God laat het volk Israël niet alleen bij Mara. Hij is er Zelf ook. In de bitterheid zorgt Zijn helende aanwezigheid voor drinkbaar water. Het volk sprak geen vertrouwen uit, wel bitterheid. God blijkt zelfs genadig te zijn. Verbitterde en mopperende mensen ontvangen Zijn goedheid. Vergeet het niet om achterom te kijken. Hij deed het volk Israël door de zee gaan. We moeten eeuwen terug kijken, naar die kribbe in die stal. Hij die de hemel verliet om het in de bitterheid van ons uit te houden. En kijk naar dat andere hout: Golgotha. God versloeg duivel en dood. Dat kruis verkondigt ons leven. Wie daaruit leeft, heeft toekomst. Bij dat kruis zijn we bij God. God is onze Heelmeester! 

Gemeente van onze Heere Jezus Christus, tjonge wat een lange rij mensen. Amos kijkt nog een keer naar voren en over zijn schouder terug. Wat een lange rij! Oude mensen, kinderen, schapen, koeien. Ze lopen achter elkaar. En voorop: Mozes. Amos loopt naast zijn vriend, Joan. Joan en Amos waren al vrienden in Egypte. Dat was geen fijne tijd. Als hij er nog eens aan terugdenkt, rillingen lopen over zijn rug. Egyptenaren waren zo lelijk en gemeen. Ze zaten gevangen. Maar nu, hij kijkt om zich heen. Ze zijn in de woestijn. Eindelijk vrij! God had hen bevrijd. God is de echte God, dat had Hij laten zien. De farao had hen laten gaan. Maar het was spannend geweest: de farao kwam achter hen aan. En voor hen de zee. Maar het had gewaaid (net als vannacht, misschien heb je dat wel gehoord), en toen kwam er een pad door de zee. Wauw! Ze liepen er zo doorheen. En toen zij er door heen waren en de farao nog op dat pad was, stroomde de zee weer terug. Iedereen was zó blij! Ze hadden gejuicht, gesprongen en gedanst. Eindelijk waren ze vrij. Nu lopen ze in de woestijn. Amos is hier nog nooit geweest. Hij weet de weg nog niet. Joan ook niet. Wacht, hij vraagt het aan zijn moeder. Mam, waar gaan wij nou precies naar toe? Mama zegt: naar het land Kanaän. Wie weet de weg dan? Hoe komen we daar dan? Mama lacht. God wijst ons de weg. Ze wijst naar voren. Helemaal vooraan. Kijk eens goed. Een wolk! Een wolk, vraagt Amos. Ja, God is bij ons. Door die wolk. En door die wolk wijst Hij de weg. Zo komen we in Kanaän. God wijst ons de weg. Dat is ook wel nodig. Ze zijn in de woestijn. Het water begint op te raken. Amos’ fles is al bijna leeg.

In Exodus 15 lezen we hoe het volk wel water vindt. God brengt hen daar. Maar het water is daar bitter. De vraag is: hoe gaat het volk om met die bitterheid? Zoveel gezien van God, van Zijn wonderen. En als het dan tegenzit? Hoe gaan ze dan met God om?

Vanmorgen kijken we ook naar onszelf. Waar ligt onze bitterheid? Onze tegenslagen, teleurstellingen? Hoe gaan we daarmee om, als gelovigen?

Het volk Israël loopt alweer 3 dagen in de woestijn. Ze lopen in de woestijn Sur. Sur betekent zoiets als muur. De muur aan versterkingen die Egypte daar gebouwd had. Het vormde als het ware de grens. Ze komen steeds verder uit de buurt van Egypte – de vrijheid tegemoet. Maar het volgende probleem dient zich aan. Wat heb je aan bevrijding als je vervolgens zonder water komt te zitten? 3 dagen nu al, in die woestijn.

We weten allemaal: in de woestijn moet je water hebben. Zonder water is het daar levensbedreigend. Ze lopen door de woestijn heen. Ze lopen wél achter de wolk aan. De wolk van God. Daarin laat God Zijn leiding en aanwezigheid zien. Je moet maar vertrouwen dat het goed komt!

En dan lijkt het opeens ook goed te komen: eindelijk water. Gelukkig. Ze kunnen weer drinken. Je ziet ze naar het water lopen. Als ze gedronken hebben, komt de domper: het is bitter. Het is niet te drinken.

Jongens en meisjes, bitter is geen fijne smaak. Al zeggen ze wel dat het gezond is. Heb je eten thuis liggen? Bijvoorbeeld het witte stukje van de andijvie. Of een stukje witlof en daar de binnenkant van. Als je dat eet, dan trek je een naar gezicht. Dat is bitter. Of misschien, minder leuk, een paracetamol, even in je mond, dan wordt ‘ie bitter. Stel je voor je hebt heel erg dorst, je drinkt water, en dan smaakt het naar paracetamol of witlof. Wat dat?

