De aansporing om onbezorgd te zijn uit de mond van de Heere Jezus Christus. Zijn leven op aarde was lijden, gericht op Zijn sterven aan het kruis om daarmee de toorn van God van over de zonden te stillen. Vervolgens klinkt de aansporing om reisvaardig te zijn. Ons leven is een reis naar de eeuwigheid. En ook de aansporing om voorzichtig te zijn. Het ware geloof is het enige dat onze kaars laat branden en niet uitdooft. Niet dankzij ons, maar uit vrije genade van God.
Lukas 12 vers 35: ‘Laat uw lendenen omgord zijn, en de kaarsen brandende’.
Geloof dat niet ophoudt
- Aansporing om onbezorgd te zijn;
- Aansporing om reisvaardig te zijn;
- Aansporing om voorzichtig te zijn.
1. Aansporing om onbezorgd te zijn
Het zal het niet meer zo lang duren en dan breken de lijdensweken aan. Periode waarin wij opnieuw mogen stilstaan bij het zware en diepe lijden van de Zaligmaker. Maar heel het leven stond toch in het teken van het lijden? Dat Hij op aarde niet voor altijd zou blijven. Discipelen dachten dat Hij Koning zou zijn over heel Israël. Het gaat zo anders en zo tegen de gedachten in.
Als wij dachten: wij zijn toch op aarde en hier moet het gebeuren? Jezus laat zien: deze aarde gaat voorbij. Alleen die de wil van God doet zal in eeuwigheid bestaan. Hij zal gaan sterven op het kruis. Maar wij moeten weten dat we niet altijd hier op aarde zullen blijven. We zijn allemaal op reis naar de dood, naar de nimmereindigende eeuwigheid.
En dan Jezus hier laat zien wees niet bezorgd. Wat je eten zult. Waar je je mee kleden zult. Zoek het Koninkrijk van God. En al die dingen die je welke mate ook nodig hebt, zullen je toegeworpen worden. Degenen die Jezus zullen volgen, zijn er niet velen. Een kleine kudde. Hoewel er grote gemeenten bestaan, maar altijd maar een kleine kudde. Velen die Hem volgden maar dan keerden ze Hem de rug toe. Zelfs zoveel dat Jezus zegt tegen Zijn discipelen: wilt u ook niet weggaan.
Zijn er weinigen die zalig worden. Dat heeft ooit iemand gevraagd. Strijd jij om in te gaan, zei Jezus. Vrees niet kleine kudde. Het heeft de Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. Maar het betekent we sla niet de diep de pinnen in de aarde. Verkoop alles wat je hebt, zegt Jezus zelf. Doet goed aan de armen. Maak jezelf buidels. Schat in de hemel.
Onbezorgdheid is niet hetzelfde als zorgeloosheid. Dat je denkt dat je bomen tot in de hemel groeien. De rijke dwaas. Ik heb een grote oogst binnengehaald. Zelfde nacht zijn ziel van hem afgeëist. Dan zijn er anderen die denken dat de zorgen voor anderen zijn. Hoe kunt u dat nu denken? Deze wereld een tranendal is. Krijgen we er niet allemaal mee te maken? Verdrukkingen. Spanningen in het huwelijk. Werkeloosheid. Wat kan het in het persoonlijk leven moeilijk zijn. Een ziekte, een aandoening. Door de zonden ziekte en moeiten in de wereld gekomen. Daarom zorgeloos te zijn, dat kan toch niet bestaan. Waren er geen zonden dan geen wonden.
U kunt zich niet aan de zonden onttrekken en ik evenmin. Laat het ons tot het besef brengen dat het niet alleen de ander is. Kijk eens waar de ander toe in staat is, maar aan jezelf voorbij gaat. Maar als je dat gaat ontdekken door het licht van Gods ontdekkende Geest. Och Heere neemt U mijn zonden weg en weest U mij de zondaar genadig. Tot Hem mag komen die de zondaren aanneemt, niet op grond van enig goed werk, maar alleen op grond van het volbrachte werk van Christus. Die mag toch weten van genade en vergeving.
