Maria van Magdala lijkt te slaapwandelen, op die vroege en nog donkere Paasmorgen. Ze is op zoek naar Jezus. Maar niet Jezus is ver weg, zíj is ver weg. Het lijkt op een passage uit het Hooglied: de Bruid op zoek naar de Bruidegom. Jezus spreekt haar naam uit, als nooit tevoren. Daarin klinkt diepe liefde door. Zo deed Hij dat ook bij onze doop; als ware dat in de Hof van Arimathea. En nog zoekt de Geest ons op, in het Woord, om Hem, door lijden heen te volgen, naar het Vaderhuis. Jezus noemt de discipelen Zijn broeders en zegt dat Zijn Vader ook hun Vader is, wat een Evangelie!
Gemeente van Christus, hier en thuis, wie van u slaapwandelt wel eens? Jongens en meisjes, iemand van jullie? Als kind kwam ik niet zo goed in slaap, mijn broertje niet die sliep gelijk, ik lag de woelen, hij kwam dan opeens zijn bed uit. Liep rond en ging dan weer in bed liggen. De volgende dag wist hij van niks meer. Mijn tante heeft ’s nachts eens een hele trap staan boenen – het zit denk ik de familie. Je loopt met je ogen open, toch zie je niks. Je doet van alles, maar je beseft het niet.
Lijkt Maria ook niet zo’n slaapwandelaar? Het is nog donker buiten. Ze ziet daar van alles in de hof. De zware steen, afgerold, de tuinman, twee engelen. Ze loopt met haar ogen open, maar ziet niks. Dat is toch te begrijpen? Radeloos van verdriet. Haar Jezus is er niet meer. Hij had haar verlost van een psychische ziekte: van 7 demonen in haar. Jezus heeft haar leven gered. Nu: gekruisigd, gestorven, begraven. Machteloos op een afstandje stond ze. En nu op deze morgen? Iets van haar liefde geven. Ze hebben Hem uit het graf genomen. Dat maakt ze er van. Dat is haar verhaal. Nu laat ze zich door niets en niemand meer onderbreken. Verdoofd door verdriet. Ze cirkelt rondjes rond haar eigen as. Met zichzelf bezig. Een uitlegger wees me daarop. Ze heeft het over: Mijn Heere, ik weet het niet, zeg het mij, ik zal het weghalen. Mijn, ik, mij, ik. In zichzelf gekromd, zou Luther zeggen. Met zichzelf alleen.
Al hunkert het in haar hart naar Jezus. Waar is Hij toch? Mijn liefste, de taal van het Hooglied. Hij is vlak achter haar. Anders dan ze had durven vermoeden. Ze ziet Hem pas als Hij haar bij haar naam noemt. Hij doet dat op een manier, je kunt dat proberen voor te lezen, op een manier zoals Hij het alleen maar kan. Ze weet zich gekend tot in het diepste van haar ziel. In de gewone omgang kennen we dat wel. Ik heb twee kleine kinderen, een van 5. Je moet er niet aan denken dat ze de straat op vliegt. Suze! Dan weet een kind zich geraakt. Ze staat stil, hoop je. Je wordt door het noemen van je naam in je wezen geraakt. Dat is nog gedreven door angst.
Hier, Maria, dat is overmachtige liefde die haar omvat. Opnieuw het Hooglied. De Bruidegom. Hij staat achter de muur, speurt door de spijlen op zoek naar Zijn Bruid. Waar zit je dan toch? Sta op, Mijn vriendin! Het is tijd om te zingen. De vogels fluiten, lente, de bloemen barsten uit hun knop.
De stem die ze uit duizenden herkent, keert ze zich om. Rabbouni. In het Hebreeuws, moedertaal van haar. Oerkreet. Mijn Leermeester! Een slaapwandelaar is in een klap wakker. Je voelt in haar taal ook de liefkozing uit diepe eerbied. Hij is de Leraar, zij is de leerling. Was het ook zo niet toen Hij haar voor het eerst zag? Hij verloste, Hij voorop, zij in Zijn spoor.
Maria! Door het roepen van haar naam lijkt alles van hiervoor ongeloof te zijn geweest. Die cocon van verdriet. Dat cirkelen van gedachten. Zelfs haar hunkering. Waar is Hij dan toch? Nu moet ze zeggen: niet Hij was ver weg, maar ik was ver weg.
