Vanuit de gevangenis in Rome bemoedigt Paulus de gemeente te Filippi. Zijn leven ligt vast in Christus en dus zal straks zijn sterven winst zijn. Het is voor ons noodzakelijk om te weten of we geborgen zijn in Christus. Vanuit onszelf zijn we niet op zoek naar God; maar Hij komt ons in het woord tegemoet. Hij wil in ons leven ingrijpen. Dan komen we erachter dat onze vroomheid en ernst geen verdiensten zijn, maar eerder nog net als bij Paulus in de weg kunnen staan. Wanneer we leven in Christus, zien we niet uit naar de dood alsof we levensmoe zijn, wel verlangen we eeuwig bij Hem Thuis te zijn.
Het leven Christus, het sterven gewin
Het gaat in het leven altijd anders dan we dachten. Je wordt ziek, je krijgt een ongeluk. Als we in nood verkeren dan valt het niet mee om rustig te blijven. Niet in paniek raken. Dat horen we van Paulus. Paulus zat in de gevangenis. In zijn hart: rust mijn ziel, uw God is koning. Hij was veilig in Jezus’ armen.
Hij getuigt: het leven is mij Christus, het sterven mij gewin. Deze woorden heeft hij geleefd en beleden. Geschreven aan Filippi. Waarschijnlijk vanuit gevangenis in Rome. Of misschien Efeze. We houden het op Rome. Hij kwam op bijzondere wijze in Filippi (Handelingen 16). Op zendingsreis. Op een gegeven moment gaat het niet meer. God geeft een antwoord in Troas: hij ziet een Macedonische man staan en hij moet de oversteek maken naar Europa. Zo kwam het uiteindelijk ook hier in Reeuwijk. Ze gingen naar Griekenland en Europa. De eerste stad die ze bezoeken op die tweede reis is Filippi. God heeft daar wonderen gedaan. Meteen al de bekering van Lydia. De uitdrijving van waarzeggende geest uit een slavinnetje. Dat had tot gevolg dat ze in de gevangenis kwamen.
En dan in die nacht, dan gaan ze zingen. Misschien net als wij, zojuist, Psalm 42. Zijn lof zelfs in de nacht zingen. Ik verwacht Hem. Het was Gods bedoeling dat die cipier ook tot geloof zou komen. Zo begon het in Filippi. Ze hebben getuigt van hun Heiland. Toen werd het te gevaarlijk. Ze gingen weg. Op derde zendingsreis is hij er nog een keer geweest. Er was een bijzondere band tussen Paulus en Filippi.
Nu zit Paulus in Rome in de gevangenis. Een gevangene. Hij zou veel moeten lijden, had hij gehoord bij zijn roeping. Paulus weet niet hoe het verder zal gaan. Hij vertrouwt dat God hem zal leiden. Naar het Vaderhuis.
De christenen in Filippi zijn ongerust. Wat zou er van de apostel terechtkomen? Misschien straks doodsvonnis. Voor de leeuwen gooien? Ze zenden een broeder naar Rome. Die moet Paulus bemoedigen met woord en daad. Maar die Epofroditus is ziek geworden in Rome. Ze horen dat die laatste weer beter is geworden. Naar Gods inzicht gaat het nooit verkeerd. God brengt Zijn kinderen thuis.
Het vertrouwen spreekt u die woorden van die tekst. Wat is dat nou voor leven? En wat voor sterven volgt erop? Wat staat er nog in het voorafgaande? Paulus zegt, je moet maar niet teveel bezorgd zijn. Wat mij overkwam, is tot bevordering van het evangelie. Die mij bewaken hier weten nu dat ik geen misdrijf heb gepleegd, maar ik mag hen de naam van Christus bekendmaken. Het evangelie gaat door. Er is gebed in de gemeente is er. Uiteindelijk is Gods weg de beste weg.
