Jezus gaat zingend de dood tegemoet. Hij heft de oude liederen van Israël niet op, maar zingt de psalmen het Nieuwe Testament in. Het is opvallend hoe actueel de oude woorden van de Psalmen ook nu zijn, ten tijde van de oorlog in Oekraïne, maar ook als je persoonlijk in de nood bent. De psalmen klinken het rijkst in het diepst van het leven. Het is voor de kerk des Heeren altijd zangtijd, of ze nu op de toppen van het leven zijn of in diepe dalen. Jezus zong met Zijn discipelen het klein en groot Hallel, diepe woorden over het lijden maar ook over de goedertierenheid des Heeren.

Gemeente, een dezer dagen bezocht ik een Oekraïneavond die was georganiseerd door Driestar Educatief. Die avond was in de Goudse St. Jan. Behalve veel studenten waren er veel Oekraïners, met hun gastgezinnen. Een van de sprekers was de 91-jaar oude predikant Vinogradsky. Hij had een geweldig getuigenis. Wat mij vooral opviel die avond was dat die avond begonnen werd met het zingen van Psalm 31. En dat de overdenking, die een wezenlijke plaats had in het geheel van de avond, ging over Psalm 31. De Psalm die Jezus op Zijn lippen nam aan het kruis – en Stefanus terwijl hij gestenigd werd. En wat mij opviel – en dat raakte me – hoeveel indruk en hoeveel troost die oude Psalm maakte. Temidden van de situatie waarin vooral die Oekraïners zich hadden bevonden – en waar hun geliefden zich in bevonden. Zo herkenbaar, vertroostend, bemoedigd. Woorden van pakweg 3.000 jaar geleden! Ook wel heel bijzonder dat de oorlog nog maar net aan de gang was, of joden en christenen werden opgeroepen om Psalm 31 biddend, zingend op te heffen naar boven. Dat kreeg gestalte in schuilkerken, metrostations, parken. Een machtig gebed om vrede. Met de woorden van Psalm 31. Eeuwenoude woorden die zo actueel zijn. Die levend zijn, die zoveel kracht kunnen doen. Zo bemoedigen, vertroostend, rustgevend – als de dood, vijand op je af komt.

Misschien denkt iemand, oké, maar: als de dood op je afkomt of de vijand… Dan kan je toch beter iets anders doen dan bidden of zingen? Beter actie ondernemen? Nou, Jezus zelf gaf het voorbeeld. Op die bijzondere avond -die wij witte donderdag noemen. Die avond in Jeruzalem. In een van die bovenzalen – waarschijnlijk in het huis van de moeder van Markus. Buiten zal het te horen zijn geweest. Een temperatuur als in Israël – ramen en vensters open. Binnen werd gezongen. Maar in heel Jeruzalem! Men hoort der vromen tent weergalmen. Heel bijzonder. Ik zal nooit vergeten, in een van de gemeenten die ik diende, was een ouderling, zijn vrouw was ongeneselijk ziek, kanker. Ik kwam op een avond aan gefietst, om haar te bezoeken. De ramen stonden open. Ik kwam aan rijden en hoorde van zo’n 100 meter al dat daar gezongen werd. Psalmen. De gebedsgroep was bijeen. Er werd gezongen. Zo bijzonder. Men hoort der vromen tent weergalmen, van hulp en heil ons aangebracht.

Wel, in Jeruzalem, daar in die bovenzaal, werd gezongen. Huisje aan huisje. Het was Paasavond, nacht. Pesach. De cedermaaltijd werd gebruikt. Ceder betekent zoiets als orde. Je kan zeggen: orde van dienst. Tijdens die maaltijd werd er een liturgie gevierd. Er werd dus ook gezongen. Niet alleen in die bovenzaal. Maar in heel Jeruzalem – die Paasmaaltijd werd genuttigd. Een van de hoogtepunten in dat gezin was dan als de jongste zoon vroeg: waarom is deze avond zo anders dan andere avonden? Dat was natuurlijk het signaal voor de vader om te vertellen over de uittocht uit Egypte. Zich opmaken om te vertrekken. Vanwege het bloed gered. Pesach betekent passeren. Het oordeel zou neerdalen op Egypte. Israëlieten werden getroffen waar geen bloed was aangetroffen. Maar waar bloed gevloeid was, daar zou het oordeel passeren. Pesach.

