zondaars uit de heidenen. Paulus is geen heiden. Hij is besneden. Een degelijke en rechtzinnige opvoeding. Hij valt op door zijn vroomheid. In een van de andere brieven zegt hij: ik ben onberispelijk geweest. Maar wat ontbreekt er dan? Dat ontdekt hij pas als Christus in zijn leven komt. Dan ziet hij pas dat al die vroomheid hem niet kan redden. Dat zelfs de beste werken en bedoelingen hem niet kunnen rechtvaardigen. Daarmee kun je Gods gunst niet verdienen.  Dat zie je niet als je je vergelijkt met andere mensen. Er zijn altijd mensen te vinden die het slechter afbrengen dan wij. Je ziet het pas in het licht van God. Hij is heilig en volmaakt. Hij neemt geen genoegen met een beetje goede bedoelingen. Hij heeft ons mensen volmaakt geschapen. Hij vraagt volmaakte gehoorzaamheid. Hij wil dat wij Hem volmaakt liefhebben – net als de engelen. Dat kan niet, zegt u. Er is niemand volmaakt.

Precies, dat is het! In de Galatenbrief staat telkens dat er niemand wordt gerechtvaardigd uit de werken van de wet (vers 16, 17). Het is een grondtoon in heel die brief. Sinds Genesis 3 zijn alle mensen (joden, Grieken, mensen in de kerk en mensen in de wereld) doemwaardig voor God. Ook u, jij en ik. Dat laat God zien op Golgotha. Het loon op de zonde is de dood. Er is verschil in zonde. Of je denkt in overspel of het doet. Er is verschil, jazeker. Op Golgotha krijgt iedere zondaar het kruis. Daar krijgt het vrome en het goddeloze ik het kruis. Mijn hele ik, mijn hele bestaan. Ik ben met Christus gekruisigd.

Daar wilde Paulus eerst niet van weten. En een fatsoenlijk mens niet! Misschien is iemand in de gevangenis er ontvankelijker ervoor? Denk eens aan die misdadiger. Die andere spot mee. Je vindt zo geen vergeving. Dan sterf je in je zonden. Dat is het ergste wat er is. Maar dan die ander, aan die andere kant. Hij erkent zijn schuld. Wij ontvangen straf overeenkomstig wat we gedaan hebben. De Heilige Geest wil ons daar hebben: ik ben met Christus gekruisigd. Dan is het het voorbij, het einde? Het kruis, het einde, de dood?

Hoor hoe hij smeekt: Jezus, denk aan mij. Soms zeggen mensen, ik vind bidden moeilijk. Dat begrijp ik wel. Maar het is zo eenvoudig. Jezus, denk aan mij. Een kind kan het meebidden. Als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. Zo komt hij met Christus in het paradijs. Alleen zo. Niet door de werken van de wet. Niet door iets van mij – door genade alleen. Dat is Gods weg van zaligheid – voor die misdadiger, voor die vrome Paulus en voor u en mij. Alleen zo.

Ik ben met Christus gekruisigd. Wie dat niet wil, dan houdt het pas echt op. Dan houdt het op. De tekst houdt niet op. De apostel gaat verder. Er staat iets verder: niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij. In de Sint Jan in Gouda ligt een grafsteen van een predikant, ene Herman Herbers, het gaat me niet om die man, maar om die steen: “Leert sterven eer ghij sterft, soo conet ghij sterven als gij sterft.” Dat zie je aan die ene misdadiger. Hij zegt het ronduit: ik heb de dood verdiend. Maar hij smeekt om genade. De hel verdiend, de hemel gekregen. Wie zich leert vereenzelvigen met het kruis, die vindt in de gekruisigde het leven. Dat is het wonder van Goede Vrijdag, van Golgotha. Op Golgotha krijg ik de straf die ik verdien? Nee. Hij, in plaats van mij. Hij voor mij. En ik met Hem. Wie bij Hem hoort, is met Hem gekruisigd.