Dat wil niet zeggen dat je zorgeloos bent, maar wel dat je onbezorgd bent. Dat zegt Jezus tot Zijn discipelen, tot al Zijn ware volgelingen: vrees toch hief. Oog omhoog mag slaan. Ware leven lieven loven, dan is daar een bepaalde onbezorgdheid. Niet dat je niet ziet wat om je heen is, maar in een ander licht. Wat kun je daar over inzitten hoe het met je kinderen zal gaan, met het kerkelijk leven. Dan rusten dat het in handen van Een is. Ik zal met u zijn tot het einde van de wereld toe. Die het van Hem mag verwachten hoeft niet te vrezen.
Net als een Job: Heere, waar bent u. Ga ik voorwaarts, ik merk u niet. Achterwaarts ik zie u niet. Opgeroepen om de hoofden op tot te heffen, uw verlossing is nabij.
2. Aansporing om reisvaardig te zijn
Lendenen omgord zijn. De Joden hadden zulke kleden. Wat hinderlijk op de weg. Sjorde dat lange kleed omhoog en had men de voeten vrij en gemakkelijker bewegen. Dat is het beeld wat de Heere Jezus gebruikt. Als de Heere Jezus dit beeld gebruikt, dan bedoelt Hij we hebben hier geen blijvende stad. Het volk van Israël wist ervan, kende dat.
Bij de tiende plaag, voorbereiden dat ze Egypte achter zich zouden laten. Uw schoenen in de hand, lendenen omgord. Het pascha eten. De ongezuurde koeken. De bittere saus. Maar ook het geslachte lam. Bloed opgevangen. Aan de deurposten gestreken, daar achter veilig. Maar dan moet men gaan.
Maar als je gaat moet je wel eten. Anders zou de reis te groot en te lang zijn. Denk aan Elia in de woestijn. Liever onder de jeneverbesstruik. Of weggenomen. Wat had het nog voor zin. Ze hadden niet geluisterd naar God. En Izebel wilde Elia uit de weg ruimen. Elia kon daar niet meer tegenop. Neem mij maar weg. Maar de Heere heeft het niet gedaan. Die engel daar met die gebakken koek. Sta op en drink Elia, de reis zou voor u teveel zijn.
Zo die Israëlieten moesten eten. Wat moesten ze eten? Het lam dat is geslacht. Ziet u de verwijzing? Alleen in het offer is het leven. Tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats. We hebben hier geen blijvende stad. Het eten van het offer. Het uitgaan. Die buiten de stad gekruist is. Kom laten we uitgaan naar Golgotha. Waar Hij de oneindige toorn van God heeft gedragen maar ook gestild. Daar moeten we zijn. Mag u daar iets van weten reisvaardig te zijn?
Ook Paulus spreekt over de lendenen omgord. Als hij het heeft over de geestelijke wapenrusting. Brede gordel. Ook nog eens versterkt. Wijst op de waarheid van het Woord van God. Nee ik vind geen sterkte in mijzelf. Kunt u ook niet aantreffen in uzelf. U kunt alleen maar sterkte vinden in het Woord van de Heere God. Is het daarin dat u uw gang en treden vast maakt?
Als het niet overeenkomstig het Woord is, dan heeft het geen dageraad. Vandaag ben ik zo, en morgen weer anders. Alleen maar vastigheid in Jezus Christus. Het Woord de weg wijst. Staat dan met de lendenen omgord zijn met de waarheid. Wees wakker en alert. Vanwege de dwaling die zich voor kan doen. Niet afwijken ter linker- of ter rechterzijde. Maar wees ook oprecht.
Petrus zegt ook: opschortende de lendenen van uw verstand. Want de genade die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Waar je dan ook naar toe ging. Petrus spreekt over het opschorten van uw lendenen van uw verstand. Ja dat verstand, dat hebben we gekregen. En toch, het verstand kan een enorm sta in de weg zijn. Met verstand het Woord van God proberen te verstaan, maar daar loop ik in vast.
