De profeet Jeremia gebruikt sprekende beelden om de boodschap van de Heere aan het volk duidelijk te maken. Het volk van Israël, Gods verbondsvolk, heeft twee boosheden gedaan: de Heere, de Springader van het levende water, verlaten en voor zichzelf gebroken bakken gemaakt die geen water houden. Hoe is het met ons? Zijn wij anders? Stellen wij ons vertrouwen op de Heere? Of dienen we andere afgoden? Hoe komt het dat de weegschaal zo doorgeslagen is? Heeft de Heere dan iets verkeerd gedaan? Hij is de Levensbron, de fontein geopend tegen de zonden en onreinheid. Christus Jezus, Gods Zoon, is gekomen naar deze aarde om Zijn leven te geven. Jezus Uw verzoenend sterven blijft het rustpunt van ons hart. Smaakt en ziet dat de Heere is goed.
Jeremia 2 vers 13: ‘Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan; Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden‘.
Gods aanklacht tegen Zijn volk
1. Het adres van de aanklacht;
2. De oorzaak van de aanklacht;
3. Het onbegrip in de aanklacht.
Gemeente, met Gods hulp bedienen we het Woord van de Heere uit Jeremia 2 vers 13. ‘Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan; Mij, den Springader des levenden waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.’ We zien hierin het adres van de klacht, de oorzaak van de aanklacht en het onbegrip in de aanklacht.
1. Het adres van de aanklacht
Gemeente, het Bijbelboek Jeremia, wanneer dat je dat leest, merk je al snel op dat de profeet zijn boodschap met beelden en handelingen illustreert. Mannen dronken voor te stellen. Een andere keer een kruik die hij aan stukken slaat. Stel u voor als ik dat vanmiddag voor uw ogen doe en zeg dat ieder die niet in Christus gelooft, evenzo in stukken geslagen zou worden. En het is nog waar ook.
In hoofdstuk 2 zijn ook beelden. Gebroken waterbakken. Met een pakkend toont de Heere wat er mis is met het volk. Springader verlaten en gebroken bakken. Mijn volk, spreekt de Heere hen aan. Het verbondsvolk. Vers 2. Ik gedenk aan de weldadigheid van uw jeugd. Toen u met Mij omwandelde. De Heere haalt Zijn bruid de belofte nog eens in herinnering. Er zit pijn achter.
U zegt dat geldt alleen Zijn volk? Krachtens de schepping kan de Heere dat iedereen zeggen. Meleachi zegt het dat wij allen Dezelfde God hebben. Allen in Adam gevallen. En zijn deze dingen van toepassing voor Gods kinderen? Tot kinderen en erfgenamen aangenomen. Maar wat erg als tegen u wordt gezegd, Ik heb tegen u dat u Mij verlaten heeft. Dat is dus mogelijk.
Vers 5. Onrecht. Daar zit een beeldspraak in. Zoals een weegschaal helemaal scheef staat. De Heere zegt: laat Mij eens zien waarin Ik verkeerd heb gedaan. Toen u in het land kwam stelde u het tot een gruwel. Ook de priesters. Het ging zover dat niemand vroeg: waar is de Heere? Dan gaat de Heere twisten met Zijn volk. Als de heidenen die er niet aan denken de goden te veranderen. Desondanks heeft mijn volk Mij ingeruimd. Dat doen zelfs de afgodendienaars nog niet eens.
Ze ruilen het beste in voor het slechte. Wat bij geen volk gebeurt. Dat wel zijn God prijsgeeft. Het adres van de aanklacht. Of zijn wij beter? Hebben wij God niet verlaten. Dat brengt ons bij de inhoud van de aanklacht.
2. De oorzaak van de aanklacht
Als de Heere zegt Mijn volk. Zou de Heere het niet met pijn in het hart moeten gezeggen? Mijn volk zondigt dubbel. Ze verlaat Mij en ruilen Mij in voor een ander. De Heere noemt het boosheid. Wat voor reden hebben ze daarvoor? Is de Heere niet goed voor hen geweest? Heeft Hij geen geduld gehad voor hen? Als we Nieuw-Testamentisch denken, Hij heeft Zichzelf genomen. Het water kon hun dorst niet lessen.
Misschien ben je weleens bij de Noordzee geweest. Dat is zoutwater. Daar krijg je alleen maar meer dorst van. Door de zonden en duivel
Een ding centraal: het dikke ik, het eigen ik. Als het de Heere niet is in ons leven, dan is er iets anders wat het opvalt. Kan van alles zijn. Als de Heere het niet is, dan is het iets anders. De koorden van liefde weggooide. Alles wat goed was met de voeten vertrapt. Dat is heel wat, tegen de goedheid van God. Men ging tegen vermaning en bestraffing in om de Heere te verlaten.