In iedere gemeente is wel wat. Er is niets nieuws onder de zon. Er waren tweeërlei Christuspredikers. De een uit liefde, de ander uit onzuiver motief. Ze predikten wel het evangelie. Anders had Paulus zich veel scherper uitgelaten. Een ander evangelie, die moet door Gods vloek getroffen worden, schreef hij aan de Galaten. Die mensen hier preekten vanuit een verkeerd uitgangspunt. Ze wilden Paulus raken. Het doet Paulus wel verdriet. Wel is hij blij dat ze Christus prediken. Maar ze zoeken zichzelf ermee. Je moet oppassen dat als ambtsdragers je eigen eer zoekt. Je krijgt fans en verguizers.
De gemeente in Filippi is bedroefd. Maar ze bidden voor Paulus. Beste wat je voor elkaar kunt doen: bidden. De Filippenzen brengen hun nood bij Jezus. Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, zegt Paulus – of het nu in leven of sterven is. Hoe het ook moog’ tegen lopen.
Paulus geeft een persoonlijk getuigenis. Voor mij. Voor een ander? Daar ga ik niet over. Moet ik op letten. God ziet het hart aan. Gods genade in je hart is een persoonlijke zaak. We moeten eerlijk ons hart onderzoeken. Is ons leven Christus? Zijn we door Hem op de weg gebracht naar God? Paulus wil dat God de eer ontvangt. Waar leef ik voor? Uw, jouw, mijn leven? Er kunnen veel antwoorden gegeven worden. Ik wil carrière maken. De talenten mag je gebruiken, zeker. Maar gevaarlijk: hart erop zetten. Mooi huis, je wilt het goed hebben. Bij Calvijn las ik, een ingetogen man die dicht bij de Heere leefde: als je je eigen hart leert kennen ontdek je daar een beestachtige liefde tot de wereld. Hier beneden is het niet. Het oog omhoog, het hart naar boven.
Het leven was voor Paulus Christus. Hij diende Hem. Verlangde naar Hem. Leefde uit, door, tot Hem. Dat komt bij Hem vandaan. Uit Hem. En door Hem! En ook weer tot Hem, tot eer van Hem. Er is niet van ons bij. Ons leven is vanuit onszelf niet met Christus. We leven in de zonde. We gaan op in de dingen van de wereld. Christus zei tegen de Farizeeërs en Schriftgeleerden: jullie zijn kinderen van de duivel (geworden) en willen zijn begeerte doen. Het gaat niet alleen om de mensen die nergens aan doen. Die hebben geen toekomst. Het kan ook een godsdienstig leven zijn zonder Christus. Christus leeft zo niet in hem of haar? Paulus was zo vroom; je kon het niet beter maken dan hij (hoofdstuk 3). Onberispelijk. Wie zegt dat nou? Mijn leven is onberispelijk. Paulus zei dat. Vol vijandschap tegen Christus en Zijn gemeente. Hij dacht er Christus een dienst mee te doen, mensen gevangen te nemen. Hij heeft de gemeente vervolgd. Wel godsdienstig.
Tot God ingreep. Waar dat is gebeurd? Op de weg naar Damascus. Een hemels licht. Christus is hem verschenen. Hij hoorde de stem van Jezus. Wie bent U? Ja, Ik ben Jezus, die u vervolgd. Die tweede vraag, wat wilt U? Dat is de vraag van de bekering. Een kind wil het zelf doen. Paulus moest naar de stad. Ananias wilde niet naar hem toe. Maar God zei, Paulus bidt. Voor een bidder hoef je niet bang te zijn. God wil zijn redder zijn. Hij moest het verliezen. Wij ook. Hebt u het al verloren? Wij willen winnen – ook bij spelletjes. Paulus heeft de zaligheid buiten zichzelf in Christus gevonden. Dat was het begin van het nieuwe leven. Wie in Christus is, is een nieuw Schepsel.
Je moet iets bijzonders meegemaakt hebben? Er zijn mensen die het in het bijzondere roepen. Maar God roept! En bijzonder dat we hier mogen zijn. Het fundament van zijn zaligheid is Christus. Wil je weten wat de zonde is? Kijk dan naar mij. Het kan voor iedereen. Met gunnende liefde heeft Paulus gepreekt. God heeft verschillende wegen. Bij Timotheus een andere weg. Van jongs af aan. Een godvrezende moeder en oma. Hij wilde ook Christus toebehoren.
