De rijke boer uit de gelijkenis leefde als een praktisch atheïst. Met zijn verstand geloofde hij wel in God, maar in de beslissingen in het alledaagse hield hij geen rekening met God. Hij benadeelt de arme mensen, door de oogst op te slaan (zodat hij er later meer aan kan verdienen). Bovendien heeft hij een vertroebeld beeld op de werkelijkheid: hij denkt dat de spullen en de goederen van hem zijn en dat hij zelf voor een goede oogst heeft gezorgd. Een echt dankbaar leven ontstaat pas daar waar het kruis van Christus in zicht komt. God wil ons mét Hem alles schenken, zoals Paulus schrijft. Wij hebben geen recht op Gods genadegaven, maar Hij wil ze om niet schenken om de verdienste van Christus. Een dankbare grondhouding ontstaat bij hem of haar, die dat gaat zien.
Gelijkenis van de rijke dwaas
Gemeente des Heeren, vanavond hebben we ervoor gekozen, heel bewust, om het ritme van de werkweek te onderbreken en naar deze samenkomst te gaan. Om in een eredienst de Schepper van hemel en aarde, die wij door Jezus Christus kennen als onze zorgzame Vader, samen te bedanken. Dat Hij ons, kwetsbare mensen die wij zijn, het leven heeft geschonken en het in stand heeft gehouden. Bedanken voor het feit dat we van Hem energie, kracht, gaven en gezondheid, vitaliteit en voedsel, kleding en een dak boven ons hoofd, kortom, alles hebben ontvangen. Om onze taak te verrichten. We brengen Hem de dank vanavond voor het feit dat Hij ons, schuldigen, niet aan ons lot heeft overgelaten. Maar Jezus gezonden heeft als Redder. Zodat ons bestaan weer aan zijn oorspronkelijke doel kan beantwoorden: mensen van God te zijn, op weg naar de toekomst van God, om daar onze eindbestemming te mogen ontvangen.
Er is werkelijk alle reden, gemeente, om onze Schepper te bedanken voor wie Hij is, voor wat Hij gedaan heeft, doet en doen zal. En dan is de vraag: hoe zullen wij Hem bedanken vanavond? Hoe zal ik mijn dankbaarheid niet alleen voelen, maar ook in een levenshouding laten blijken? Dat is uitermate lastig voor ons, wel om twee redenen. Ten eerste heb ik op dat punt mijn eigen hart zo tegen. De brief van de apostel Paulus staat vol met de aansporing om te danken. Als danken vanzelfsprekend zou zijn, had de apostel ons daar niet toe hoeven op te roepen toch? Onze samenleving is ook geen plek waar die dankbaarheid wordt gestimuleerd. Integendeel. De Schepper is als een overbodig extra afgeschaft en afgeserveerd.
Daarom is het goed om als leerlingen bij een te zijn, te luisteren naar wat Jezus te zeggen heeft. Hoe kan ik van Hem leren? Niet alleen dankbaar te voelen, maar ook dankbare levenshouding, een grondhouding. Hoe kan ik die dankbare levenshouding vervolgens doorvertalen naar concrete leven van elke dag? Nou, op die vragen richten wij ons vanavond. Daar zijn we mee bezig. Om een antwoord te vinden, hebben we een gelijkenis gelezen die de Heiland heeft verteld.
Een gelijkenis waarin Hij laat zien hoe een ondankbare levenshouding eruit ziet om in contrast daarmee te ontdekken en horen wat een dankbare grondhouding is. En hoe dat gestalte krijgt.
Onze Heiland vertelt van een rijke boer – zijn land heeft bijzonder veel opgebracht. Een uitzonderlijk grote opbrengst. Hij heeft hard gewerkt en verstandig beleid gevoerd. Voldaan kijkt hij uit over zijn akkers. Hij peinst: hoe krijg ik dat alles onderdak? Hij overlegt, zegt de Heiland expliciet, met zichzelf. Zijn huidige schuren zijn te klein. Het beste is: alles af te breken en nieuwere, grotere te bouwen. Als die vol zitten, kan hij gaan rentenieren. Dan zegt hij tegen zichzelf: je hebt goederen voor vele jaren, neem rust, eet, drink, wees vrolijk. Kortom: geniet van het leven. Een levenshouding die in onze maatschappij volstrekt herkenbaar is. Eerst hard werken tot je 67e. En dan rentenieren; genieten.
