Ds. J.A. van der Velden (IJsselmuiden)

Genesis 1:9-13

17 juli 2006, 18.30 uur, Ichthuskerk Reeuwijk

Gemeente, een van de meest fundamentele zinnen in OT en NT. Via Israël aan de volken gegeven: In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Geen ontstaan van God, zoals bij andere volken. God is er. God staat aan het begin, dat geloven wij, belijden wij samen met Israël. Genesis 1 is een geweldige onderstreping van deze geweldige inzet.

  1. God heeft alles geschapen, heel de geschapen wereld, ook wij mensen, gemeente, wij gaan niet terug in onbegrensde tijden. Uw leven heeft een begin. Schepping een begin en einde, einddoel. Ook ons leven einde. Als het goed is, een einddoel: eeuwig te mogen zijn bij de Heere en bij de Heere Jezus Christus.
  2. God heeft alles geschapen. Hemel en aarde. Het al is Zijn werk. Niets en niemand is goddelijk. Wij hebben geen goddelijke kern. Geen heilige of goddelijke koeien. Boom ook Alles is schepsel, onderscheiden van God de Schepper. Wel een relatie van God met Zijn Schepping. Onderhoudt ons leven.
  3. God heeft alles geschapen, Zijn scheppingswerk, niet te vergelijken met welk ander werk dan ook. Geen materie en stof nodig, als dat er al was.

Zo hoorden we, de derde dag is aangebroken. Weer een scheiding plaats. Scheppen is scheiden. Eerste dag: licht en donker. Tweede donker: water onder hemelgewelf en water boven gewelf. OT wereldbeeld, firmament, plat vlak, daarboven water, onder de lucht en wateren. Wij in onze tijd, een totaal ander wereldbeeld, terecht. Schrijver Genesis 1 wil zeggen: God geeft aan ons mensen een veilig dak boven ons hoofd. Wij mogen ons veilig en beschut weten in ons leven, in de zorg van onze Schepper. Die van ons weet. Veilig en beschut weten in de Heere Jezus Christus. Luther zegt: de barmhartigheid van God is als de hemel, die steeds boven ons blijft, waar we ook zijn, zijn we veilig. Niet overgeleverd aan stemmeloos, oneindig heelal. Goddelijke zorg en kracht, troost, geborgen weten in wonder van goddelijke genade in Jezus Christus tot eeuwige verzoening.

Op de derde dag vindt weer een scheiding plaats. Water onder het hemelgewelf en het droge. Laat dat op een plaats samenkomen, zich verzamelen. Daardoor dan het droge zichtbaar worden, tevoorschijn komen. En het was zo. Lees ik steeds: was zo. Betekent: dat wat de levende God spreekt, is werkelijkheid. Zijn Woord is daad.

Op de derde dag geeft God grond om op te staan. Is er nu, sinds de derde dag. Grenzend aan het water, aan de zeeën. Soms is dat water een kalme, kabbelende plas. Soms is het water een door storm zich verheffende watermassa. Indrukwekkend, angstaanjagend. Komt op je af. Zal het water, de golven het droge niet overspoelen? Zullen de golven en het water het droge wegvagen. Wij horen het beuken en bulderen van het water, aan de grenzen van het droge. Ook erover heen.

Het droge, noemt God aarde. Samengevoegde water noemt Hij zeeën. Ook dat, gemeente, hoort bij Gods schepping. Als Schepper aan werken een naam geeft. Een naam. Zeeën. Aarde. Wat horen we daarin? Dat de chaosmachten, de zeeën, de ongeremde watervloeden, ze horen ten diepste niet bij de geschapen werkelijkheid. Ten diepste vormen ze geen bedreiging meer voor de schepping, voor het droge. De chaosmachten, de bedreigende wateren, heten nu zeeën. Betekent dat de Heere bepaalde grenzen heeft gesteld. En daarom kan Israël zingen, en wij zingen het mee: vast staat nu de wereld, de aarde, zij zal niet wankelen. O zeker, de zee houdt iets bedreigends. Niet voor niets is Israël nooit een zeevarend volk geweest, in tegenstelling tot de Venitiërs, een zeevarend volk aan de Middellandse Zee. Israël hoort bij begin, Kanaän, het beloofde land [Hebreeuws], het land van de vaste belofte, tot op vandaag toe. Kleine stukje land tussen zee en Jordaan. Land waar de Heere zelf wil wonen en zich heeft geopenbaard aan Israël en de volken.

Maar het werk op de derde dag is nog niet af. Er volgt nog een scheppingswoord. Ook dat is daad. Dankzij dat woord, aarde is als een moeder. Moeder aarde, door het woord van God. Brengt jong groen voort. Zaaddragend gewas. Vruchtbomen, vrucht dragen. God zag dat het goed was. Vindt u dat niet prachtig? Ja, op de derde dag, de Scheppende God, deze lege aarde gaat tooien, vullen, leefbaar, bewoonbaar maken. Daar valt op de derde dag alle nadruk op. Droge leefbaar en woonbaar gaat maken.

