Ik lag en sliep gerust, in geen ding bezorgd te zijn. Waar halen Gods kinderen, mensen die uit genade aangenomen zijn, de moed vandaan? Het is om de Heere Jezus Christus’ wil. Hij is naar deze aarde gekomen, in ons leven gekomen en heeft ons leven gedeeld tot in zijn zwartste nacht, tot in de dood. Bezorgdheid is ten diepste denken dat het leven van mijzelf afhangt. Dat ik vergeet dat Jezus Christus, Gods Zoon, de last van het leven, het kruis, de dood in mijn plaats heeft gedragen. Hij is de Deur, Hij is de enige Weg tot de Vader. Wij hebben geen rechten in onszelf. Maar God ziet ons genadig aan in Hem. Dat is de ware vrede, de vrede van God, die alle verstand te boven gaat. Zou u zich dan ook niet aan deze God toevertrouwen die er zo liefdevol voor ons is?
Filippenzen 4 vers 6 en 7: ‘[6] Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; [7] en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus’.
Binnendragen van het lichaam van Teus de Mik, onder begeleiding van het orgel daarbij denkend aan Psalm 42 vers 3 berijmd: ‘O mijn ziel, wat buigt g’ u neder? Waartoe zijt g’ in mij ontrust? Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust […]’.
‘We worden stil tot God.’
‘Onze hulp is in de Naam van de Heere die hemel en aarde gemaakt heeft, Die trouw is van geslacht op geslacht en in eeuwigheid, Die nooit loslaat het werk dat Zijn hand begon. Amen.’
‘We zijn op deze plek waar Teus zo graag was. Om het met de woorden van Psalm 84 te zeggen: hoe lieflijk zijn Uw woningen, Heere van de legermachten. Of ook die andere woorden uit de Psalm, Teus sprak ze nog op de dag voor hij naar het hospice ging, ik verkoos liever te staan op de drempel van het huis van mijn God dan lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid. Het liefst op de drempel, een beetje achteraan, niemand die hem hoefde op te merken als mijn God mij maar ziet.’
‘Zelfs vindt de mus een huis, o Heer‘,
De zwaluw legt haar jongskens neer
In ’t kunstig nest bij Uw altaren,
Bij U, mijn Koning en mijn God,
Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;
Geduchte Heer‘ der legerscharen,
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaag U prijst en eerbied toont.O God, die ons ten schilde zijt,
En ons voor alle ramp bevrijdt,
Aanschouw toch Uw gezalfde Koning.
Een dag is in Uw huis mij meer,
Dan duizend, waar ik U ontbeer;
‘k Waar’ liever in mijn Bondsgods woning
Een dorpelwachter, dan gewend
Aan d’ ijdle vreugd’ in ’s bozen tent.’Psalm 84 vers 2 en 5
‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
Omdat Gij ’t hebt gedaan.
‘k Verwacht Uw trouwe hulp van boven;
Uw waarheid zal bestaan.
Uw Naam is voor ’t oprecht gemoed,
Van al Uw gunstvolk goed.’Psalm 52 vers 7
‘We zullen samen bidden.’
‘Eeuwige God, U die ons leven omvat. Barmhartige Vader. U die ons zo nabij bent al zien wij U niet. Als een Vader, zo bent U er voor ons. Wij komen tot U deze morgen. U die ons kent beter dan wij onszelf kennen. En U die ons ziet. Wij geven onszelf aan U. Met ons verdriet. Met onze dankbaarheid. Met onze herinneringen. Met alles wat door ons heengaat. Tot wie zouden wij anders heengaan dan tot U? Immers Die ons kent als geen ander. Als wij ons aan u toevertrouwen, en wij doen het, geloven wij dat U naar Uw beloften ons ook nabij zult zijn. En zult helpen. En troosten. En de weg wijzen. Verborgen aanwezig deelt U ons bestaan. Wij danken u voor wie Teus was. Door U in het leven geroepen en gewild. Voor hij het besefte sprak U tegen hem: Ik ben jouw God en jij bent Mijn kind. En was u er niet altijd zo, voor hem? Van Uw trouw dwars door alles heen gaf hij hoog op. En getekend door Uw trouw was hij zelf ook zo onvoorstelbaar trouw aan anderen. Wij prijzen U. Voor wie hij was als zoon, als broer, als echtgenoot, als vader, als opa. Voor wie hij was als vriend. In de gemeente, op de damclub, op zijn tuin. Voor wie hij was als collega. Voor wie hij was als broeder in de kerkenraad. Wat hebt U hem veel geschonken en wat hij ons veel geschonken. Uw genade, Uw liefde door hem heen. Heere, er is veel wat wij in deze dienst niet kunnen benoemen. Hoe kunnen wij een mensenleven zo intens samenvatten in een paar woorden? Wij danken U dat U alles in Uw herinnering bewaart. Wij bidden mag zijn nagedachtenis voor ons tot zegen zijn. Nu staan wij gereed om Uw Woord te horen. Het Woord waarvan Teus leefde. Het Woord dat in eeuwigheid blijft. Dat de tijden verslaat. En dat ook voor ons een weg opent om te gaan. Straks naar de begraafplaats en het leven verder door. Uw toekomst tegemoet. Wil het Woord zo voor ons openen. Dat wij Uw weg mogen zien en mogen gaan. Kom Zelf in ons midden door Uw Heilige Geest. U in onze harten, U in ons spreken. En dat wij -wonderlijk genoeg- U mogen ontmoeten. In het bijzonder als wij horen van Jezus. Mens zoals wij, Uw Zoon in Wie U Zich helemaal hebt uitgesproken. Uw hart dat klopt van liefde voor ieder mens. Want U wilt niet zonder ons zijn. Trek ons dan door Uw Woord en Geest aan Uw hart. En mogen wij een glimp opvangen van wie U bent. In leven en in sterven, in tijd en in eeuwigheid. Wees met ons en hoor dit gebed. Wij verwachten het van U. In Jezus’ Naam. Amen.’