Toch gaat het uw en mijn verstand te boven. De discipelen begrepen het niet. Maar ook daarna, het werd niet begrepen door de Joden. De Joden achten de verkondiging van het Evangelie en het kruis, een grote ergernis. Hoe kon men geloven in dat Gods Zoon sterven zou gaan. En de Grieken is het een dwaasheid. Ze willen zich er niet eens in verdiepen. Snoeren hem de mond. Het is genoeg geweest. Als we er nog eens interesse in hebben, dan hoor je het wel.
Paulus uw grote geleerdheid drijft u tot razernij. In mijn geringheid. We worden dwazen geacht wanneer we onze hoop vestigen op Een die gekruisigd is, die de dood in ging. Dat kan toch niet? En ook vandaag lacht men erom. Wil je nog in zulke dwaze dingen. Dat iemand met jouw verstand, met een positie in de samenleving bekleed, zulke dingen gelooft.
Niet vele wijzen, machtigen, edelen. God heeft het dwaze, het verachte, het onedele, het vertrapte van de wereld uitverkoren. Hij maakt de wijsheid van de wijzen beschaamd. Vader, Ik dank dat U deze voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en de kinderkens geopenbaard.
Reisvaardig. Om te staan voor de waarheid van God. Want het geloof gaat het verstand, het begrijpen te boven. Tot jezelf te komen. Het was al dat God tot het volk zei: zeg dat ze voorttrekken. Wees nuchter. Laat je niet inpakken door de drank. Geef niet toe aan de zorgvuldigheden van het leven. Jezus heeft in dat verband ook gesproken over de gelijkenis van het zaad. Zaad tussen de doornen komt. Verstrikt door de rijkdommen en zorgvuldigheden van het leven.
Hebben we er niet allemaal mee te maken? Wat onze aandacht opslokt. Zo in op gaan. En de duivel danst van plezier. Zich laten inpakken. Wees nuchter. Wees matig. Hoop volkomen op de genade die u wordt toegebracht in de openbaring van Jezus Christus. De lendenen omgord. De reis hoe die ook gaat. Door welke hoogten of diepe dalen het gaat. Geen hand voor ogen kunt zien en het licht moet worden ontstoken.
3. Aansporing om voorzichtig te zijn
Voorzichtigheid. Want de kaarsen moeten branden. Heeft het ook niet te maken met die tien meisjes? Maagden. Vijf wijs, vijf dwaas. Niet dwaas waarvoor Paulus werd uitgemaakt. Of waar hij het over had: u weet uw roeping broeders dat u voor dwazen wordt gehouden. Maar die dwazen die geen olie hadden in hun lamp. Laat de kaarsen branden. Want het moet gaan om een vlam. Waar de wind door blaast. Maar de Heere Zelf zal ervoor zorgen dat die vlam niet wordt gedoofd.
Nog even en die gaat uit?! Toch, blijft die aan. Bunyan in Christenreis. Water op het vuur. Christen begrijpt dat niet. Maar achter de muur olie op het vuur. Niet dankzij wat u bent, ik ben, maar dankzij Gods genade. Jezus roept er wel toe op dat die lampen mogen branden. Het moet niet een kunstlicht zijn. Dat zijn diegenen die lijken een ware gelovige te zijn. Het brandt altijd en gaat nooit uit. Maar het is het echte niet. Het komt er zo dichtbij. Het heeft de naam dat het leeft maar het is dood.
Wat een grond voor onderzoek is dat. Doorgrond mij God en zie of in mij een schadelijke weg is. De gelovige is maar gering. Hij heeft geen grote pretenties. Dat er van hem niets is te verwachten. Hij moet omhoog zien. Naar God die zondaren aanziet. Die de armen rijk maakt. Dan dat brandende kaarsje, dat licht verspreid. Die lamp is de belijdenis van het christelijke geloof. Maar die vlam, die olie die die vlam werkt, is het ware geloof. Mag u dat weten? Dat is niet een licht dat u van uzelf hebt. Maar van de Heere ontstoken.
Die gekomen is naar deze wereld. In de duisternis en de duisternis heeft Hem niet begrepen. En mensen die uit de duisternis niet zouden willen vertrekken. Maar Hij is het enige ware licht. Bij Hem vergeleken zijn we alleen maar duisternis. Hij geeft licht in de harten van zondaren. Laat uw licht schijnen voor de mensen dat zij uw goede werken zullen zien en uw hemelse Vader zullen verheerlijken.