En ja, die vader vertelde daarover. De kinderen een en al oor. Als je je gehoor te luister zou gelegd zou hebben daar, dan zou je horen: hé, dit klinkt anders dan in de huizen. In de huizen was het gemengd. In die opperzaal een mannenkoor. Een opperkamerkoor. Ik denk zo wel dat het de schokkendste samenzang uit de hele wereldgeschiedenis. Natuurlijk, de engelenzang, als ze werkelijk gezongen hebben, dat moet natuurlijk ook geweldig zijn geweest. Maar hier was Jezus de voorzanger. En wie kon er zo zingen?! Zo zuiver, als Hij! Als Hij Zijn koor meeneemt, hoe zal dat geklonken hebben?

Ik kom terug op die zingende Oekraïners. Zingen als de dood en vijand op je afkomen. Als die je in de ogen kijken. Dan zingen. In zo’n wereld. Het zijn pareltjes uit het paradijs. Want weet je, waar echt gezongen werd? In het paradijs. Daar zong alles. Alles bezong de eer van de Schepper. Job 38: de sterren zongen, de kinderen juichten. Maar Genesis 3: dan schuift die slang de notenbalk binnen. Vanaf dat moment wordt dat zingen het zwijgen opgelegd. En klinkt het vals. Hoewel, de Heere is er ook nog. Hij laat het niet toe. Hij gaat ondanks alles door met de mens. Dat zie je in Genesis 4, daar zie je dat. Begint met de broedermoord. Hoe actueel: Rusland – Oekraïne. Het zijn broedermoorden. Juist in dat hoofdstuk, als je verder leest, je leest over Jubal. Dat is de vader van degenen die op de fluit en harp spelen. Zo ging de Heere door na die broedermoord met het geven van het lied. Iedere keer is er ook die tegenstem, dat valse lied. Er is daar Lamech: hij bralt. Luister naar mijn stem. Ada en Zilla, vrouwen van mij: Lamech zal 70-maal 7-maal gewroken worden. Oorlogsretoriek. Dreigend. Zoals wij ook horen. Het lied van de grootheidswaanzin. Het zal echt niet lang meer duren of dit lied wordt gesmoord in het water van de zondvloed. De Heere spaarde dat ene gezin. Dan gaat de Heere door na de zondvloed. Bij de uittocht zingen Mozes en de Israëlieten. En Mirjam met haar tamboerijn.

Later lezen we over de lofzang van Hanna. En een grote sprong naar de Psalmen, die werden gezongen, gedicht. De koorleiders werden aangesteld. De Heere gaat door. En David stelde maar liefst 4.000 koorzangers aan die 5 jaar moesten studeren onder leiding van 288 dirigenten. Wat een zorg! Aan de zang voor de Heere. Dat de Heere op een zuivere en verheven manier werd grootgemaakt. En dan Salomo. Hij mocht de tempel bouwen. Een orkest van 4.000 man. Heel indrukwekkend was de inwijding van de tempel. Salomo schijnt meer dan 1.000 liederen gemaakt te hebben.

Dan maak ik een sprong naar het Nieuwe Testament. Denk aan de kerstnacht. De engelen. De lofzang van Elizabeth, Maria, Simeon. En hier in de bovenzaal zingt Jezus. Met dat kerkje van het eerste uur, zou je kunnen zeggen, Zijn discipelen.