Ik zou u allemaal wel bij uw doopnaam willen roepen vanavond. Dat is de plek waar Hij voor u stond. Aan het begin van je leven. Als was het in de hof van Arimathea. In een oude protestantse kerk tref je nog wel eens een hek. Een hek van hout. De dooptuin wordt dat genoemd. Als was het de hof van Arimathea. Toen heeft de levende Jezus jouw naam geroepen. Je bent van Mij! Wat is daar niet op gevolg in de loop van de jaren? Wat kan er na en ondanks zo liefdevol roepen van Jezus ongelofelijk veel met een mens gebeuren. Jij raakte ver bij Hem vandaan. Neee, misschien niet in afstand, qua ruimte, coronatijd maakt het anders; je kunt zeggen: ik ben bij de kerk gebleven, dicht bij het doopvont gebleven. Ook qua tijd niet, iedere eerste dag van de week betrokken. Je probeert je steentje bij te dragen, ook in deze coronatijd. Deze tijd is een beproeving of we trouw zullen blijven – laten we ons niet meeslepen door oppervlakkigheid en gemakzucht.
Maar moet je niet zeggen: wat raak ik makkelijk ver bij Hem vandaan? Meer een volgeling van mijn eigen stem en gedachten en verlangens, dan van Jezus en Zijn Woord? Hij die jou zo liefdevol riep in de doop. Waar zit je, op dit moment.
Weet je wat Pasen is? Het is iedere zondag Pasen. Dat Hij opnieuw achter je staat. En je roept bij je Naam. Hij is niet in het graf, maar in de prediking van Zijn Woord.
Dominee Jan Koopmans (predikant Noorderkerk Amsterdam ten tijde van de Tweede Wereldoorlog), stond voor het raam te kijken naar wat er gebeurde en werd geraakt door kogels. Hij schreef een prachtige preekschets. Hij mijmert erover: wat is nou Jan? Een gewone Jan. Maar ik verlang er naar dat ik het mijn Verlosser zal horen zeggen. Dat ogenblik is nu, in deze preek, zegt hij. Zo wilde prediking gehoord worden. Als de stem van Jezus aan jouw adres.
Maria! En zij keerde zich om. Mijn lieve Leermeester. Dat is in eenvoudige woorden bekering. Je bestaan komt in Zijn dienst. Een heen en weer van Zijn Woord en jouw hart. Een beweging van horen, volgen, doen. Jezus en ik, wij horen bijeen. Vraag niet hoe het kan, maar ik raak niet meer van Hem los.
Alleen, schrik niet, het eerste wat Maria hoort: Hou mij niet vast. Dat is nou ook wat! Ik was U kwijt, maar ik laat U nooit meer los. Voor altijd bij elkaar. Jezus zegt letterlijk: blijf Mij niet vasthouden. Want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader. Maria heeft Jezus wel terug, dat is heerlijk. Maar op een andere manier dan voordat Hij stierf. Johannesevangelie: Jezus komst naar deze aarde. Sinds de kruisiging de terugweg: verhoogt aan het kruis. Hij zal opstijgen tot aan de rechterhand van Zijn Vader. Terugkeren naar waar Hij vandaan kwam. Al die donkere machten, die ons leven gevangen houden, heeft Hij kapot gebroken: dood, zonde (vooral die van ongeloof), duivel, oordeel. Daarom mag Maria Hem niet vasthouden.
Er zit iets bots, hards in. Loslaten is misschien wel het allermoeilijkste. Misschien ligt daar wel meer houvast in, dan dat ze Zijn voeten vasthoudt. Hij gaat iets voor haar doen. Een belangrijke belofte inlossen. Niet alleen voor haar ,maar voor allen die Jezus volgen. Wat zei Hij (Johannes 14)? In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen. Ik ga heen om voor jullie een plek te maken. Een persoonlijke plek, een plaats aan Zijn hart. Als ik heengegaan ben, dan kom Ik terug, dan zal Ik jullie bij Me nemen opdat jullie zullen zijn, waar Ik ben. Weet u, die terugkeer is al begonnen toen Hij Maria roep. Nog veel meer: door de komst van Zijn Geest in deze wereld. De Geest die vanavond actief bezig is, om van die Maria-types, in zichzelf vastgedraaid, te verlossen en te verbinden aan Jezus.
