De vraag van de cipier is ook onze vraag: wat kan ik doen om zalig te worden? Het antwoord van Paulus en Silas is: geloof ‘in’ de Heere Jezus Christus. Niet ‘geloven dat’ Hij gekomen is en gestorven is, maar ‘geloven in’: dat betekent dat we een relatie met Hem hebben. Dat hebben we niet van onszelf; wij zijn in Adam verloren. Wij kunnen en willen van nature niet zalig worden – maar God wil schenken wat Hij van ons eist.
‘’Door geloof alleen!’’
Ja gemeente, wat moet ik doen om zalig te worden? Is het uw vraag? Herkent u de vraag? Als ik vraag, gelooft u? Ja natuurlijk, anders zat ik hier niet. Nou, dat zegt nog niet alles. Zelfs niet als we trouwe kerkgangers zijn. Althans niet over het geloof waar het hier over gaat. Ik heb veel gesprekken gehad met buitenkerkelijken. Ze zeiden vaak; met de kerk heb ik niks, maar ik geloof wel. Als je daarop door ging, wat houdt dat geloof dan in? Nou, ik geloof ‘dat’ God bestaat. En: ik ‘geloof dat’ God de wereld geschapen heeft. En ‘dat’ Jezus hier gelopen heeft. Wat dat betreft is er sprake van veel geloof. Ook om ons heen, buiten de kerk. ‘Geloven dat’ .. de bijbel waar is, God alles geschapen heeft: dat geloof is breed verspreid. Ook de duivel gelooft dat. Hij weet dat Jezus aan het kruis gestorven is.
Maar waar het hier over gaat is een ander geloof. Dat noemen we het zaligmakend geloof. Paulus en Silas zeggen niet (op die vraag): geloof maar ‘dat’ God bestaat of dat Jezus gestorven is. Nee. ‘Geloof in!’ ‘In’ de Heere Jezus Christus. ‘Geloven dat’ is wezenlijk anders dan ‘geloven in’. Denk aan onze geloofsbelijdenis. We hebben zojuist het geloof geleden. Niet: ‘dat’ God de Schepper van hemel en aarde is. En: ‘dat’ Jezus Zijn Zoon is. Nee. Ik ‘geloof in’ God!
Ik vrees dat er wel eens in de kerk mensen zijn die ‘geloven dat’. ‘Dat’ … God waar is. Mensen die het verder wel goed vinden. En het beste ervan hopen. Het is goed en terecht te geloven dat. Maar het moet verder en dieper. Alleen ‘geloven dat’ maakt ons niet zalig. Het gaat om ‘geloven in’. ‘Geloven in’ veronderstelt een relatie. Het Griekse woord betekent: vertrouwen hebben in iemand. Wij kennen dat. Als er goed over iemand gesproken wordt maar jij kent hem niet, dan zeg je: ik geloof dat het een best persoon is. Anders zeg je, als je hem kent: ik geloof ik hem.
Gemeente, ‘geloven in’ Jezus betekent dat we op Hem vertrouwen. In Hem onze Redder gevonden. Een relatie met Hem hebben. Hij staat dus niet op een afstand dan. In alles op Hem vertrouwen. Dagelijks omgang met Hem hebben. Als het zover komt (de Heere wil niets liever dan dat) dan speelt die vraag een rol in ons leven: wat moet ik doen om zalig te worden?
Die vraag is geboren uit nood. Die cipier is in nood. Het zou zijn baan gekost hebben. De gevangenen zijn vrij? Toch is dat niet het eerste wat hem tot de vraag brengt. Vers 17 zegt dat. Deze zijn dienstknechten van de allerhoogste. Zij verkondigen de weg naar de zaligheid. Hij had ze wel horen zingen die nacht. Gevangen in een vieze cel, voeten in een blok, handen kapot. Toch lof gezongen voor God. Hij beeft voor God. Hij kan voor die heilige God niet bestaan. Daarom de vraag, wat moet ik doen?
Niet om belangrijk te zijn, veel volgers te hebben of om een prettig leven te leiden. Nee. Maar om behouden te worden. Herkennen we dit? Is het onze vraag al geworden. Niet als voorwaarde, wel de weg waarin we Christus nodig krijgen. Hoe zouden we Hem nodig krijgen als we geen besef hebben van de zonde? Dan zul je niet naar een Zaligmaker vragen. Als je denkt dat je het zelf nog wel redt. Hij kwam om mensen te zoeken en zalig te maken die het wel redden, al een eindje op weg waren?! Nee. Die verloren waren!