‘Psalm 3, de Psalm van Teus, zeker de laatste maanden. En dan ook woorden van Paulus uit Filippenzen 4. De trouwtekst van jullie vader en moeder, vers 6, op 21 april 1967. Daarover moest het gaan deze dienst. De tekst die ook aan de muur hing in de kamer. Dit is het Woord van God.’
Psalm 3: ‘[1] Een psalm van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom. [2] HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders; velen staan tegen mij op. [3] Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela [4] U echter, HEERE, bent een schild voor mij, mijn eer; U heft mijn hoofd omhoog. [5] Met mijn stem riep ik tot de HEERE, en Hij verhoorde mij vanaf Zijn heilige berg. [6] Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. [7] Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk, die zich aan alle kanten tegen mij opstellen. [8] Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God, want U hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen, de tanden van de goddelozen hebt U stukgebroken. [9] Het heil is van de HEERE; Uw zegen is over Uw volk’.
Filippenzen 4 vers 4-7: ‘[4] Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u. [5] Uw welwillendheid zij alle mensen bekend. [6] Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; [7] en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus’.
‘Zalig, eeuwig gelukkig bent u, als u dit Woord van God hoort en bewaart in uw hart. Halleluja!’
‘Maar, trouwe God, Gij zijt
Het schild, dat mij bevrijdt,
Mijn eer, mijn vast betrouwen;
Op U vest ik het oog;
Gij heft mijn hoofd omhoog,
En doet m’ Uw gunst aanschouwen.
‘k Riep God niet vruchtloos aan;
Hij wil mij niet versmaan.
In al mijn tegenheden;
Hij zag van Sion neer,
De woonplaats van Zijn eer,
En hoorde mijn gebeden.Ik lag en sliep gerust,
Van ‘s Heeren trouw bewust,
Tot ik verfrist ontwaakte;
Want God was aan mijn zij’;
Hij ondersteunde mij
In ’t leed, dat mij genaakte.
Ik zal, vol heldenmoed,
Daar mij Zijn hand behoedt,
Tienduizenden niet vrezen;
Schoon ik, van alle kant,
Geweldig aangerand
En fel geprangd moog’ wezen.’Psalm 3 vers 2 en 3
Filippenzen 4 vers 6 en 7: ‘[6] Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; [7] en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus’.
Lieve mensen, jullie in het bijzonder als kinderen en kleinkinderen, ik lag en sliep gerust, dat was het antwoord van Teus vlak voor de ingrijpende slokdarmoperatie, oktober vorig jaar, toen […] hem vroeg: ‘heb je nog een beetje geslapen vannacht?’ ‘Ik lag en sliep gerust […]’. En […], blijkbaar even thuis in de Psalmen als je vader, maakte de zin af: […] van ’s Heeren trouw bewust. Dat vond ‘ie zo mooi, dat jullie dat deelden. En eigenlijk is dat steeds zo gebleven. Ook recent toen je aan hem vroeg wat er door hem heenging. Diezelfde Psalm. Typisch Teus. Nooit veel woorden over zijn binnenkant maar dan wel zo’n zinnetje.
Natuurlijk was er zijn optimisme dat hem op de been hield. Teus die tot het echt niet meer ging aardbeien bleef stekken. Hier en daar op bezoek als bezoekbroeder. De financiële administratie van de gemeente op orde hield. Mee bleef draaien in de autodienst van de kerk, 2 augustus nog. Toch nog een keertje naar de damclub. Maar het eigenlijke wat hem de moed gaf om te leven, ook tijdens eerdere periodes in zijn leven die werden gestempeld door tegenslagen en verdriet, het eigenlijke wat hem moed gaf, ook om ten slotte te sterven, dat was toch wel het geheim van Psalm 3.