Dat zegt het volk ook: wat dat? Wat moeten we nou drinken? 3 dagen al geen water en dit kunnen we niet drinken. 3 dagen geleden stonden ze nog te juichen. Alle vrouwen gingen achter Mirjam aan. Drie dagen later een mopperend volk. Wat moeten wij nu drinken? Het water mag dan bitter zijn geworden, in het hart van het volk is er ook iets gebeurd: dat lijkt ook bitter te zijn geworden.

Dat kunnen wij ook meemaken. Dat wat er gebeurt, dat dat bitterheid oproept. Het raakt je. Je mond trekt samen. Situaties, denk ik, waar we zelf niet zoveel aan kunnen doen. In beland, zoals het volk bij Mara. Bitterheid van een chronische ziekte die je met je meedraagt. Telkens pijn, lichamelijk en geestelijk. Of het is de bitterheid van gebroken relaties. Van jarenlange verkering die uitging. Of wrange smaak van het huwelijk. Of gisteren en eergisteren: zijn een aantal kinderen niet thuis geweest, niet vanwege corona, maar omdat ze nooit thuis komen. Bitterheid van het alleen-zijn: alleen gebleven omdat je niet tegen iemand aan liep. Eenzamer dan ooit. Je staat aan de kant, voor jou misschien. Door je leeftijd of gezondheid. Je kunt niet meer. Niet meer zorgen, geen hobby’s, niet voor iemand betekenen. Als een oude locomotief, uitgerangeerd. Jongeren die opgroeien met dromen en verwachtingen, je hebt je dromen, maar toch: niet alle dromen worden werkelijkheid. Nog niet, niet. Hoe hard je er ook voor werkt! Je was toch niet ingeloot. Of toch niet aangenomen. Of niet dat ene huis gekregen. Misschien zit je wel eens voor je uit te kijken. Voel je je verdrietig. Waarom gaat het zo in mijn leven? Waarom lijken de levens van anderen zo geslaagd? Jij moet hard werken en je best doen en dan lukt het nog niet. Zo’n wrang gevoel van binnen. Boos, pijn, angstig, verdrietig. Het kan er voor zorgen dat je geloof onder druk komt te staan: als het zo moet! Als het dan zo gaat, wat moet ik met zo’n God? God die dit niet tegenhoudt?! Hij laat dit maar doorgaan?

Ik kan mij voorstellen dat het volk Israël zich zo gevoeld heeft. Ze zagen de wolk voorop gaan. God bracht hen bij dat bittere water. Misschien voelt dat voor jou ook zo. Of in dat wat je om je heen ziet gebeuren: onrecht, ziekte, honger, oorlog, corona, dictators. Wat is de rol van God nou in deze wereld? Wat is de rol van God in jouw leven? Wat moet jij met die bitterheid?

Hier in Exodus 15 is het heel duidelijk: God brengt hen bij Mara (eind van vers 25). God brengt dit bitterheid om het volk te testen. Waar verwachten ze het van? Waar vertrouwen ze op?

Tegelijk lezen we ook in de bijbel dat de duivel een grote macht heeft om onheil te brengen. Het kwade komt niet bij God vandaan, geloven we. God geeft hem bewegingsruimte. Dan stuiten we op de grens van weten en geloven. Want hoe moeten we dat zien? Waar komt jouw bitterheid vandaan? Is het God of de duivel? Of nog iets anders? Kun je best mee worstelen. Waarom overkomt mij dit. Is het God, de duivel, iets anders? Ik geloof niet dat we altijd de antwoorden krijgen. Voor ons mensen onbevredigend. Tergend soms. Wist ik maar wat voor doel dit alles had. Als we het doel weten, kunnen we het beter uithouden in het lijden. Toch weten we dat niet altijd. Hoe kunnen we het lijden aan? Hoe gaan wij om met onze bitterheid?

Het volk mort, het moppert. Mozes als de woordvoerder van God. Laat hij maar voor een oplossing zorgen. Mozes gaat naar de Heere. Hij wijst hem een stuk hout aan. Hij werpt dat in het water: het water wordt zoet. Was het hout van een soort kruidenboom? Of was het misschien een verkoolde boom, koolstof reinigt en zuivert? Aan de andere kan: zóveel water, ineens zuiver?! Daar dacht ik over in de voorbereiding. We kunnen naar de boom kijken, of naar de Heere. Het water wordt zoet. God laat het volk niet alleen bij Mara. Hij is er Zelf ook. In de bitterheid zorgt Zijn helende aanwezigheid voor drinkbaar water. Het volk sprak geen vertrouwen uit, wel bitterheid. God blijkt zelfs genadig te zijn. Verbitterde en mopperende mensen ontvangen Zijn goedheid.

Het volk vertrouwt telkens niet op God, tijdens die reis. Toch: ze moeten het leren: telkens vertrouwen op God, kijk naar de wolk. Hij zal helpen.

Wat dat betreft zijn het mensen als jij, ik, u. Vertrouwen op God in de moeiten, dat is een levenslange oefeningen. Hoe hangen wij aan God? Ons geloof wordt getest. In de bitterheid worden we daarop teruggeworpen. Hoe houden we het uit in deze wereld? Dat maakt het wel eens moeilijk.