En God zag dat het goed was. Ja, gemeente, dat lezen we steeds.  Wat betekent dat? Alles wat God geschapen heeft, dat is goed. Schepping is goed. Omdat God als de Schepper dat gezegd heeft. En dat betekent tegelijkertijd, al Gods Scheppingswerken ook hun eigen doel en bestemming hebben. Al wat God geschapen heeft, is er niet zomaar. Heeft Hij een doel aan gegeven. Alles heeft zo zijn eigen plaats en plek. De aarde, zij dient als woon en leefplaats voor zijn schepselen. Bepaalde diersoorten, vooral als woon en werkplaats, ontplooiingsplaats van het menselijk geslacht, van Zijn beelddrager. Zee dient vooral voor de zeedieren en grote vissen. Luchten dient vooral voor de vogels die kunnen vliegen.

Naar hun aard. Naar hun soort. Dat is ook zo kenmerkend in Genesis 1, is ook prachtig, gemeente, naar hun aard, soort. Dat wil zeggen, de Scheppende God wil verscheidenheid, niet allemaal hetzelfde, geen vermenging, geen wanorde, geen chaos. Maar onderscheid, verscheidenheid, verschil. Kijkt u maar, vruchtbomen, zaden, diersoorten, bloemen, planten. Onderscheid tussen man en vrouw, geestelijk en lichamelijk. Geen een man precies hetzelfde. Geen een vrouw precies hetzelfde. Wat een verscheidenheid. Wat komt zo de heerlijkheid van de Schepper bijzonder naar voren.

Schoonheid en levensmogelijkheid samen. Schone, dat is geen platvloers amusement. Heeft alles te maken met de Schepping. En o zeker, is nodig om te leven, maar in het leven hier op aarde mogen wij tegelijkertijd genieten van het schone dat God als de Schepper heeft gegeven. Geniet u maar van het schone, een gave. Prachtige kleuren en verschillen, groen. Prachtige verschillen. Krachtige tred van de olifant. Geniet u maar, van elkaars lichaam, in het huwelijk. Het onderscheid, wat de Schepper heeft gewild. Overstelpend rijk aan vormen, geuren, tinten. Genoeg om de dieren en mens te voeden, van de schoonheid te genieten.

Derde dag, dubbelgoed, twee keer zegt God dat het goed was. Vandaar gemeente dat veel mensen in Israël op deze dag gaan trouwen.

Droge noemde Hij aarde. Eigenlijk om te huiveren. Is het niet een speldenknopje, in uitdijend heelal. Aarde verdwijnen in het heelal? Is er ergens anders leven, menselijk leven, geschiedenis en cultuur. Weten het niet, maar reizend naar hemellichamen, onderzoek heelal, gaat door, reizen naar maan, Jupiter, vakantiereizen naar een of andere planeet. Die aarde, die speldenknop, in dat heelal. Derde dag vertelt ons dat de aarde er is en blijft. God behaagt juist op de aarde al Zijn scheppingswerk tot stand te brengen. Ook dat is Goddelijke verkiezing. God heeft de aarde uitverkoren. Deze aarde. Daar speelt de geschiedenis van de mensheid zich af, alle eeuwen door, hoogten en diepten. Hier op deze aarde, voltrekt zich geschiedenis van volk Israël, Gods weg in heilsplan. Hier op deze aarde, voltrekt zich geschiedenis van Christus gemeente de eeuwen door. Hier op deze aarde, uw en mijn levensgeschiedenis. Zo heeft God het behaagt, op deze aarde. Kruis van Christus te plaatsen tot een eeuwige verzoening met Hem, voor een verloren mensengeslacht. Deze aarde, Christus dood en graf overwonnen.

Ten hemelschreiend is de goddeloosheid in dagen van Noach. Spijt van dat Hij mensen geschapen heeft. Scheiding heft Hij op: droge en water. Overspoelt door wateren van chaos. Nergens vast grond. Toch wel, in de Ark. Noach met acht familieleden. Behouden en bewaard voor de chaoswateren. Ark uitgaan, voet op het droge, op een nieuwe aarde. En het behaagt de Schepper, Schpper belooft, nooit maar dan ook nooit, water een vloed worden. Kijk maar naar boven, teken van de regenboog. Mijn zichtbaar en blijvend teken van Mijn trouw. Trouw aan Mijn scheppingswerk. Op de derde dag, dat de aarde er is en blijft, tot het einde toe.