Wat moet ik doen. Niet, wat moeten anderen doen? Dat weten we wel. Ook niet de kerk of dominee. Nee. Ik. We willen zo graag doen. Zaligheid: dat is nogal eens wat. Vrijgesproken van de schuld en straf. Delen in de heerlijkheid van God. Wat moet ik doen? Meer bidden, serieuzer worden, minder zondigen?
Zoals die cipier zijn we allemaal van nature. Je wilt wat doen. Je wilt zelfstandig blijven. Fier overeind. Het is de hoogmoed dit ons dwars zit. In het gewone leven heeft dit ook goede kanten. Maar moeilijk om hulp te accepteren van een ander! Dan moet je toegeven dat je het zelf niet kunt.
En dan het antwoord. Geloof in de Heere Jezus Christus! Dat moet je doen. Je probeert met God in het reine te komen. Als het bij ons vandaan moest komen, was het voor eeuwig verloren. Wat u moet doen? Van Hem verwachten. Als een doodschuldig mens neerzinken aan Zijn voeten. Stel je voor dat Paulus had gezegd, nou man toon eerst maar eens dat je je leven kunt beteren. Of dat het je ernst is. Dan was het onmogelijk. Nooit kunnen we ons terugwerken in de staat der rechtheid. Nee. Steun op Hem! Zo eenvoudig is het. Hij heeft gedaan wat er gedaan moest worden.
Wij wilden niet dat Hij koning over ons was. Wij kwamen in opstand. Hij deed op allervolmaakst wat God van ons vroeg. Hij heeft onze straf gedragen.
Je moet ook geloven dat Hij de Zaligmaker is. En op Hem vertrouwen. En dat Hij gestorven is voor uw zonden aan het kruis. Voor ons de moeilijkheid: dat je erkent dat je geen grond onder de voeten hebben als het gaat om het staan voor God. Wie tot Hem vlucht, wordt met open armen ontvangen. Wonderlijk maar waar! Daar zit de moeilijkheid. Trots als we zijn, al hebben we een bescheiden karakter. Ja maar… Nee. Erken met lege handen te staan. Niets in mij kan Hem behagen. Het komt volledig van Hem! Dat is geweldig. Het rijkste wat je je maar bedenken kunt. Stel je voor dat je iets moest doen. Het zou niet gaan.
Geloof in de Heere Jezus Christus. Gebiedende wijs. Vaker zo in de Bijbel. Bekeert u! Gebiedende wijs. Geloof. Geloof! Nee, niet met de armen over elkaar zitten om te wachten of het geloof u gegeven zou worden. Lijkt geestelijk maar is dodelijk. Stel je voor dat je huis in brand staat, dan wacht je toch niet op de brandweer? Je leven is in gevaar. Een goddelijk bevel. Hij wil niet dat we verloren gaan. Vlucht tot Hem. Anders is het verloren. We hebben niet het recht onbekeerd te zijn. God heeft recht op ons leven. We moeten Hem liefhebben. Dat geldt ons allen. Ik ga ervan uit dat we gedoopt zijn. God heeft dat bevestigt. God spreekt: jij hoort bij Mij! Laten we dat vanavond benadrukken. Hij verwacht dat je als kind van Hem gaat leven en je gedragen.
God eist het niet alleen, Hij geeft het ook. Het geloof wordt je toegezegd. God wil ons tot kinderen aannemen. De Zoon belooft ons te wassen en reinigen. De Geest wil in ons wonen. Zodat je mag toeeigenen: het is voor mij. Bij de doop is dat op onze naam gezet. God gebruikt daar middelen voor. Opvoeding. Ik snap wel, je sputtert wel eens. Maar wees blij met ouders die je dit voorhouden! Kerkdiensten, Bijbellezen. De Geest opent je ogen. God wil jou redden van het verderf. En deel geven aan de zaligheid. Dat is zoveel mogelijk waar de wereld ons mee probeert te verlokken. Verkijk je niet op de wereld. Het zal vergaan. Het is zo leeg en betrekkelijk.
Gemeente, redeneer die eis tot geloof niet weg. U moet zich bekeren en u moet geloven. Ik voel weerstand. Het klinkt te moeterig? Maar zo is het wel. Ja maar… Daar zijn we zo goed in. Het is toch genade? De Heere moet het toch doen? Daar heeft u gelijk in. Wij kunnen het niet: ons bekeren en geloven. En dan: het is niet anders? Christus heeft recht op ons leven. We moeten het – anders is het verloren – en niet te kunnen… Ik hoop dat u de klem voelt. De ja maars zijn afhouders. We moeten zeggen: ja, Heere! Kom aan Zijn genade troon. Heere, ik moet geloven maar ik kan het niet. Je moet ook eerlijk zeggen, ik wil het niet. Dan bent u op de juiste plek. Zo tot God gaan.