Als Christus je leven wordt, wordt alles anders. Je kunt bij Hem terecht met je zorgen en zonden. Het geloof blijft een strijd. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen? Ik dank God in Jezus Christus. Paulus weet: ik blijf die zondaar, tot de laatste snik. Niet goed praten! Hier is het een strijd. Na de strijd komt de overwinning. Je verlangt met Christus te leven. Maar het lukt je niet. Gebed: wees mij zondaar genadig. Volmaakt geloof bestaat niet.
Paulus spreekt niet alleen van het leven maar ook van het sterven. Genade krijg je – kan je niet verdienen. Het leven met Christus en de genade ontvang je. Sterven ook. Dat is dezelfde genade. Levensgenade en stervensgenade. Dat laatste krijg je als de tijd ervoor is. Je weet niet hoe je zult sterven. Misschien een ziekbed. Dan kan je misschien nog tot zegen zijn. Of plotseling weggenomen worden. Maar als ons leven Christus is, dan is het sterven ons gewin. In dit leven valt de beslissing. Kort of lang leven – hier valt de beslissing. Willen we met Hem leven? We leven maar eens. God geeft genadetijd. Sterven is God ontmoeten. Niet: trouw geweest, netjes geleefd, naar de kerk gegaan. Hoe staat u tegenover de Heere? Ik hoop er maar het beste van?! Is dat de beste hoop? Het gaat niet om dat wij ons best hebben gedaan. Geen verdienste. Daar kan je niet mee bij God komen. Alleen door Christus.
Paulus heeft het niet over Jezus. Maar over Christus. Jezus is Redder, Zaligmaker. Als je weet dat je schuldig bent, roep je Hem. Christus is Zijn ambtsnaam. De grote Hogepriester. Hij gaf Zijn leven. Hij is gestorven. Mag u zeggen, ook voor mij? Zo is de Geest bezig om Hem vanmorgen onmisbaar te maken. Sterven met Hem. De dood blijft de koning van de verschrikking. Een sterven met Christus betekent een kroon. Luther: wij erven koninkrijken. Geen ziekelijk doodsverlangen bij Paulus. Niet, was ik maar dood. Maar bij de Heere thuiskomen. Hij hoopt dat God zijn werk wil zegenen.
De dood is overwonnen. De satan is verslagen. Aan Zijn dood gelijkvormig worden, en dan ook Zijn opstanding deelachtig zijn. Daarnaar grijpen en jagen! Dan wordt je leven anders. Is uw leven verbonden aan Christus? Dan is je sterven winst. Anders leef je voor jezelf. En dan volgt een eeuwige ramp. Paulus wil ons in Christus hebben. Hem mogen leren kennen! Paulus zegt dat het om de eer van God gaat. Voor ongelovigen is het eeuwig verlies. Voor wie gelooft, is het winst. Tel uit je winst. Wat is die winst? Dan mag je bij de Heere thuiskomen. In het paradijs. In de hemel. Voor eeuwig thuis. Eeuwig gelukkig. Daar nog niet klaar mee. De zielen zijn daar. Kunnen wij ons niet voorstellen. Ook de zielen onder het altaar. Kom Jezus, kom! Ziel en lichaam worden verenigd. Een opstanding van allen die in Hem hun zaligheid hebben gevonden. Geen strijd, geen zonde, geen corona, geen ziekte. Voor eeuwig bij Hem zijn! Zijn we marantha-christenen? Jezus, kom haastig. Kom in mijn hart en huis. Hij leidt naar het hemelse vaderland. De afval, de satan gaat te keer, het coronavirus. Mijn Heere en Zaligmaker. Hem voor eeuwig roemen. Hem daarvoor danken. U de eer!
Amen.
Maar ’t vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door ’t licht, dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan;
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren;
Bereidt den weg, in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn naam is HEER der heren.– Psalm 68 vers 2 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 7 november 2021, 9.30 uur. Schriftlezing Filippenzen 1: 12 t/m 24 en Filippenzen 3: 1 t/m 14.