Petrus wijst de christenen in de verstrooiing erop dat er twee gevaren zijn: isolatie en assimilatie. Christenen zijn op de plek waar God hen stelt vreemdelingen met een dubbele loyaliteit. Hun diepste identiteit ligt echter wel in Christus. Uit concrete daden blijkt dit vreemdelingschap, ook in het erkennen van het gezag. We moeten er niet van opkijken dat dit discriminatie, vervreemding en vervolging met zich meebrengt. Hierin worden we geroepen Christus na te volgen – Petrus noemt het zelfs een blijk van genade. 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn. Zo komt Petrus tot de kern van zijn betoog. U bent als vreemdelingen die ver van huis zijn. Toen ik vertelde aan iemand waar ik over zou preken, zei diegene: dat is wel moeilijk, want veel christenen lijken zich wel thuis te voelen in de wereld.

Petrus schreef aan uitverkoren vreemdelingen in de diaspora. Vijf provincien in Klein-Azie, het huidige Turkije. Kleine groepjes gelovigen in een groot gebied. Heidenen. Hij wil hen bemoedigen. Ze hebben het moeilijk. Het woord lijden wordt nergens zo vaak gebruikt als hier. Het is waarschijnlijk een van de latere brieven van het Nieuwe Testament. Het leidde later tot discriminatie en vervolging. Petrus zal ook ter dood worden gebracht. Er is waarschijnlijk al begin van vervolging gaande. Petrus heeft als doel de gelovigen te bemoedigen.

Twee woorden gebruikt hij om hen te beschrijven: uitverkoren en vreemdeling. Uitverkoren: hoe God gewerkt heeft. Zij werden opnieuw geboren. Ze mochten een nieuw leven gaan leiden. Een nieuwe toekomst.

Vreemdelingen: dat beschrijft wat de gevolgen waren voor hun positie in de samenleving. In het eerste deel van de brief ging het vooral over het eerste woord. Nu meer over vreemdeling. Over wat dat uitwerkt.

Petrus eindigde het eerste deel met de hoge roeping. U bent een uitverkoren geslacht! Een koninkrijk van priesters. Gods grote daden verkondigen. Hij heeft u geroepen. Eens was u geen Gods volk, nu wel.

En dan? De andere kant: geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen. Niet omdat ze ergens anders zijn gaan wonen. Het is een metafoor, beeldspraak. Misschien hebben ze er al hun leven gewoond. Toch: ver van huis. Ze horen er niet meer bij. Er wordt met argwaan naar hen gekeken. Rituelen, offers: ze deden niet meer mee. Ze zijn niet langer thuis op de plek waar ze thuis zijn.

Letterlijk staan er twee woorden: mensen die ergens anders vandaan komen en het andere die er als vreemdeling ergens wonen. Hun sociale positie. Vreemdelingen hebben een aantal kenmerken. Ze vallen op. Ze praten anders, gedragen zich anders. Zijn af te bakenen. Zijn kwetsbaar en afhankelijk. Hebben vaak niet dezelfde rechten als gewone burgers. Worden gezien als outsiders. Worden raar gevonden. Zijn een minderheid. Ze vallen op. Hebben een relatief lage sociale status. En vormen een minderheid.

Petrus zegt: dat is nu jullie situatie. Dat heeft gevolgen voor hoe jullie die hoge roeping invulling moeten geven. We voelen aan: daar zit een enorme spanning op. Hij sprak eerder over de hoop en liefde. Maar nu de ingrijpende gevolgen voor hun staan in de samenleving.

Toch even nog de vraag waarmee ik begon. Herkennen we iets van de spanning? Het afbrokkelen van het christendom; we vormen een minderheid. Dat is duidelijk. Regelmatig krijgen we te maken met vragen, vooroordelen, verdachtmakingen. Is herkenbaar, denk ik.

Maar voel je je een vreemdeling, in je straat, werk, hier in Gouda, in je klas? Of voel je je eigenlijk gewoon thuis, op je plek, en is dat erg? Zou je je daar schuldig over moeten voelen? Misschien is de werkelijkheid complexer. Je voelt je thuis, in Gouda, in de samenleving. Maar er zijn ook momenten van vervreemding. Wat er gebeurt in de samenleving of wat mijn collega’s doen: dat staat haaks op wat er in de Bijbel staat?! Je kunt goed overweg met je vrienden, collega’s, buren: en opeens die opmerking. En dan is er afstand.

Het knappe aan de brief is dat Petrus de term niet gebruikt om te versimpelen. Of om afstand te creëren. Het is veel complexer dan zwart-wit, goed-fout. Een vreemdeling heeft een dubbele loyaliteit. Bij het volk waar hij vandaan komt. Maar ook aan het gastland. Daar waar hij is gaan wonen, daar gaat hij relaties aan. Ook met die mensen deelt hij is. Een gezamenlijk belang.

Petrus plaatst ons niet tegenover de wereld of om ons af te zonderen. Nee. Midden in de wereld. En daar ben je geroepen je geloof uit te leven. Je bent ook gewoon Nederlander, Gouwenaar, klasgenoot, buurman. Je bent anders en je zoekt verbinding.

Er zijn altijd twee gevaren: isolatie en assimilatie. Isolatie: terugtrekken in je eigen bubbel. Je trekt muren op. Het samen goed hebben achter gesloten deuren. Het tweede gevaar: assimilatie. Zo opgaan in de cultuur dat je langzaam het zicht verliest op je eigen identiteit. Dat je je eigen identiteit kwijt begint te raken. Dat er minder onderscheid is tussen de mensen met wie je leeft.