Goede werken, dat is toch Rooms? Gemeente vergis u niet. Als u de Heere mag vrezen, dan zullen er goede werken zijn. Paulus: ter zijner tijd zullen wij maaien zo wij niet verslappen. Doet wel aan de huisgenoten van het geloof. Het zij verre van mij dat ik zal roemen in enig goed werk. Niet anders dan te roemen in het kruis van Jezus Christus. Och dat de kaarsen mogen branden.
Lampje op de rug dragen. Dat betekent dat een christen, iemand die werkelijk de Heere dient, mag het licht verspreiden voor de anderen. O wee wanneer we het zelf zien, dan beginnen we te roemen. Dan komt die Farizeese gestalte: ik dank U Heere dat ik niet ben, ik bid en vast, geef tienden. Maar die roem kan voor God niet bestaan. Laat alle roem zijn uitgesloten dat alleen God aan Zijn eer komt. De nacht van beproeving, diepe verzoening. Waak dan toch, de geest is wel gewillig, het vlees is zwak.
De duivel gaat rond als een briesende leeuw. Zoekende wie hij zou kunnen verslinden. Jezus werd verraden in de nacht van de duisternis. Dit is uw ure heeft hij gezegd. Wat kan de nacht je benauwen. Dat je aan alle dingen twijfelt. Dat je je afvraagt is de Heere wel ooit in je leven is gekomen. Het kan zelf zo diep gaan dat je twijfelt of God wel bestaat. Dat je alles leert verliezen. Leert te lezen door Hem, wie is de blinkende Morgenster. God zal Zijn kerk niet begeven en niet verlaten.
Al moet u gaan door het water, u zult niet verdrinken. Al moest u gaan door het vuur u zult niet omkomen. Want Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Dat doet Hij toch op: laat Uw licht branden. Die een ontoegankelijk licht bewoont. Dan ben ik maar een klein lichtje, klein lampje. De duivel zegt: we zullen het uitblazen. Maar de Heere Jezus staat garant, Hij houdt het brandende. In die nacht toen de kerk sliep, bleef Hij wakende. Hij alleen streed. Hij het uitriep: Vader indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbij gaan, maar Uw wil geschiedde.
Hoe donker was die nacht. Daar het geloof van de discipelen verloren scheen. Toch Jezus heet tegen Petrus gezegd: Ik heb voor u gebeden dat uw geloof ophoude. Petrus even gezegd had ik zal U niet verloochenen. En die nacht Hem verloochende. Dan zou je toch denken: het is over, nooit echt geweest, schijn, bedrog. Maar Ik heb gebeden dat uw geloof niet ophoude. Die drie uren duisternis. Het spotten ophield. Die duisternis midden op de dag.
‘Mijn God, Mijn God waarom hebt U Mij verlaten?’ Die noodroep was gelijk een geloofsdaad. Mijn God, riep Hij. Daar kwam het leven, het licht. Daar heeft Hij vrede volbracht. Daar mocht Hij uitroepen: het is volbracht. Dankzij Hem, uit Hem, door Hem, tot Hem dat de kerk leeft. Ieder die voor Hem leeft vanavond weer wordt opgeroepen.
Hef uw hoofden omhoog. Hij komt Hij komt om te richten de wereld in gerechtigheid. Allen die Hem toebehoren zouden ingaan in de eeuwige bruidloftszaal. De lendenen omgord. Daar zal geen nacht meer zijn maar eeuwig licht. Reisvaardig. Uw kaars zal branden. Uw heilzon is aan het dagen. Als Hij komt neem Hij alles mee. Wat een vooruitzicht. Het hoofd naar omhoog, het hart naar boven. Daar zal het zijn eeuwig heerlijkheid, heerlijkheid, heerlijkheid. Uit Hem.
Amen.
Donderdag 17 februari 2022 – Triumfatorkerk Herstelde Hervormde Gemeente Katwijk – ds. H. Lassche – Schriftlezing Lukas 12 vers 13-40