Juist in tijden van bitterheid willen we God dichtbij weten. Zijn Naam is: Hij is erbij, Hij zal het doen. Maar we ervaren dat Hij ver weg is. Papa, waar ben je, ik zie je niet, zegt een kind. Maar papa is niet ver. Hij verliest zijn kind niet uit het oog, hart. Zo komen we op een punt in ons leven dat we worden getest, gewogen. Hoe sterk is mijn vertrouwen, hoe groot mijn geloof. Wat kan dat een beproeving zijn! Het is niet bedoeld om u te breken, maar om u dichter aan God te verbinden. Zoals een tijd van droogte ervoor zorgt dat een plant dieper gaat wortelen. Zo mogen wij ook dieper wortelen in God. Wij weten niet altijd wat het doel is van wat ons overkomt. Maar we geloven dat juist die moeilijkheden ons dichter bij God brengen. Omdat Hij de Heere is, die beschermt en verlost.

Israël vindt het moeilijk. Mopperen is makkelijker dan Israël. Toch: ‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God. God zorgt!

Misschien kijk je naar het volk Israël, je denkt: was God ook zo maar reddend aanwezig in mijn leven. Nam God de bitterheid maar weg! Het gevoel dat je er niet bij hoort. Uit elkaar gespatte dromen. Strijd, ongeloof. Bitterheden in het leven gaan niet weg. Het volk Israël ontmoet telkens weer nieuwe beproevingen. Mara laat wel zien dat God erbij is. Ook al ervaren wij dat niet. Hij houdt het met ons uit.

Dat heeft te maken met dat andere hout: het hout dat de diepste bitterheid wegneemt. Het hout van het kruis. Niets kan mij scheiden van de liefde van Christus. In deze geschiedenis las men in de vroege kerk al het kruis. Het hout dat van bitter, zoet maakt. De wrange smaak van tekort die weggespoeld wordt. Jezus die redt. Hij laat ultiem zien: Ik ben bij jou, in jouw Mara.

Dat hebben we gezien. God gaat zó ver om het in onze bitterheid uit te houden. Zijn Mara bleef Mara. Zijn bitter werd niet zoet. Al jouw Mara’s en tegenslagen: Hij wijst jou op het kruis. Het hout waarin alle bitterheid samenkomt. Wij mogen daarnaar toe gaan met wat ons leven moeilijk maakt. We ontdekken wat de diepste bitterheid is: dat we God missen, dat we zondaars zijn, dat we tekort komen in het liefhebben van God. Maar we ontdekken ook dat Jezus die bitterheid gedragen heeft. We mogen het daar kwijtraken. Veel andere bitterheden blijven, wellicht. Breuken laten littekens. Dromen soms altijd maar dromen. De pijn draag je met je mee. We mogen geloven in de verlossing van de ziel, maar lichaam, geest en wereld blijven gebukt gaan onder de gevolgen van de zonde. God geeft wel de ziel te drinken van het zoete water. God laat je ziel niet ten onder gaan. Hij werpt het kruis in je leven. Daar mag je je in je bitterheid aan vastklampen.

Het volk Israël vergat om achterom te kijken. Waar was het geloof in die bevrijdende God? Vergeet het niet om achterom te kijken. Hij deed hen door de zee gaan. Eeuwen terug. Naar die kribbe in die stal. Hij die de hemel verliet om het in de bitterheid van jou uit te houden. En kijk naar dat andere hout: Golgotha. God versloeg duivel en dood. Dat kruis verkondigt jou leven. Wie daaruit leeft, heeft toekomst. Bij dat kruis ben je bij God. God is onze heelmeester!

Wij moeten net als het volk Israël telkens vertrouwen, luisteren naar wat God zegt, doen wat Hij aanwijst. Dan zal Hij onze Heelmeester zijn, naar ziel, geest en lichaam. Dan ziet het geloofsoog verder dan Mara. Hier zonde, ziekte, bitterheid, eenzaamheid. Maar er wacht een Elim. 12 waterbronnen, 70 palmbomen. Zij die de wolk volgen, komen langs Mara. Maar ook Elim. Ze ervaren bitterheid. Maar ze hebben toekomst. Het hemelse rijk; in Gods tent, voor eeuwig, door Zijn vleugels overspreid.

Amen.

Wil, o God, mijn bede horen;
Neig Uw oren
Naar mijn zuchten en geween.
In veraf gelegen streken,
Schier bezweken,
Zoek ik heul bij U alleen.

‘k Zal in Uwe tent verkeren,
HEER der heren,
Voor Uw oog, in eeuwigheid;
‘k Zal op U mijn vast vertrouwen
Altoos bouwen,
Door Uw vleug’len overspreid.

– Psalm 61vers 1 en 3 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 27 november 2020, 9.30 uur. Schriftlezing Exodus 15:22-27. Dienst met beperkingen i.v.m. coronacrisis (max. 30 kerkgangers, geen samenzang, mondkapje bij in- en uitgaan).