Maar Jezus noemt deze man een dwaas. Waarom? Is deze man dom? Nee, allerminst. Wij noemen iemand dwaas die onverantwoorde dingen doet. In onze ogen is hij een wijs man. Jezus zegt dat hij dwaas is. Waarom? Omdat hij bij zijn besluit alleen bij zichzelf te rade gaat. En de Schepper buiten beschouwing laat. De boer stelt zich in zijn overlegging op geen enkele manier afhankelijk op ten opzichte van God. Die houding, die wordt door Jezus als dwaas gekwalificeerd. De boer houdt geen rekening met God bij zijn overlegging.
Betekent dat dat hij niet in God gelooft? Is hij een atheïst? Beslist niet. Atheïsme in de zin van ontkenning van het bestaan van God kwam in het oude Israël volstrekt niet voor. Elke jood was er van overtuigd dat God bestond. Met zijn verstand is deze boer ervan overtuigd: God bestaat. Maar in zijn hart, op de plek waar de beslissingen genomen worden, houdt hij geen rekening met Hem. Hij overlegt met zichzelf. In de praktijk van het leven speelt God geen enkele rol. Theoretisch is hij een gelovig mens; maar praktisch, de levenshouding in de praktijk, is hij een atheïst. Ik noem hem een praktische atheïst. Iemand die in de praktijk van het leven geen rekening houdt met het bestaan van God.
Wat denkt u, zijn er in Reeuwijk in 2019 ook praktische atheïsten? Of is dat ras uitgestorven? Waar zijn ze te vinden? In het voetbalstadion? Nee! In de kerk. Praktische atheïsten zijn kerkmensen die op het niveau van hun verstand belijden dat God bestaat. Maar bij de beslissingen, keuzes, dagindeling, relaties die ze ingaan, vrijetijdsbesteding: zich laten leiden door eigen behoeften en verlangens dan rekening houden met God. In de praktijk van hun leven staat God (ondanks dat ze in de kerk zitten) feitelijk tussen haken en buiten spel. Praktische atheïsten. Ook in Reeuwijk.
En daarom wil ik u een vraag voorleggen. Wie is de levende God voor u? in de praktijk van uw leven? Heeft Hij op de cruciale momenten invloed? Of is Hij een dode God, in feite? Wat denkt u? Zou Jezus u ook een dwaas noemen? Wilt u daar eens over nadenken. Wanneer u bij eerlijke zelfreflectie tot de conclusie komt, geneigd bent tot praktisch atheïsme, dan heeft dat, onbewust denk ik, verstrekkende gevolgen voor de manier waarop we in het leven staan. Dat blijkt overduidelijk hoe deze man handelt en wandelt.
Ik wijs op twee dingen. Ten eerste valt op dat hij zijn oogsten niet verkoopt. Maar bewust in schuren opslaat. Dat is geen probleem, zeker in onze tijd niet. Maar in de omstandigheden toentertijd wel. In de tijd van de oogst is het aanbod van koren groot. En daardoor de prijs laag. Arme mensen kunnen in zo’n situatie gemakkelijk koren kopen. Maar wanneer boeren hun spullen opslaan en op die manier een periode van schaarste proberen te creëren, drijft dat de prijs op. Wat hij deed was economisch gezien slim. Hij kon over een paar maanden meer verdienen, dan op dit moment. Dat hij daardoor arme mensen in problemen brengt, ja, dat is zijn zorg, het kan hem niets schelen. Hij denkt alleen maar aan zichzelf. En aan zijn eigen belang. Hoe heet dat tegenwoordig? Zelfverrijking. Naastenliefde praktiseert hij niet. Johannes schrijft: wie zijn naaste niet liefheeft, kent God niet. En omgedraaid zou je kunnen zeggen: wie als praktisch atheïst leeft, heeft zijn naaste niet lief.