En daarom, Maria, je kunt Me niet vasthouden. Zeg tegen Mijn broeders: Ik vaar op naar Mijn Vader en jullie Vader. Ga naar Mijn broeders. Woorden, daar moet je op kauwen. Mijn broeders. Daarin wordt de bijzondere verbinding uitgesproken: Jezus en Zijn Vader en Zijn leerlingen op aarde. Woorden vol van liefde en genade. Wat zijn dat nou voor broeders en zusters, hier in Reeuwijk? Zo’n hart als Maria, dat zo snel vertwijfeld, aan Jezus de Opgestane, aan Zijn beloftewoorden en kracht? Types die zo snel het kluts kwijt zijn en op zichzelf gericht. Wat zegt Jezus dan: Mijn broeders, Mijn zusters. Ik heb jullie liefgehad door Mijn leven te geven in het oordeel van God over die zonden. Ik stijg op tot Mijn Vader. De Heilige, die geen zonden kan zien. Voor wie geen mens kan bestaan. Ik stijg op tot Mijn Vader, die een eeuwige liefde heeft voor Mij, als de Zoon. Maar hoor eens: Mijn Vader is jullie Vader. En daarmee Zijn liefde, de liefde voor jullie. Ik heb mezelf met jullie verbroederd aan het kruis, Me één gemaakt met jullie. De machten die jullie knechten, gedeeld. Ik neem jullie mee langs de weg van het kruis naar de opstanding en naar het huis van de Vader. Ik kom met Mijn Geest en zeg: het is Mijn liefde voor jullie. Het ging aan alles voor af en zal op alles volgen: Zijn liefde. Mijn God, jullie God.
De Geest, Hij is bezig, merk je, tot Jezus te brengen? Zodat je verbroederd wordt. Terwijl je hier bent. Dat is Pasen, gemeente. Jij kan Mij niet vasthouden, maar Ik jou wel. We hebben een Vader, gemeente! Wat voor een Vader!
Maar vergis je niet, Jezus volgen op deze weg, van de verhoging, ik zei het al: het is de weg van het kruis. Door de dood naar het leven. Daarom betekent het wel: sterven aan jezelf. Dat waar Maria van los moet komen. Dat zullen wij ook ervaren in het leven. Wil je bij Jezus horen, dan moet je (wat Paulus zegt): het lichaam van de zonde achter je laten. Dat kan niet mee de hemel in. Het kost je jezelf om Jezus te volgen. Niet meer ik, maar Jezus. Zijn leven in en door mij heen.
Maar, troost je, het is tegelijk de weg, dat voelen we aan alles, waarop je zóveel ontvangt van Gods nabijheid. De liefde van de Vader daalt in je neer, door de Geest. Hij zal je leiden, dragen, wijzen. Je niet loslaten. Mijn broeders! Mijn Vader is ook jullie Vader.
Zo is Maria wel gescheiden door dood en graf. Zij is nog hier. Jezus is er door heen. Tegelijk: ze zijn nauw verbonden. Met Hem verenigd. Door Zijn liefde op Zijn weg geplaatst. Tot ze eenmaal haar ogen sluit en wakker wordt in het huis van de Vader.
Wordt hier een nieuwe schepping ontsloten of niet? Op de eerste dag, als het nog donker is. Hoe klonk het ooit? Er zij licht! Hier verrijst het licht. De nieuwe mens, de nieuwe Adam. Zie je haar lopen, Zijn Bruid. Voortgebracht door water en bloed. Samen wandelen ze door deze wereld. Verbonden in de eeuwige liefde van God. Daar gaat ze, Maria van Magdala. Ze lijkt wel een engel. Ze heeft vleugeltjes gekregen. Op weg naar haar broeders. Ze zingt een nieuw lied. Het lied van haar Allerliefste. Een altijd nieuw Paaslied. Als je het hoort, vanavond, je wrijft je ogen uit. Halleluja.
Amen.
Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen,
Zal ’t schoonste lied van enen Koning zingen;
Terwijl de Geest mijn gladde tonge drijft;
Is z’ als de pen van een, die vaardig schrijft.
Beminlijk Vorst, uw schoonheid hoog te loven,
Gaat al het schoon der mensen ver te boven;
Genâ is op uw lippen uitgestort,
Dies G’ eeuwiglijk van God gezegend wordt.– Psalm 45 vers 1 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 11 april 2021, 18:30 uur. Schriftlezing Hooglied 2:8-14 en Johannes 20:1-18.