Gemeente, best bijzonder, dat Jezus zingt. We lezen een paar keer dat Hij weent. Over het verlies van Lazarus, daar bij dat graf. En over Jeruzalem. Als Hij Jeruzalem ziet, huilt Hij. Hoeveel schilderingen zijn daarvan. Ik heb nog nooit een schildering gezien van de zingende Jezus. Misschien zijn ze er! En toch heeft Hij als gelovige jood zeker gezongen.

En ja, hier in de bovenzaal, sluit Hij gewoon aan bij die aloude liturgie. Want er was een complete liturgie voor iedere Pesachviering. Jaar in, jaar uit. Dat heeft iets heel moois, vertrouwds, herkenbaars. Een vaste, voorgeschreven liturgie. Waardoor je in de tempel en synagoge en in elk huis de liturgie mee kon vieren. Zo vierde Israël het feest van de uittocht. Herkenbaar. Dat heeft iets moois. Stel je voor dat wij elke zondag een nieuwe liturgie moeten verzinnen. Wat doen we, wat moeten we nieuw invoeren, wat zullen we doen? Wat een onrust geeft dat. Nu weet je gewoon: hier zingen we dit zo. En die andere kerk in Ridderkerk ook. En daarbuiten ook. Zo verbonden met de kerk van Jezus Christus.

En die maaltijd, die Pesachmaaltijd, ik zei het al: het was passeren. De dood passeerde je. En als het bloed van het lam geslacht was en aan de deurposten gestreken was, daarom moest er jaar in, jaar uit, als het gevierd werd, moest er een lam geslacht worden. Dat is deze keer nog één keer nodig. Omdat het Lam Gods in hun midden is. Dat Lam Gods dat zal geslacht gaan worden. En al die lammeren, de eeuwen door, die wezen heen naar dat volmaakte offer van het Lam Gods. Als dat geslacht zal worden, zullen die andere offers niet meer nodig zijn. Is het een wonder dat deze keer, de laatste keer, dat die Paasliturgie zo gevierd moet worden, dat Jezus er een kleine maar ook wel weer grote wending aan geeft?

Want als Hij brood breekt en dat rond deelt, zegt Hij er iets bij wat niet in de liturgie staat. Dit is Mijn lichaam dat voor u gebroken wordt. En als Hij de beker rond deelt, dan zegt Hij er ook iets bij. Dit is Mijn bloed. Bloed van het Nieuwe Testament, voor u en velen vergoten. Hij geeft aan: straks is er geen Paaslam meer nodig. Ik ben het echte Paaslam. Mijn lichaam gaat de dood in. Mijn bloed wordt vergoten. Wat zullen de discipelen verwonderd zijn geweest. Hun gedachten erbij? De een er iets meer van begrepen dan de ander. En toch, hoe ontroerend het allemaal ook was. En ook anders, omdat Jezus er een nieuwe betekenis aan gaf, ze hielden zich aan de liturgie.

De liturgie schreef voor dat er dankliederen gezongen moest worden, psalmen, ter ere van de Heere. En welke psalmen moesten gezongen worden? Wel, het Hallel. Welke psalmen zijn dat? Psalmen 113 tot en met 118.

  • Die kan je weer onderverdelen in het klein Hallel: Psalm 113-114, gezongen bij de tweede beker.
  • Bij de vierde beker, als de maaltijd ten einde was, dan het groot Hallel: Psalm 115, 116, 117 en 118.

Ik wil even heel kort iets zeggen over die Psalmen.