Er is nog iets. Het tweede. Hij gaat grotere schuren bouwen. Om al mijn koren en mijn goederen op te slaan. Ja maar, ben je vergeten, toen je graan zaaide, dat je daarna met lege handen stond? Jij kunt het koren niet laten ontkiemen en groeien! Dat is God, de Schepper die dat bewerkstelligt. Deze man heeft geen zuivere kijk op de werkelijkheid. Mijn koren…?! U leeft als een praktische atheïst, doet niet alleen zijn naaste tekort, maar diens blik op de werkelijkheid is vertroebelt. Die ziet niet meer hoe de dingen echt in elkaar steken.
Ziet u hoe uit het leven van een praktisch atheïst, hoe je dat negatief beïnvloedt. Ik laat nog maar buiten beschouwing wat er met de boer gebeurd is, nadat hij is overleden. De gelijkenis is open, zou je kunnen zeggen, maar uit het verband is duidelijk, dat hij nadat hij gestorven is, verantwoording moest afleggen. Hij negeerde de Schepper en deed de naaste tekort. Daarvoor moest hij zich verantwoorden. Dat betekende dat in deze dienst van dankzegging een indringend appel wordt gedaan om toch vooral niet los van God te leven. Maar in oriëntatie van en afhankelijkheid te leven. Wil je niet vastlopen en vergaan, dan moet je leren in dankbaarheid te leven. Niet als praktische atheïsten.
En hoe kan ik dat leren, vraagt iemand? Een dankbare grondhouding ten opzichte van mijn Schepper. En hoe kan ik bewaard worden voor deze valkuil? Wilt u het weten? Hoor dan wat Paulus schrijft in Romeinen 8 vers 32. Als u het nog nooit hebt onderstreept, doe het dan vanavond. God heeft zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven. De apostel bedoelt: tot in de kruisdood. En vervolgens, en dan komt het, met Hem alle dingen geschonken. Alle dingen. Mijn koren en mijn goederen zijn mij door God geschonken. En wel, met Christus! Dat betekent: terwille van Christus. Dankzij Christus.
En daarmee kom ik bij de kern van de verkondiging van deze dankdag. Alles wat ik ben, alles wat ik bezit is mij door God geschonken. Is mij toegevallen uit Gods hand, dankzij Jezus Christus. Laat die boodschap door de Geest in een moment van stilte uw leven worden binnengedragen. En laat daarmee het geloofsbesef ontkiemen en groeien: ik heb geen recht op het leven, gezondheid, op voedsel, op kleding, op dak boven mijn hoofd, op een liefdevolle relatie met vrouw en kinderen, op een eeuwige Thuiskomst bij God. Al die dingen heb ik verspeeld. Omdat ik mijn hand in Adam heb losgewrongen uit de goede hand van mijn Vader. Vanwege de dominante neiging van mijn hart om in onafhankelijkheid van God te leven. En nochtans, en toch, ontvang ik dit alles, zelfs in grote overvloed. Niet omdat ik het ernaar gemaakt heb, maar om Christus’ wil.
Op de achtergrond van wie ik ben, van wat ik ontvangen heb, ontdek ik het kruis, van Jezus Christus. De gekruisigde en opgestane Heiland. Hebt u zo wel eens naar uw levensboek gekeken? Dat achter dat alles het kruis van Christus verrijst. Ik mag daardoor alles gratis, om niet, uit genade ontvangen.
U zegt wellicht, dit zijn dingen die ik al weet. Al zo vaak vanaf deze kansel gehoord. U vertelt me geen nieuws vanavond. Maar mag ik u vragen, deze geloofswetenschap uw hart binnen te laten dragen? En in die mate, dat het in u leeft, in die mate, zal uw grondhouding gekenmerkt worden door oprechte dankbaarheid. Er is een nauwe relatie tussen oprecht dankbaar zijn en geloofsbesef, dat alles wat je bent en bezig, jouw om Christus’ wil geschonken is.