Waarom is dat evangelie? Dat begrijpen de kinderen wel: als je iets verkeerds hebt gedaan, hoe vaak krijg je dan straf? Stel je voor, je hebt door rood gereden. Een agent zag dat, die geeft jou een bon. Moet je vader of moeder betalen. Als die bon betaald is, dan is ‘ie betaald. Dat hoeft maar een keer. Hier gaat het niet over een bon, maar over het kruis. Over de doodstraf. En dat is per definitie maar een keer. Je kunt maar een keer sterven. Toen Christus stierf, stierf Hij voor mij. Dat is voor iedereen die bij Jezus hoort. Dat hééft Hij gedaan. Dat ís volbracht. Dat hoeft niet nog een keer, dat kan niet nog een keer. Dat het is evangelie van het kruis, van de gekruisigd.

Het is niet over en uit met mij, zegt Paulus. Ik leef. Want Christus is mijn leven. Ik ben niet alleen gestorven, maar ook opgestaan. Het lichaam is verbonden met het Hoofd. Dat is ook de tekst. Niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij. Als Paulus dat schrijft, leeft hij nog in het gewone aardse leven. In het vlees leven – in het aardse leven. Een gewoon mens, met alles erop en eraan. Paulus is nog niet in de eeuwigheid – net als wij. Maar door het geloof verbonden, dan heb je nu al deel aan het eeuwige leven. Dat is ook iets wat in het Johannesevangelie terugkomt (3:36), wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven. Niet krijgt, maar: heeft het nu al. Wie niet gelooft, wie ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, de toorn van God blijft op hem. De beslissing valt in het hier en nu.

Ik ben met Christus gekruisigd. Gestorven. En ik leef met Hem. Dat leven ligt vast in de opstanding. Jezus leeft op deze Goede Vrijdag – en regeert. Iedereen leeft die in Hem gelooft, met Hem. Dat begint nu al, in het hier en nu. Dat kan geen duivel of hel ongedaan maken. En daarom in het kruis zal ik eeuwig roemen, geen wet zal mij verdoemen. Dat is de vreugde van het evangelie.

Eigenlijk zegt hij: nu leef ik pas echt. Met Christus. Nu leef ik pas echt. Want Christus is mijn leven geworden. Dat is precies anders als vroeger. Die ene misdadiger dacht: ik leef pas als ik doe wat ik wil, als ik iemand moet beroven doe ik dat, iemand moet doden, dan doe ik dat. Dat dacht die crimineel in zijn vroegere leven. Eruit halen wat er in zit. Je leeft maar een keer. Dat zegt een christen ook, maar heel anders. Je leeft maar een keer. Genieten is genieten zonder God, denken mensen. Maar een christen weet: het is genieten met God. Er is geen groter genieten dan een leven met God. Het oude leven zonder Hem was eigenlijk maar de dood. Het echte leven, genieten begint met Christus. Hij geeft mijn leven betekenis. Hij geeft mij de diepste vreugde. Haal eruit wat erin zit, maar dat kan je niet zonder Christus. Zonder Christus is het een grote mislukking.

Maar ja, die Paulus had geen goddeloos leven geleid. Hij stond bekend om zijn vroomheid en serieusheid. Ik dacht dat ik geestelijk leven had. Ik zag er van buiten beter uit. Maar het was de dood, zegt hij. Ik dacht dat ik heel wat deed, was: maar ik miste Christus. Dat kan je wel denken dat het heel wat is, maar achteraf was het niks. Nu is Christus mijn leven. Nu leef ik pas echt. Ik was dood. Ik ben verlost van de angst voor de hel. Verlost van de slavernij van de wet (altijd maar moeten, moeten, moeten). Ik ben aangenomen tot Zijn kind. Wat kan mij nog schaden? Ik ben van Jezus! Dat kan niemand van me afnemen. Christus leeft in mij – wat er ook gebeurt.