  • Psalm 113, die gaat over de geringe en nooddruftige die verheft wordt uit het stof. Moet je je voorstellen: Christus zingt dat met Zijn discipelen. En Hij zal Zich gevoeld hebben als een ellendige, die weldra kruipt door het stof, in de hof. En als een nooddruftige verhoogd zal worden. Eerst aan het kruis: nederig, pijnlijk, tot in de dood en Godverlatenheid. En daarna uit het graf. En daarna verhoogd tot aan de rechterhand van de Vader.
  • Psalm 114: een loflied op de uittocht uit Egypte. De zee die wegvluchtte. Het volk dat zomaar droogvoets door kon gaan.
  • Psalm 115: daar wordt gezongen over degenen die de Heere vrezen, zullen gezegend worden. De kleinen en groten. Over het verbond: hoe klein hij of zij ook is, die mag delen in datzelfde heil.
  • Psalm 116: over de banden van de dood en de angsten van de hel. Wat zal Jezus dat hebben voorvoeld. De angsten zullen toen al op Hem zijn afgekomen. En wat kregen ze een hoogtepunt in de Hof: zeer beangst begon Hij te worden, zó, dat een engel Hem kwam versterken. Angsten van de hel aan het kruis toen Zijn Vader Hem verlies. Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? In die opperzaal klinken de tonen. En toch klinkt daar: Ik zal wandelen voor het aangezicht van de Heere in het land van de levenden. En kostbaar is in de ogen van de Heere de dood van Zijn gunstelingen. De Heiland weet het: kostelijk zal in de ogen van Mijn Vader ook Mijn dood zijn. Dan is Mijn roeping vervuld, dan komt er een einde aan de toorn van de Vader. Dan wordt de weg geopend naar het Vaderhuis om toe te gaan tot de troon der genade.
  • Psalm 117: de kortste psalm, maar heel veelzeggend. Het gaat over de trouw en goedertierenheid van de Heere die tot in der eeuwigheid is. De Heere gaat door! Soms werd het groot Hallel afgesloten met Psalm 136, want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
  • Psalm 118: uit de benauwdheid heb ik tot de Heere geroepen. De heidenen hadden mij omringd als bijen. Je hoort er ook de tonen van Psalm 22. Het stierenleger dat de dichter belaagd. De dichter wordt ook Jezus bezongen. Een stierenleger, bijen, vijanden die Hem bestoken. Reken dat Jezus onder het zingen van die 118e Psalm de vijanden op zich af zag komen! Bind de offerdieren met touwen, tot de hoornen van het altaar. Hij weet: ze zullen Mij binden. Brengen tot Golgotha. Daar zal Ik Mijn leven geven. Maar door alles heen, door het lijden heen, zingt de Psalm ook van die andere kant: eeuwig te zingen van Gods goedertierenheden. Het is wat: met het loflied op de lippen de nacht in, de dood tegemoet. Als alles donker is, dan toch te zingen in de schaduw van de almachtige.

Als ik terug ga naar die opperzaal, als Jezus het Hallel klinkt, dan klinkt dat ook in de tempel, het huis van God. Daar zingt de priester het, met de koren. Hoe prachtig! De tempel versierd. De altaren. Zangers. Ja, maar, toch… die eenvoudige bovenzaal, zonder goud en noem maar op. Dat eenvoudige koor. Ik weet zeker dat dat zoveel rijker zal hebben geklonken. Daar was de voorzanger de grote Hogepriester, Christus Jezus. De Hogepriester van het Huis Gods.

Gemeente, reken dat Jezus en de discipelen troost ontvingen door de liturgie. Juist op het moment dat ze die troost nodig hadden. U herkent dat vast wel, dat tijdens een dienst, of misschien wel in de nacht, op moeilijke moment, je precies die psalm zingt, of woorden uit die psalm naar je toekomen, die je juist dan nodig hebt. Je zit ergens mee, je kunt ’s nachts niet slapen, je hebt verdriet of pijn. En de Heere geeft psalmen in de nacht, nood, donker. Precies die woorden die je nodig hebt. Die troost en leiding geven. Die laten weten dat de Heere van je af weet.