Om dit wat te verduidelijken wil ik een voorbeeld gebruiken. Twee jongens uit een dorpje in India. Ze waren aan het dobbelen – hoewel de wet verbood om dat te doen. Ze werden betrapt door de politie. Ze kwamen in de gevangenis. De ene jongen, met rijke ouders, werd snel vrijgekocht. De andere jongen was de zoon van een arme weduwe. De moeder verdiende een paar centen extra, door stenen te sjouwen, om haar zoon vrij te kopen. Eindelijk had ze genoeg verdiend. En kon ze haar zoon vrijkopen. Spoedig genoeg kwam zijn oude vriend, die vroeg: zullen we samen dobbelen? Hoe kan ik zó ondankbaar zijn? Jij kunt het wel doen. Jij hebt rijke ouders, die kopen jou zo weer terug. Maar mijn vrijheid heb ik te danken aan haar bloedende handen. Dat is nou waarachtige dankbaarheid! Ik kan uit dankbaarheid niets anders meer dan voorzichtig omgaan met mijn vrijheid.
Zet deze dankbare grondhouding, van die jongen, nou eens naast die boer. Die bazelde over mijn gewas en over mijn goederen. Die dacht dat het leven van hemzelf was. Dat hij kon doen en laten wat hij wilde. Meende dat hij zelf voor de oogst gezorgd had. Die jongen besefte: mijn vrijheid is duur gekocht. Hij proefde de liefde van zijn moeder. Het gevolg was dat hij anders dan die boer in het leven kwam te staan. Als een ootmoedig en dankbaar mens. Hij ging voorzichtig om met wat hem geschonken was.
Wij komen samen om de Heere te danken voor wat Hij ons gaf en heeft gelaten. Echt dankbaar kunnen we alleen maar zijn als we ons vanavond voor het eerst of opnieuw op hartsniveau bewust worden wat de bron van dit alles is: de gekruisigde en opgestane Christus. Hij heeft dit alles voor mij verdiend. Dat geloofsbesef, dat ik van het geschonkene leef, doet mij dankbaar leven. Ik ga voorzichtig met alles om. Ik proef in de zogenaamde dingen, zoals een boterham en een beker water, de liefde van Christus. Ik zie er Gods genadige hand in, die ten goede over mijn leven is uitgestrekt. Dat brengt mij dichter bij mijn Hemelse Vader. En het helpt mij als een pelgrim te leven, op weg naar de stralende toekomst van God, waar ik uit Zijn hand mijn definitieve eindbestemming mag bereiken. In de lofverheffing op Zijn heilige naam. Halleluja. Amen.
Neem mijn leven, laat het, Heer,
toegewijd zijn aan uw eer.
Maak mijn uren en mijn tijd
tot uw lof en dienst bereid.Neem mijn handen, maak ze sterk
door uw liefde tot uw werk.
Maak, dat ik mijn voeten zet
op de wegen van uw wet.Neem mijn stem, opdat mijn lied,
U, mijn Koning, hulde bied’.
Maak, o Heer, mijn lippen rein,
dat zij uw getuigen zijn.Neem mijn zilver en mijn goud,
dat ik niets daarvan behoud’.
Maak mijn kracht en mijn verstand
tot een werktuig in uw hand.Neem mijn wil en maak hem vrij,
dat hij U geheiligd zij.
Maak mijn hart tot uwe troon,
dat, o Heer, uw Geest er woon’.Neem ook mijne liefde, Heer;
‘k leg voor U haar schatten neer.
Neem mij zelf, en t’ allen tijd
ben ik aan U toegewijd.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, woensdag 6 november 2019, 19:30 uur. Schriftlezing Lukas 12: 16 – 20 en Romeinen 8: 31- 39. Dankdag voor gewas en arbeid.