Daar staat Zijn volk Israël eeuwen later voor kolkende water van Rode Zee. Achter hen Farao, voor hen de wateren. Geen vaste grond onder de voeten. Maar dan splijt God, net als op de derde dag, de wateren van de Rode Zee, God spreekt dat het droge zichtbaar worde, over het droge trekt Israël door de Roze Zee, naar het droge land.

De grenzen van Kanaän, het beloofde land, daar staan ze weer voor bruisende en ondoorwaadbare Jordaanrivier. Wanhopig, drie dagen. Op derde dag zegt God tegen Jozua: laat het volk zich gereedmaken. Opnieuw op derde dag: dat het droge gezien wordt. Vaste grond krijgt Israël onder de voeten.

Weer later, is daar Jona, de profeet, geroepen naar Nineve. Bekeert u, maar Jona gaat andere kant u. Lot Nineve kan hem niet schelen. Storm, overboord, opgeslokt door grote vis. Op derde dag spuwt vis hem uit op het droge. Zo komt Jona in Nineve. Gods heil en geboden niet alleen voor volk Israël, dat dacht Jona, gaat God, moest Jona leren, op de derde dag: Mijn heil en geboden zijn voor alle volken die op de aarde, op het droge leven.

Opvallend gemeente, dichter van onze psalmen, stem geven aan verdriet, angsten, wanhoop, ziekte, gevaren, aanvechtingen, twijfel. Omdat mensen hen aanvechten, ervaring hebben God is mij vergeten. Wie van ons kent niet zulke momenten? En hoe beschrijven deze dichters dat alles dan? Als een woedende zee, tekeer gaan, door overspoeld wordt. Psalm 42: al Uw baren en golven zijn over mij heengegaan. Psalm 69, dichter: waterdiepte, vloed overspoelt mij. Herkennen we toch wel in ons leven? Je moet maar een slecht bericht krijgen… Je leven is opeens bedreigd. Kind missen, een kleinkind, je moet je man missen, je vrouw missen, je had het zo graag anders gewild in je leven. Ervaar je dan niet, stormen en golven over je heengaan? En dat je dreigt weg te zinken. Dat je het niet meer ziet zitten. Ervaart, geen vaste grond onder de voeten, als de golven en stormen over mijn leven heengaan. Geen vaste grond onder de voeten, als de golven en stormen woeden, dreigt erin weg te zinken.

En dan toch, toch gemeente, daarvan gered te worden! Daaruit verlost te worden. Nee, dat is geen eigen prestatie. Dat is geen eigen strijdvaardigheid, maar aan Hem te danken, de levende God, die trouw is en blijft, ook trouw blijft aan het werk van de derde dag. Wonderlijk, maar waar. Deze God, van de derde dag, Hij geeft toch, toch en steeds weer, vaste grond onder je voeten als de golven over je heen spoelen. Vaste grond zoals Hij dat deed op de derde dag.

Zo hebben mensen God leren kennen, tegen twijfel en aanvechting aan. Zo mag u Hem ook leren kennen. Zo mag ik Hem aanprijzen vanavond. Zoals Hij mij door het water van de doop heen, vaste grond onder de voeten gegeven heeft. Een begaanbare weg, vaste grond onder de voeten. Zijn vaste beloften, van troost en kracht. De vaste beloften van Zijn hulp en uitredding. Hij een weg weet, terwijl je die niet ziet. Vaste beloften van Zijn genade en vergeving, wijsheid en zorg.

Wonderlijk, maar waar gemeente, om Gods daden en werken op de derde dag, dat je toch ja toch wanneer de watervloeden en stormen over je leven heengaan en dreigt weg te zinken dat je het toch leert belijden en kunt zeggen: ik heb de vaste grond gevonden in mijn God, in de vastheid van Zijn beloften, in de vastheid van het volbrachte werk van Christus. Dat is God, de God die trouw is aan Zijn Scheppingswerk op de derde dag. Vaste grond onder de voeten geeft, Hij zelf, Zijn vaste beloften in allerlei omstandigheden van je leven. Zodat er toch een pad is, toch het droge is.

Stormen, hoge golven mogen woeden, de een kent ze meer dan de ander, wat is daar een verschil in, maar wie of wat we ook zijn, stormen en golven van onze zonden en tekorten en ongehoorzaamheid tegenover God. Golven van ongeloof, vijandschap, tegen God en tegen Zijn wet. Golven van zonden en tekort tegenover medemens. God niet volmaakt lief en ook medemens niet volmaakt lief. Er zijn momenten in je leven dat het op je af komt. Terugkijkt, als je jong bent, als je oud bent, je leven bedreigd gaat worden. Balans naar God toe, je Schepper. Golven van schuld tegenover God. Dichter van Psalm 65 belijden: een stroom, golven van ongerechtigheid hadden de overhand op mij.