Misschien denkt iemand, ja, mooi, aardig, maar… Ja, die vaste vormen, herkenbaar en zo, maar ook een beetje saai. Altijd gewoon diezelfde riedel en volgorde en zo. Vergeet een ding niet: je zingt als gemeente in verbondenheid met andere gemeenten. Dat geeft herkenning, ook naar buiten toe. Het is bovendien de taal van het geloof en die van de geloofsstrijd van alle eeuwen. Dat viel mij die Oekraïneavond zó op. Woorden van 3.000 jaar zo herkenbaar, nu, anno 2022.

Bovendien geloven we niet op ons eigen houtje. We geloven toch in verbondenheid met de kerk der eeuwen, als het goed is. Ook met de kerk van alle tijden en plaatsen. Ook met dat kleine kerkje van dat eerste uur, in die bovenzaal. Hoe Jezus daar zong met die eenvoudige zongen. Niet met de engelen of zo. Ook Petrus zat er tussen. Bovendien, dat is geen onbelangrijk punt, zingen we de psalmen in verbondenheid met Israël. Aan Israël zijn de psalmen in de eerste plaats gegeven. En in de psalmen wordt Jezus zelf bezongen, dat is belangrijk. Hij nam ze zelf op de lippen – toen Hij het lijden tegemoet ging en de dood in ging. Niet gekomen om te ontbinden, maar te vervullen. Ook die oude liturgie. Wat deed Hij daarmee? Hij zong ze het Nieuwe Testament in. Waardoor ze een Nieuw Testamentische lading kregen. Als iemand reden had om af te stappen van oude, vaste patronen, dan was Hij het wel. Hij was immers de Heere van de Kerk. Hij had de vrijheid daarmee om te gaan. Het wordt allemaal nieuw, we gaan het helemaal nieuw doen, niet die oude liederen zingen. Nee. Hij was niet tegen verandering. Hij kon schoppen tegen dode tradities en vormen. Toch houdt Hij vast aan de voorgeschreven liturgie. Daarin vonden ze troost.

Iemand denkt intussen: ik houd meer van lofzangen en geestelijke liederen. Ja… die kunnen heel mooi zijn. Ja toch? Er zijn prachtige lofzangen en liederen. Ik denk aan die Oekraïneavond: daar werd ‘Jesu meine Freude’ van Bach gezongen. Hoe prachtig en Schriftgetrouw! Als ik denk aan prachtige liederen van Luther. En vanuit puriteinse traditie kregen we prachtige liederen aangereikt. Toch, op de een of andere manier, stijgen de psalmen boven die liederen uit. En het kan ook nooit de bedoeling zijn dat die andere liederen de psalmen verdringen. Of dat andere liederen een onschriftuurlijke inhoud hebben. Daar moet volop voor gewaakt worden.

Keer op keer valt op: de psalmen klinken het rijkst in het diepst van het leven. In het donker. Job zegt: God geeft psalmen in de nacht. Juist als het moeilijk is. Je hebt pijn, verdriet, radeloosheid in de nacht. Als de Heere dan psalmen geeft in de nacht! Ik denk aan Paulus en Silas in de gevangenis. ’s Nachts zingen ze. Ik las ergens dat het voor de kerk van Christus altijd zangtijd is, niet alleen als ze op de toppen verkeren, maar juist ook in de diepe dalen. Wat mij opvalt in het pastoraat (ouderlingen weten dat) hoeveel troost er in die oude psalmen zit. Als ouderen het niet meer op een rij hebben, dan zing ik een regel voor uit een oude psalm, je ziet de ogen flonkeren, je ziet zomaar gebeuren, ze zingen mee en zingen het lied af. Belangrijk dat ze op jonge leeftijd uit het hoofd geleerd worden! Wat een schat als je ze mag meedragen in je leven.

Reken maar dat de hemel ademloos heeft meegeluisterd. En de engelen hebben meegejuicht. En dat de hel zijn adem heeft ingehouden. En de satan heeft gesidderd. Aanhangers van de satan zijn niet gecharmeerd van de lofzangen van Israël. Die houden meer van kadoenk, kadoenk. Die dreun, cadans uit de onderwereld. Satan en zijn onderdanen doen niets liever dan de stem van Jezus en de Zijnen smoren. Toch kan en wil Gods kerk niets anders. Ze moet instemmen en meezingen.

