Als twaalfjarige jongen zit de Heere Jezus te midden van de leraren in de tempel. Zijn ouders waren weggelopen en in paniek naar Hem aan het zoeken geweest. En als zij Hem dan vinden, leert Hij hen dat Hij moet zijn in de dingen van Zijn Vader. Voor hen, voor zondaren die God de rug hebben toegekeerd. Hij moest in het oordeel komen op Golgotha om zo voor ons de volkomen verzoening aan te brengen. In het moeten zijn in de dingen van Zijn Vader klinkt het bevrijdende Evangelie voor weglopers. 

Lukas 2 vers 49b: ‘[…] Wist u niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?‘.

Kind Jezus moet zijn in de dingen Zijns Vaders

Een woord van de twaalfjarige Jezus in de tempel gesproken tot Maria en Jozef. Gemeente, doopouders, wanneer wij denken aan de kinderen die ons zijn toevertrouwd en aan onszelf, dan weten wij: het voornaamste is, een ding is nodig in ons aller leven.

Als we nu in deze doopdienst bijeen zijn, en vragen wat is dat enige nodige voor de jonge kinderen? Dat die mag erkennen dat Jezus Christus als twaalfjarige, als kind nog zelf, onder de wet, moest zijn in de dingen van Zijn Vader.

Dat was wel een consternatie. In de levende omgang met Gods Zoon. Kind! Hoe hebt U zo kunnen doen? Uw vader en ik hebben U met angst gezocht. Begrijpelijk toch? Wat kun je van een mens niet verwachten: verkeerde gedachten. Misschien zegt iemand: het was bij mij zo vurig maar nu zo vlak. De angst zit verborgen.

Ik zeg niet dat angst onderdeel van het geestelijk leven is. Het is zelfs noodzakelijk. Maar we hebben het mis. Kind, we hebben U met angst gezocht. Hele zaligheid afhangt van het Goddelijk welbehagen. Wij zoeken toch naar God? Ik heb al zo lang gebeden, zegt iemand. En de Heere zegt: wist u niet dat toen u Mij zocht, dat Ik moest zijn in de heilige dingen Mijns Vaders.

Eerst: wist u niet. Verdoemend recht. Vijf moeten van Schortinghuis: ‘ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug niet’. Dat is allemaal schuld hoor. Al ben je nog zo goed onderwezen, en thuis opgevoed bij het Woord. En God geeft Zijn stem op te merken in het rijk van de natuur en in Zijn Woord. Wist u niet dat Ik moest zijn in dingen van Mijns Vaders.

Dat wist Maria niet. Dat Hij twee adressen had. Dat ene adres, timmerhuis van Jozef. Maar ook dat hemelse adres bij Zijn Vader. O, daar had ik niet aan gedacht. Niet weten. Eigen gedachten. Dan is Hij daar als Jozef en Maria Hem gezocht hadden.

Pascha. Daar zat Hij als twaalfjarige tussen de leraren. Die Rabbijnen liepen daar rond. Keken eens rond. Zou er een tussen zitten die we kunnen onderwijzen? Wij hebben ook aanwas nodig. Dat heeft de gemeente ook altijd nodig. Kinderen, jongelui.

Ze waren na drie dagen nog bezig. Waarom nou? Als je docent bent, maakt niet uit wat voor opleiding, ga je eerst eens onderzoeken wat de leerlingen niet weten. Ook wat ze wel weten, maar vooral wat ze niet weten.

Wat is dat heerlijk als je op catechisatie merkt dat ze het van huis uit al hebben meegekregen. Maar dan kom je ook op punten, ja gerechtigheid, heiligheid, dat moet ik nog maar eens uitleggen. Ondervragen. Maar dat is hier niet. Ze waren drie dagen bezig maar vonden niets wat Hij niet wist. Ze verbaasden zich.

Dan moet u wel bedenken dat dit een weg van vernedering van de Heere Jezus Christus was. We zitten in de lijdenstijd. Maar Zijn vernedering begon niet toen pas, maar vanaf Zijn komst. Ook hier. Hij die alle kennis geschapen had, werd hier ondervraagd.

Dat Hij helemaal ons gegeven is tot wijsheid, rechtvaardigheid en heiligmaking. Voor alles wat voor ons onmisbaar is voor tijd en eeuwigheid is om getroost te leven en zalig te sterven.

De paniek: wat hebt U ons gedaan?! Waarom bent U weggelopen, maar zij waren weggelopen. Altijd onderdanig geweest. Gehoorzaamheid geleerd vanaf de eerste dag -een groot goed. Gemeente, wij moeten het allemaal weten: wij zijn weglopers. De Heere niet. Als de hemel gesloten lijkt, maar wij zijn weggelopen. In het paradijs de deur al in het nachtslot gegooid.

Mag ik nog even blijven? Waarom gebeurde dat dan niet? Dan waren ze niet tot zelfkennis gekomen. Jezus brengt ons tot de ontdekking dat er bij ons onkunde, tegenkanting is. Dat vergeten we vaak. Als wij ons maar met Gods Woord bezighouden, doopouders net belooft.

Als het maar zo niet is: als wij maar met de dingen van God bezig zijn, dan is het God. Zo zijn we van nature. Grip op hebben. Dingen van de Heere. We zoeken al heel lang misschien. En als we de Heere zien, dan ontmoet Hij ons als mensen die zichzelf beklagen.

Als God een mens ontmoet, dan is hij niet gereed voor de hemel maar voor de hel. Ik moest hier zijn in de vernedering. Om u te brengen tot het hoogste goed. Om voor u het hoogste goed Zelf te zijn. Kent u voor uzelf in uw leven die omslag. Uit de duisternis naar het wonderlijke liefelijke licht. Dan hebben we het om zo te zeggen goed op te letten. Dat de Heere zo werkt van ouders tot kinderen, grootouders tot kinderen.