Christus leeft in mij. Niet: Hij komt even langs, even in een vakantiehuisje. Nee: leeft in mij. Permanent. Niet voor een paar weken of maanden, maar voor de eeuwigheid. Hij maakt plaats voor zichzelf, om er te blijven met Zijn Geest. Hij bepaalt mijn leven. Jezus neemt geen genoegen met een achterkamertje op zolder. Nee, Hij wil ook in de slaapkamer, keuken, kelder zijn. In heel je levenshuis. Het is alles of niks. Dat is de radicaliteit van de tekst. Christus leeft in mij. Hij zorgt voor mijn leven. Hij leidt mijn leven. Niet meer ik, maar Christus. Christus leeft in mij. Met wie ik ben gekruisigd. En opgestaan. Hem, die ik lief heb.

En daarom haat ik alles wat Hem krenkt, verdrietig maakt. Paulus zegt: ik beschouw al mijn eigen prestaties als schade. Vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus. Jezus is mijn leven. Met Christus gekruisigd. En wat ik leef, leef ik met Hem. Hij in mij.

Nu liggen daar wel allerlei vragen. Ik hoor iemand zeggen, ik vind het wel mooi, mijn zondige hart gekruisigd, ik leef met Christus, maar was dat maar waar! Ik bedoel: was het maar waar dat die oude mens dood was. Was die maar gekruisigd. Die oude mens is springlevend! Ik heb het gevoel dat ik niet verlost ben. Ik zou zo graag als een engel willen zijn. Maar wat een verschil. Dat kan je in verwarring brengen. Dat merk ik ook wel eens bij jongeren en ouderen. Ik herken het zelf ook. Dan doe je je best. Nu doe ik mijn best, ik ben er vol van, de preken raken je. Maar even later is alles weer weg. Ik zou dicht bij Jezus willen leven – het ervaren en voelen. Vol van Zijn liefde. Maar in de praktijk ben ik zo lauw. Het kwaad steekt zomaar de kop op.

Wat ik wil vragen: vind je dat echt erg? Zit je ermee? Als je een naamchristen bent (je weet wel, dan heb je wel de naam christen maar ben je geen echte christen), dan zit je daar niet echt mee. Dan kan het je niet schelen dat je Hem verdriet doet. Een echte gelovige zit er wel mee. Je verlangt te leven met Hem. Hem eren. Liefde verlangt naar Hem. Wat is het kenmerk van een echte christen? Een echte christen, dat wil niet zeggen dat je geen last hebt van dat zondige ik (dat wordt niet bedoeld met de tekst), maar de realiteit is juist die strijd. En dat is een strijd die een ongelovige niet begrijpt. Ook van nature begrijpen we dat niet. Maar de Geest begint die strijd. Lees maar eens Galaten 5, de strijd tussen vlees en geest. Niet een strijd naar de heilszekerheid. Maar de strijd tegen de zondige begeerten, kwaad, zondige ik. Strijd van vlees en geest. Een christen is die strijd nog niet te boven. Daar kun je wel intens naar verlangen. Ik hoop dat je dat begrijpt. Dat je wordt verlost van dat zondige van binnen. Juist als je zo moe wordt van die strijd. Verlangen naar verlossing. Om met Christus te zijn – als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde er zullen zijn. Dat is verre weg het beste.