Het volk gaat maar door met zonden. Ondanks de oproep om ervan af te keren. Geldt dat ook ons leven? Wij zien de wet als kennis der zonden. Dat is waar. Het is de Heilige Geest die het je laat zien. Spiegel. Maar als je die spiegel wegneemt, waar gaat het dan heen met een mens? Daar lijkt het heel erg op in Juda. Struisvogel. Kop in het zand, Weg gevaar. Zonden is inzien dat je zonder God leeft.
Dat is erg: iets anders dan God, dan de relatie met God. Het doel van je leven in iets anders uitleven dan in God. De boosheid is bedoeld dat men aan de zonden toegeeft. Ik heb Mijn volk opgevoed. Met zoveel liefde voor de kinderen klaar gestaan. En dan gebeurt het. Dan nemen je kinderen zonder aanleiding afstand hebben. Je komt het in de gemeente tegen. Kinderen die geen contact met de ouders willen hebben. Dieper kunnen ze eigenlijk niet raken. Dat doet eigenlijk Israel tegen God.
Wat wij doen is met een adem ons afkeren van de Springader. God is een Springader. Liefde, genade. Die bron welt maar goed op. Wat God aan zegeningen schenkt. Dat is God. Wij willen wel de weldaden, die Weldoener? Nee, die willen we niet. Is dat niet het toppunt van ondankbaarheid? Het is net als de stroomverzoening. Als er een stroomstoring is in de avond. Dan houdt het snel op. Misschien je laptop nog een paar uur maar dan is het wel op.
De mens wil niet van afhankelijk weten. Of is het bij u anders? De Heere heeft u bij de doop al geroepen. Je bent van Mij, je behoort Mij toe. Weet u waar de Heere verdriet van heeft? Als wij ons, zelfs tegen beter weten in, ons afkeren. Je gaat maar door. Wat snijdt dat diep door de ziel. De Heere gaat eraan ontdekken.
Misschien zegt iemand: wat Jeremia hier zegt, daar is mijn leven mee getekend. Het slaat naar binnen in je hart. Water in gebroken bakken. Een bronwel. Water opborrelt. Lekker fris. Nu gaat iemand naast die bron een putje metselen, een bak. Door de droogte zit er scheur in. Hetzelfde als je water in je handen probeert te houden. Dat lukt niet op een gegeven, het gaat erdoor heen.
Zonder enige reden Hem verlaten. Allen die U verlaten, scheur in de bakken. Hoe het met ons vanmiddag? Daar gaat het toch om? U zegt ik ben geen kind. U bent een verbondskind. Of u bent een kind van God of niet. Het kan wel, de oude mens. De Heere verlaten. Bevalt het dan zo goed? Twintig, veertig, tachtig jaar? Kun je de prediking aanhoren?
Gods kinderen hebben smart over het verlaten van Hem. Calvijn: alles waar wij buiten God ons vertrouwen stellen zal ons bedriegen. Aan welke bron zitten wij aangesloten. Wie de wereld liefheeft, die is een vijand van God. Mag u aan de Springader verbonden zijn? Dat is Christus. Hij zegt het zelf. Springende tot het levende water. Hem mag ik u vanmiddag verkondigen.
Het water verfrist, koelt, reinigt. Wat verhindert u? De Springader staat daar geopend. Niemand wordt uitgesloten. Die wil, die kome en ontvangt het om niet. Geen aansluitkosten. Een Manasse, Een David. Ik zou u wel wensen een blik te hebben in de hemel. Christus is er zo in betrokken in de prediking. Komen ze tot Mij of blijven ze erbuiten staan? Wat moest Hij trekken, lokken en nodigen. Dat moet een dorstige toch aansporen om met vrijmoedigheid naar Christus te gaan.
Mocht u twijfelen of de Heere het wel meent, o sla Zijn roepstemmen niet in de wind. O komt koopt zonder geld. Hoort en uw ziel zal leven. Belijd uw zonden dat u het niet waard bent. Keer terug zoals die verloren zoon. Treedt in zijn voeten. Zeg het maar na: Vader, ik heb gezondigd voor de hemel en voor U. O kom dan, er is een fontein geopend tegen de zonden en ongerechtigheid.