Het valt niet mee uit te houden met de Zoon van de levende God. Hij zegt het Zelf: wilt u ook niet weggaan zegt Hij tot de wedergeboren discipelen. Het valt niet mee. Als de Heere Zich verbergt, dan wil de Heere Zich ook gaan tonen.

Dat gezegende Kind Jezus. Hier vanmorgen waren twee kinderen bij het doopvont. Er zijn hier kinderen. Kinderen van Nederland. Zo ook lezen we in de Bijbel kinderen van Sion. Dan is het bepalend, hoe zou het met onze kinderen gaan? Dat zit in het liefdehart.

De koers is hoe gaat het met het Kind Jezus? Dat wij weglopers zijn, dat is zeker. Hij heeft Zich gesteld onder de wet, om te zijn in de dingen van Zijn Vaders. Als Jozef en Maria Hem niet hadden teruggevonden hadden, en de Herodianen Hem gedood hadden, dan hadden Gods kinderen het niet gered.

Tot 95%? Dat is niet genoeg. De Heere eist het volkomen hart. Wat is nou het wonder? Dat de Heere Jezus wordt teruggevonden in de tempel. Is bepalend dat bij albedervers het niet wordt gevonden, maar het Kind Jezus wordt teruggevonden. Ik kan het ook nog anders zeggen: als de Heere nou gewoon meegegaan was naar huis. Keurig gezinnetje, dat horen wij graag.

Dan was Hij niet voor ons in de dingen Zijn Vaders. Dan had Hij niet de menselijke onkunde onthuld. Waarom moet Hij daar nou zitten? Omdat wij daar weggelopen zijn, bij God vandaan. Wij hebben graag een Christus die bij ons is en die ons helpt en troost. En ik zeg niet dat dat zo is. Als u in de eerste liefde mag leven, dan zeg ik u: geniet er maar van.

Maar de pijl ligt verder. U bent van uw plaats af voor God. Dat zijn wij met z’n allen. God die het ons naar de zin maakt en ons alles naar de zin maakt, maar daar neemt de mens God niet ernstig. Ja nog even bidden. Maar dan is er geen eerbied in de gemeente en gezinnen.

Al zouden we de Heere altijd bij ons hebben, en Hem niet hebben in de dingen van Zijn Vader, dan zouden we nog met een ingebeelde hemel hellewaarts zijn. Hij moet daar Zijn in de vernedering, tot verwondering want het draagt vrucht. Christus moet daar wezen. Want een veroordeeld zondaar leert Christus nergens anders ontmoeten dan in de dingen van de Vader.

Waar ontmoeten wij Hem? In de Bijbel. Hij spreekt de dingen van Zijn Vader. Laten we Hem daar ontmoeten. De Heere Jezus Christus Zich bekend gaat maken. Dan komen wij allereerst onder het verdoemend recht van God terecht. U weet niet, ja u kunt het weten. We hebben het versmaad.

Daar zit geen punt van de tijd tussen. Om ogenblikkelijk onder het verzoenend recht van het Evangelie te worden gesteld. Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader. En ik dan? Ik sta ernaast. Zijn er mensen die geen raad voor uw ziel weten, en vaak om raad vragen. Dat is goed. Broeder, zuster, om raad vraagt. En dan zegt: je staat ernaast.

Dan sta je ernaast om door Christus Jezus ingesloten worden. Ik moet, daar vloeit nou alles uit voort. Wat Hij beloofd heeft bij het doopvont voor uw kleine kinderen ook. Als de Heere die beloften waarmaakt, dan zie je Hem in Zijn wijsheid voor de Vader.

Waarom zegt Hij niet: Ik moet zijn in de dingen voor je zaligheid. De Heere is je al voor. Als je loopt met je zonden en schuld, dan laat de Heere merken dat het om Zijn eer gaat. Dat de Heere er een welbehagen in heeft, om uw arme ziel zalig te maken. Te verheffen, want Christus is gekomen. We hebben niet meer nodig.

Kijk, als Hij nu wil zitten in de dingen van Zijn Vader. Dan mag je getroost zijn kinderen van de Heere, als je moet zeggen ik zit er vaak niet in de dingen van de Vader. Wat zijn we een dwazen en weglopers.

Als een dwaas in zichzelf voor Gods aangezicht. Daardoor zal de kerk vastgehouden worden. Dat is geen rustige weg, dat is wel een zekere weg. Door deze die in de leer heeft laten onderwijzen en verbaast heeft gestaan. Daarom wens ik u ook toe, bijzonder de doopouders, dat u en uw kinderen het toch mogen verlangen, het te mogen weten die belangrijkste vraag: heeft de Heere Jezus daar ook voor mij gezeten te midden van de leraren?

Dat is niet alleen een vraag voor kinderen, maar ook voor ouders, catechisanten, leermeesters. Dat is de enige grond. Ook in het kerkelijke onderwijs. En dan ten slotte bedenken aan de weg als Maria het nu niet begrijpt maar meedraagt in het hart. Achttien jaar later. Bruiloft te Kana.

Maria had door het geloof verwachting gekregen. Wat is dat heerlijk. Op de Heere verwachting te krijgen te midden van al je dwaasheid. Let op Hem. Maria gestaan bij het kruis. Zwaard door haar ziel. Ik moet zijn in

De zware wegen zijn voor Gods kinderen vaak later tot grote vreugde. Laten we erin prijzen. Tot eer en heerlijkheid van Hem tot in alle eeuwigheid. Amen.

 

Tweede lijdenszondag 6 maart 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. H. Oussoren – Schriftlezing Lukas 2 vers 40-52 – bediening van het Woord en sacrament van de Heilige Doop