In het laatste gedeelte van de tekst lezen we dat ze vertrokken. Ze gaan de donkere nacht in. Het donkere dal door. De dood tegemoet. Zingend tegemoet. Ik moest denken aan 2 Kronieken 20. Een heel actueel hoofdstuk nu, juist naar aanleiding van gebeurtenissen in onze tijd. Er zijn drie vijanden Israël binnengevallen, het tweestammenrijk. Koning Josafat regeert. Hij had niets door. Die vijanden zijn doorgedrongen. Josafat had een goed getraind leger. Hij stuurt het leger erop af? Hij doet het niet! Heel het volk roept hij op naar de tempel. En die dag houden ze een bidstond. Ze gaan bidden. En de volgende dag trekken ze de vijand tegemoet. En wie gaan ervooruit? Zangkoren! Dan zingen ze over de goedertierenheid van de Heere, die tot in eeuwigheid is. Zo zie je Jezus zingend de vijand tegemoet gaan. De vijand komt, onder aanvoering van Judas, eraan.

Er kan zomaar iets tussen komen dat de juichstemming ineens weg is. Dat is hier ook zo. Ze hadden avondmaal gevierd. Ze hadden gezongen. Ze gaan het donker in. Dan gebeurt er iets wat na een Avondmaalsdienst ook kan gebeuren: je denkt een fijne week tegemoet gaan, het kan zomaar ineens (maandag, of zondagavond al) iets komen en het verstoren. Hier ook. Er komt even wat gedoe. Jezus heeft het over ergernis. Dan zijn ze het direct met Hem oneens. Houden we het lied dan vast? Blijft de lofzang dan gaande? De discipelen weten het antwoord wel: geërgerd worden aan Hem? Nooit. Verloochenen? Never. Petrus weet het zeker. Hij had niet veel zelfkennis…

Laten we de weg vervolgen, die oude weg, die steile weg. Op de Olijfberg kun je die weg volgen, de gids in Israël wijst de bovenzaal, je ziet de weg naar beneden slingeren. Door het Kidrondal heen. Overstekend, de Olijfberg tegemoet. Aan de voet daarvan de Olijvenhof, de Hof van Getsemané. Een bekende hof. Het bidvertrek van de Heere Jezus. Nu de dood zich aan dient, verwacht Hij het van één ding: van het gebed tot Zijn Vader. Dat is voor ons heel veelzeggend. Jezus gaat de dood zingend en biddend tegemoet. Even zich terugtrekkend. Discipelen achterlatend. Zelf een klein stapje verder. Biddend de dood tegemoet gaan. Gemeente, prachtig als ons sterfbed in het teken mag staan van zingen en bidden. Vooral als we zicht mogen hebben op dat wat wacht: te weten opgenomen te worden in het machtige koor. Het koor van de 144.000. Dat symbolische getal van dat hemelkoor: volmaakt zingend. Weet een ding, dat lied, van Mozes en het Lam, begint hier op aarde al. God leert het Zijn kinderen zingen. Laat het gehoord worden. Zing het. Het is zo goed om als gemeente ook samen daarin te oefenen tot eer en glorie van Hem, die onze lof eeuwig waard is.

Amen.

Loof, loof den HEER, gij heidendom;
Gij volken, prijst Zijn naam alom.
Zijn goedheid is, in nood en dood,
Voor ons, Zijn volk, oneindig groot;
Zijn waarheid wankelt nimmermeer.
Zingt, Hallelujah, zingt Zijn eer!

– Psalm 117 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Ridderkerk, Immanuëlkapel, zondag 27 maart 2022, 16.00 uur. Schriftlezing Mattheus 26:17-35. Via kerkdienstgemist.