Paulus is, net als wij, nog in het vlees. Dat staat ook in de tekst, er staat: voor zover ik nu in het vlees ben, leef ik door het geloof in de Zoon van God. We leven in het aardse. Het zondige vlees. Nu leef ik door het geloof. Dat is een tegenstelling hier met zien. Ik zie het nog niet. Straks komt de tijd van het zien. Dat is de dag dat het geloof overgaat in aanschouwen, in zien. Luister nog eens naar de tekst: ik ben met Christus gekruisigd. Dat is mijn oude leven, zonder God. Dat kwaad van binnen. Het ís gebeurd. Voltooid tegenwoordige tijd. Dat zie ik nog niet. Dat ervaar ik nog lang altijd niet. Zou ik wel willen. Je weet het niet door het zien of ervaren. Maar door het geloof. Het geloof in Christus. Nog niet zien, toch geloven. Vastklemmen aan de beloften. Je overgeven aan Christus, de gekruisigd. Soms ervaar je dat wel – dat is heerlijk, de hemel op aarde. Ben je zo weer kwijt. Die volle werkelijkheid dat je het echt ziet, merkt en ervaart (van wat in de tekst staat) is nu nog een zaak van het geloof. En die volle werkelijkheid blijft bewaard voor straks. We leven nog niet in de hemel. We zijn nog niet van het vlees af. We leven nog in de wereld. Een christen heeft die strijd nog. Het is een zaak van het geloof. Straks komt het zien. Straks gaat het over in aanschouwen. Als het vlees wordt ontbonden. Als het aardse leven voorbij is. Als je niet meer in het vlees leeft. Als je Hem mag zien, van aangezicht tot aangezicht. Daar zal geen zonde meer zijn. Geen verleiding. God zal alles en in allen zijn. Die overwinning heeft Christus nu al behaald. Dat is het evangelie van Golgotha. Daarin delen allen die door het geloof verbonden zijn. Al zie en ervaar je dat nog niet – misschien ervaar je er wel iets van. Maar straks gaat het geloof over in zien. Dan gaat het geloof in Christus over in het zien van Hem. In het delen met Hem.

Wat moet je dan als die oude mens zijn kop opsteekt? Dat egoïsme, dat ongeloof, als je zondige verlangens voelt, onrustig bent, last hebt van hebzucht. Wat moet ik doen? In eigen kracht strijden? Lukt niet. Toegeven? Nee. Dat wil ik niet meer. Denk aan de tekst. Richt je aandacht op Christus, op die heuvel daarginds. Ook als je Jezus nog niet kent, dan kan je Hem leren kennen. Zie op het kruis. Dat maakt de zonde bitter. De zonde nagelt je aan het kruis. Daar hangt Christus. Daar hangt Hij om mijn zonden – hoe kan ik die zonde dan nog liefhebben? Daar blaast de oude Adam de laatste adem uit. Daar is het gebeurd. De zonde ís ten diepste in mij dood. Zie op het kruis. Ik ben met Christus gekruisigd. Voor zover ik leef in het vlees, leef ik door het geloof. Overgave aan Hem. Zien op het kruis – dat is het geheim van het geloof. Zo wordt Christus steeds meer je liefste en de zonde je vijand. Ook je zondige ik. Ik ben met Christus gekruisigd. Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Ik leef door het geloof. Het geloof wat niet ziet, nog niet, maar wel vlucht en schuilt bij het kruis. Door het geloof. Juist als ik schrik van mezelf, walg van het zondige ik. Hij walgt niet van mij. Dat is het wonder van het kruis, van het geloof. Dat staat zo mooi in de tekst. Niet: geloof in de Zoon. Maar, er staat iets bij: ik leef door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad! Hoe weet ik dat? Dat is voor de kinderen een vraag: wat is het beste bewijs van Gods liefde? Die mij heeft liefgehad. Hoe weet ik dat? Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Dat is aan het kruis. Geloof je dat? Of zeg je, daar kan ik niet bij, is dat wel voor mij? Zie op Golgotha’s kruis. Die ene crimineel heeft het begrepen, hij zegt het je voor. Heere Jezus, denk aan mij! Daar begint het wonder te leven. ‘Jezus, leven van mijn leven, dood van mijne dood, die voor mij U hebt gegeven.’

Amen.

Gij zijt mij, HEER, ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren;
G’ Omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar’t recht doen hand’len,
En wijzen u den weg dien gij zult wand’len;
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad,
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.

– Psalm 32 vers 4 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Veenendaal, Vredeskerk, vrijdag 2 april 2021 (Goede Vrijdag), 19 uur. Schriftlezingen: Lukas 23:33-43 en Galaten 2:15-21. Uitzending via YouTube.