Petrus noemt dit, maar met andere woorden. Ik vraag u dringend niet toe te geven aan wereldse begeerten. De tegenstelling is niet tussen ziel en lichaam. Maar: ons eigenlijke leven. Onze ziel is wie wij ten diepste zijn in Gods ogen. De begeerten zijn de verlangens die zich mee laten nemen door de verkeerde dingen uit de wereld en cultuur. Je bent er vatbaar voor. Je kunt worden meegezogen door bepaalde tendensen. In doorgeslagen individualisme. Mijn geluk is het hoogste. Ik ga voor mezelf. Of materialisme: een goed leven wordt bepaald door datgene wat je hebt. Of nieuwe ervaringen, genot. Begeerten. Er zijn soms dingen die aan je trekken. Die houden je bij God vandaan. Ieder van ons heeft zwakke plekken. Petrus zegt: geef er niet aan toe. Eerst negatief dus: je bent kwetsbaar.

En dan positief: leid te midden van de heidenen een goed leven. Goed handelen. Wat is dat? De dingen die God opdraagt. Het gaat ook over dingen die voor niet-gelovigen herkenbaar zijn als goed. Gewoon goed je werk doen, integer zijn, barmhartig en bewogen omgaan met mensen die het moeilijk hebben, commitment tonen. Goede dingen die iedereen herkent.

Petrus sprak over de hoge roeping. Getuigen over de grote daden van God. Hij heeft hen geroepen uit de duisternis. Geen grote of indrukwekkende verhalen. Nee. Eerst laten zien dat je betrouwbaar bent, goede keuzes maakt. Verderop zal Petrus ingaan over wat je moet doen als mensen je vragen stellen. Daar begint het niet. Het begint met: de goede dingen doen. Je leven delen met anderen. Mensen die voortdurend vraagtekens plaatsen bij je.

Ik zag een mooi voorbeeld van Cees Dekker, bij Op1. Onderzoekers gaan onderzoeken hoe levende materie kan ontstaan uit dode materie. Duidelijk werd dat Cees christen is. Er waren twee andere mensen aan tafel. Iemand reageerde cynisch over dat Cees sprak over zijn geloof. Jesse Klaver sprak over het onderzoek en over Cees’ professionaliteit. Schampere reacties, schouders ophalen, maar ook met mensen die zien wat je doet, daarnaar kijken, dat op waarde schatten.

Petrus noemt twee dingen: laat je niet meeslepen en maak verschil door het goede te doen.

Nog een derde: erken het gezag van de keizer en zijn gouverneurs. Die nieuwe christenen zouden kunnen zeggen: Jezus is de enige die gezag heeft. Ze moeten ook het gezag van de overheid erkennen. De keizer zet aan tot vervolging. Dat Petrus hem noemt, is opvallend. Erken het gezag, omwille van de Heer. Juist omdat je Hem wil dienen.

Je leeft als een vreemdeling in twee werelden. Je diepste loyaliteit ligt bij Christus. We denken niet in vijandbeelden. Dat zou sektarisch zijn. Neem dus je plek in. Houd het belang van je werkgever hoog. Als christen in de politiek niet alleen de belangen van jouw achterban. Wegblijven bij polarisatie en vijandbeelden.

Je bent als vreemdeling geroepen Jezus te volgen. Erken het gezag.

En het vierde: handel als vrije mensen. Het is een vrije keuze. Het is niet een systeem waar je in vast zit. Het is een vrije keuze om gezag te erkennen. Wat Petrus zegt, klinkt radicaal. Zeker als je bedenkt dat hij tegen/aan slaven schrijft. Onverdiend leed verdragen. Het feit dat Petrus aanspreekt om als vrije mensen het gezag van hun meester te aanvaarden, moet schokkend zijn geweest. Alsof je keus hebt! Het was volkomen vanzelfsprekend. Volgens Aristoteles kon je een slaaf niet onrechtvaardig behandelen: die had geen rechten. Petrus is zich er wel degelijk van bewust dat het aanvaarden van gezag kostbaar is. Het is een vorm van navolging! Christus heeft geleden omwille van u. Treed in de voetsporen van Hem. Hij leed en dreigde niet. Hij heeft onze zonden gedragen. Hij heeft een voorbeeld gegeven. Je gaat niet zomaar op je strepen staan om je rechten te claimen. Treed in de voetsporen van Hem die geen enkele zonden beging. Toch kruisigden ze Hem.

Dit is spannend. Je kunt misschien concrete situaties bedenken. Gezag erkennen vanuit vrijheid. Erken het gezag van hen die over je gesteld zijn. Gezag erkennen veronderstelt vrijheid. Een christen is een vrij heer over alle dingen – en ieders onderdaan, zei Luther. Handel als vrij mens. En als dienaar (slaaf!) van God. Vrij zijn, uit vrijheid handelen betekent niet: doen wat je wilt. Nee. Vrij om te dienen. Vrij om verantwoordelijkheid te nemen. Ook al is dat een moeilijke plek. Houd iedereen in ere. Eerbiedig de keizer.

Zo gebruikt Petrus die metafoor. Hij wil die minderheid bemoedigen. Die heeft met stevige tegenwind te dealen. Het geeft een genuanceerd beeld op onze roeping. Als vrije mensen. Niemand zal over ons oordelen. Maar ook als dienaren van God. En dus als vreemdelingen. God roept ons uit de duisternis tot Zijn licht. Geprezen zij Christus, tot in eeuwigheid.

Amen.

Protestantse Gemeente Gouda, St.Janskerk. Zondag 2 juni 2024, 17 uur. Schriftlezing 1 Petrus 2:11-25.