Dat is dan het wonder, dat is zo rijk: God zegt niet laat eerst maar eens zien dat het je ernst is. Nee. Hij opent Zijn armen. McCheyne: Ik boog me en geloofde en God sprak me vrij. Wat kunnen er een hindernissen zijn. Iemand zegt, dat is mijn verlangen? Alleen op Hem vertrouwen. Maar, mijn zonden van vroeger en nu. Kan het voor mij nog? Vast niet wel. Ik zeg u in de naam van mijn zender: als u zich eenvoudig werpt op de verdiensten van Christus, wat zegt Hij? Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen worden als witte wol. Het bloed van Christus is overvloedig en krachtig genoeg. Geloof en vertrouw! Als u niet gelooft, zondigt u door ongeloof. Het ongeloof houdt God verdacht. Dat is de grootste zonde. Ongeloof is zonde. Een ander zegt, ik heb nog geen berouw over de zonden? Waar staat dat je eerst berouw moet hebben? Ja, het gaat in de weg van berouw. Het is: kom tot Mij! Hoe meer we ons aan Hem toevertrouwen, hoe meer we Hem nodig krijgen. Ga je meer heerlijkheid in Hem zien. Dan ga je nog meer hekel krijgen aan je zondige aard. Berouw niet als voorwaarde – het gaat er wel mee gepaard. Anderen twijfelen of kampen met kleingeloof. Of bang om te sterven. Of vreselijke gedachten, over God, of vloeken. De conclusie: voor mij is het niet?! Wat doen we dan? Dan zoeken we het in onszelf. Doe dat niet. Zie op Christus. Het is niet de kracht of grootte wat u redt, maar het voorwerp wat u redt (Spurgeon)! Soms zeggen mensen, ik had veel aan mijn geloof. Nou, ik spreek voor mezelf, aan mijn geloof heb ik niet veel. Soms is het er en soms niet. Het is niet de dikte van de kabel maar de kracht van het anker (Spurgeon). De zekerheid ligt niet in u. Maar in Hem. Het gaat om een waar geloof; een geloof dat op Hem leunt en steunt. Daarom konden Paulus en Silas zingen. Niet omdat het daar aangenaam was. Nee. Maar omdat ze wisten dat er Een is die van hen afwist. Soms hebben mensen veel meegemaakt en geven ze toch hoog op van de Heere. Een glimlach door de tranen heen.
In Hem ligt vastheid en troost. Wat een genade Hem te kennen als Heiland. Heerlijk om op Hem te wijzen. Jezus. Zaligmaker. Zo zei de engel het tegen Maria. Hij zal Zijn volk zaligmaken. Christus. Gezalfde. Tot hoogste profeet en leraar. Gezalfd tot enige Hogepriester. Gezalfd tot eeuwige koning. Die Heiland komt ook tot u en jou. Is dat niet geweldig? Dat geeft moed in zware omstandigheden. Paulus heeft veel meegemaakt. Schipbreuk, gestenigd. Maar in Romeinen 8: de schepping zucht. Als een vrouw met weeën. Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd (hij onderschat het niet) niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden. Die zaligheid. Dat geeft troost in verdriet en gemis. Uitzicht op de zaligheid. Daarom: geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden.
Amen.
Lof zij den God van Israël,
Den HEER, die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeg gebracht;
Een hoorn des heils heeft opgerecht;
’t Geen Davids huis was toegezegd,
Dat wil Hij ons nu schenken;
Gelijk Gods trouw, van ’s aardrijks ochtendstond,
Door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.Dus wordt des HEEREN volk geleid,
Door ’t licht, dat nu ontstoken is,
Tot kennis van de zaligheid,
In hunne schuldvergiffenis;
Die nooit in schoner glans verscheen,
Dan nu, door Gods barmhartigheên,
Die, met ons lot bewogen,
Om ons van zond’ en ongeval t’ ontslaan,
Een ster in Jakob op doet gaan,
De zon des heils doet aan de kimmen staan.Voor elk, die in het duister dwaalt,
Verstrekt deez’ zon een helder licht.
Dat hem in schâuw des doods bestraalt,
Op ’t vredepad zijn voeten richt.– Lofzang van Zacharias vers 1, 4 en 5
Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 10 oktober 2021, 18.45 uur. Schriftlezing Handelingen 16:16-31.