Wie bij de bron van zaligheid wegblijft, die doet zich eeuwig tekort. Wat dwaas: hij stemt er voor in om eeuwig om te komen. Hij nodigt u. Ik mag u nodigen. Geen vader sloeg met mededogen, ooit vol ontferming op teder ogen, dan Israëls God en Heer.
Niet uw aandoening om te geloven. Heb ik genoeg ervaring, genoeg emotie. Niets in ons. Alleen de aangeboden genade. Dat is de grond om te komen. Kom tot de opperste wijsheid. Hij nodigt u. Zie op die Bron. Jezus uw verzoenend sterven, als wij alles alles derven, dan blijft Uw liefde mij bij in smart. Veracht Hem toch niet langer. Hoe geringer, zondiger u bent, hoe groter de reden is tot Hem te gaan. Zijn verzoenend werk is volbracht. Verzekerd door de Vader. Toevlucht neemt tot Hem.
3. Het onbegrip in de aanklacht
Gemeente, door alles heen klinkt een ontroerende toon van Gods hart. Als zelfs de hemelen zich verzetten, dan blijkt daaruit dat God dit niet verwacht had van Zijn volk. Twee boosheden gedaan. We hebben vastgesteld dat Gods kinderen er niet goed genoeg voor zijn om de Heere te verlaten. De mens maakt zich zo een eigen God. Zijn vertrouwen stellen naast God in iets. Je maakt gebroken bakken.
Voordat de Heere in mijn leven kwam, had ik altijd doelen in mijn leven. Ene weekend doen. Of ergens voor sparen. Maar het ging allemaal voorbij. Bezit van de zaak is het einde van het vermaak. Ach, je kunt doelen hebben maar zeg nu eerlijk: doel bereikt en dan weer een ander doel nodig. Dan is het weer voorbij. Dat zijn gebroken bakken.
Gebroken bakken. Wat zijn dat? Laat wij het in brede zin nemen. In deze Coronatijd. Hevig gewerkt aan virus onder controle krijgen. Gewerkt aan een vaccin. Dat is de oplossing niet. We moeten terugkeren naar God. En het verbondsvolk? We zijn zelfredzaam. Wat ruilen we het Godsvertrouwen makkelijk in tot eigen vertrouwen. Alles buiten God en Christus zijn gebroken bakken. We zoeken voldoening in het leven. De een een auto, de ander een huis, een andere inrichting die net wat chiquer is. Of we verzamelen vermogen.
Mag ik het zo eens zeggen: God wil je hart. Ook voor een kind van God kan het zo zijn: oude bevinding een gebroken bak. Oud water gaat stinken. Als je erop gaat teren maak je ervan een gebroken bak. Soms laat het werk van Christus afleiden van het werk van de Heilige Geest in hem. Dat klinkt goed. Maar dan gaat het mis. Het is een gebroken bak. Alles moet aangaan op Christus.
Hoe dwaas is het een fontein in te ruilen voor een gebroken bak. Neem het mee, onderzoek het. Geen geestelijk leven hebt? Of had en het is er niet meer. Hoe komt het? God verlaten. Gebroken bakken. Wat een belijdenissen kunnen er zijn. Maar het zijn gebroken bakken. Uit genade is de bron zo dichtbij! We zoeken het in gebroken bakken.
Gooi ze weg. Gooi ze achter je. Houd in gedachtenis de fontein is nog open. U die niet weet hoe het verder moet, de Heere weet het. Keer terug afkerige kinderen, Ik zal uw afkeringen genezen. Verlaat niet wat uw hand begon, o Levensbron wil bijstand zenden. Laten we terugkeren tot de Heere Jezus Christus. Dan smaak en ziet dat de Heere goed is. Dan ook een bron van zegen voor een ander zijn. Laat mij U nooit meer verlaten. Om u te vertrouwen en lief te hebben en anderen tot zegen te zijn. Amen.
‘Bij U, Heer‘, is de levensbron;
Uw licht doet, klaarder dan de zon,
Ons ’t heuglijk licht aanschouwen.
Wees, die U kennen, mild en goed,
En toon d’ oprechten van gemoed
Uw recht, waar z’ op vertrouwen.
Dat mij nooit trotse voet vertrapp’,
Noch boze hand in ballingschap
Ellendig om doe zwerven.
Daar zijn de werkers van het kwaad
Gevallen in een jammerstaat,
Waarin zij hulploos sterven.’Psalm 36 vers 3
Zondag 8 november 2020 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. H. van der Ziel – Schriftlezing Jeremia 2 vers 1-13