Die momenten, gemeente en jongelui, zijn er in ons leven. Die momenten en tijden kunnen en mogen niet gemist worden. Waar brengen ze ons? Naar de dood, dreigen daarin om te komen, in het oordeel van God. Leven heeft een begin en eind. Als Schepsel moet ik verantwoording afleggen tegenover de Schepper. Hoe dan in dat oordeel kunnen bestaan? Golven van zonden en tekort slepen me mee naar Zijn veroordeling, toorn. Je zult de Heere wat dat betreft gelijk moeten geven dat het daar naar toe gaat. Dat dat het bittere einde is, als het van ons afhangt. Heilige Geest ons allen moet leren, meer en meer. Komt de vraag ,naar je toe, levensvraag en stervensvraag: kan ik deze golven en stormen tot bedaren brengen? In deze golven en stormen vaste grond onder de voeten? O nee, niet in onszelf, niet in eigen kracht, niet in nette leven, goede bedoelingen.

Evangelie van de God van de derde dag. In Zijn wondere genade en trouw heeft God onszelf een vaste grond onder de voeten willen geven. De enige vaste grond, leven nu en straks in het sterven. Enige en vaste grond, de Heere Jezus Christus. Naar deze aarde is Hij gekomen, mens als u en ik, maar zonder zonde. Deze Christus tot zonde gemaakt. Alle stormen en golven van zonde en schuld en dood en van toorn van het menselijke geslacht zijn over Hem heengegaan. Hij moest het uitroepen: al Uw golven en baren gingen over mij heen. En Christus dreigde erdoor overspoelt te worden. Hing aan het kruis, vijanden juichten, maar ze juichten te vroeg. God van de derde dag greep opnieuw in: op de derde dag wekte Hij Zijn Zoon op. Stormen en golven liet Hij achter zich. Stond op in die andere werkelijkheid. Zijn opstandingswerkelijkheid, het eeuwige leven. En dat niet voor niets, ook vanavond, te midden van alle stormen en golven in je eigen leven en de wereld, het evangelie verkondigd: de enige vaste grond om op te staan, om gered te worden, om behouden te worden. Nu al in dit leven, straks in het sterven. Voor eeuwig, de God van de derde dag, van het kruis, van de opstanding op de derde dag. De vergeving van al onze zonden. Betaling van al onze schuld. Niet veroordeeld, maar vrijspraak en eeuwig leven. Wonderlijk gemeente, in deze Christus gaan de stormen liggen, in vertrouwen op Hem, door Heilige Geest gewerkt. Deze vaste grond onder de voeten, deze vaste grond in je leven en straks in je sterven.

Zegt u eens: Hij geeft een wonderlijke en heerlijke vrede met God. In dit leven al wonderlijke troost. Deze vaste grond geeft een bijzondere vreugde in Hem. Deze Christus geeft ook een bijzondere hoop en verwachting over de dood en het graf heen. Net als bij Petrus, liep over de golven, kan je ook weer overmant worden door twijfel. Je zakt weer weg. Je bent het als het ware weer kwijt. Maar de God van de derde dag, Hij blijft de getrouwe. Christus blijft getrouw. Hij richt weer op, Hij haalt je opnieuw door zonden en twijfel. Spreekt: vrees niet, Ik ben het.

Als wij moeten sterven, die dag komt, alle andere vaste gronden en zekerheden, dan voorgoed verliezen, sta je dan aan de wateren van de doodsjordaan, dan is Hij daar, de God van de derde dag. Is Christus daar. Hoor, Hij spreekt: vrees niet, Ik heb door de dood en oordeel heen, door de wateren van de doodsjordaan een pad gemaakt, kom nu maar, kom maar door het droge heen. Waar Ik ben, in de eeuwige heerlijkheid, daar waar geen storm en golven meer zullen zijn. Achter Christus aan gemeente, zijn we op weg op deze oude aarde, waar verschrikkelijke dingen gebeuren, wat hebben we er een puinhoop van gemaakt, wat maken we een puinhoop van de aarde zelf. Maar in vertrouwen op de God van de derde dag: op weg naar nieuwe hemel en aarde. Hij blijft trouw aan Zijn schepping, aan de aarde, aan ons mensen.

De dag komt dat aan alle machten en stormen, golven die ons bedreigen en overspoelen kunnen, voorgoed een einde aan komt. God van de derde dag schept een nieuwe dag, vrede en gerechtigheid woont. Herstelde schepping op de nieuwe aarde, onder nieuwe hemel, tot een eeuwige vreugde. En de zee en alle bedreigende machten zullen niet meer zijn. Ruwe stormen mogen woeden. God houdt voor mijn heil de wacht. Zijn liefde blijft mij leiden. Voert Hij mij naar het eeuwig licht. Amen.