Ik lag en sliep gerust van ’s Heeren trouw bewust. David, de dichter van deze Psalm, hoe kun jij nou slapen terwijl je omringd wordt door tienduizenden vijanden? Man, dan doe je toch geen oog dicht? Ik lag en sliep gerust. Iets vergelijkbaars vinden we bij Paulus, Filippenzen 4. Wees in geen ding bezorgd. Paulus, hoe kun jij ons daartoe oproepen terwijl jij als geen ander weet dat de zorgen van het leven je zo kunnen gijzelen dat ze met je aan de haal gaan en je alle vertrouwen dreigt te ontnemen. Wees in geen ding bezorgd. Paulus zit op dat moment gevangen in Rome. Oke, in een eigen verhuurd huis maar de bewakers voor de deur. En het is echt heel spannend: hoe zal het uitpakken? Krijg ik mijn vrijheid terug of wordt het de doodstraf? Wees in geen ding bezorgd.
David, Paulus, wat is jullie geheim? Dat je moed hebt dwars door alles heen? Dat je vrij bent van angst voor de dood. Dat je vast vertrouwen hebt op God die je helemaal niet ziet? Wij hebben diep respect voor de manier waarop hij zijn ziekte gedragen heeft, schrijven jullie op de rouwkaart. En hoe hij hierin vertrouwde op zijn Heere en Heiland. Wat is dat geweest? Wees in geen ding bezorgd maar laat uw verlangens in alles door bidden en smeken met dankzegging bekend worden bij God.
Toen ik vroeg, weken terug, waarom deze tekst voor de rouwdienst? Toen zei hij, opvallend openhartig, het is heerlijk iedere dag alles kwijt te kunnen bij Iemand die alles geeft wat je nodig hebt. En toen ik vroeg: lukt dat dan ook, ook nu? Jazeker. Laat je verlangens in alles bekend worden bij God. Je verlangens. Je wensen. Dat zijn al je zorgen onder woorden gebracht. Dat is je leven in al z’n facetten, ook in de raadsels, in de last. Het niet voor jezelf houden maar aan Hem toevertrouwen die jou beter kent dat jij jezelf. We zijn voor onszelf toch ook vaak een compleet raadsel?!
Je verlangens in alles, in alles, dat wil zeggen waar het ook maar betrekking op heeft. Wat zou je willen vragen? Voor jezelf, voor een ander? Waar loop je tegenaan, waar loop je mee rond? Wat heb je nodig? Van niets dat je bezighoudt hoef je te denken dat het voor God onbelangrijk zou zijn. Kom er maar mee voor de dag, leg het maar voor Hem neer. Omdat Hij het nog niet weet. Ach, Hij weet het allang. Nog voor wij het kunnen bedenken. Een andere Psalm zegt: voordat er een woord op mijn tong is, Heere U weet het!
Hoe zegt het spreekwoord het? Je moet van je hart geen moordkuil maken. Je moet het niet oppotten. Voor je houden. Je zorgen, je vragen, je getob, je twijfels, je fouten. Want voor je het weet ga je er rondjes erin draaien. Draait heel je leven om z’n eigen as. Is er geen uitweg meer. Maak het Hem bekend. Je bent niet alleen. En dan nog wat: is het niet God die jou gemaakt heeft en roept om er voor Hem te zijn? Wat doe je dan als je je afsluit van Hem? Als je Hem geen deelgenoot maakt van je leven? Hij die jou gewild heeft. Is het leven soms jouw eigen project? Maak je al je wensen bekend, waarom zou je leven alsof het van jou afhangt? Vroeg of laat, en dat kun je een heel eind verdringen, maar vroeg of laat breekt het af. En er is ook zoveel dat stukloopt en zoveel dat je niet begrijpt. En zover, -veel, waar je tegen jezelf aanloopt. Waarom zou je leven alsof het van jou afhangt? Laat uw verlangens in alles door bidden en smeken met dankzegging bekend worden bij God. Hier ben ik.
Door bidden en smeken. Bidden dat is niet in het wilde weg praten. Zo even gauw een schietgebedje tussendoor. Maar dat is tot God spreken als een kind in het vertrouwen dat Hij je wil zien en horen. Ja misschien wel tegen je ervaring in. God, waar bent U? En moet je eens kijken hoe het er met mij aan toe is. En dan toch, tegen de klippen op, het erop houden dat jouw leven bij Hem in goede handen is. Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Ik weet ook niet waar ik het anders moet zoeken. U kent mij toch en U ziet mij toch? O al ga ik door een nacht, de nacht is voor U als een licht.
Het woordje ‘smeken’ onderstreept dat. Smeken. Dat is het beeld van iemand op z’n knieën. Iemand die vasthoudt. Smeken dat is met je verlangens tot God gaan. Doelgericht, vasthoudend. Ik klem mij aan U vast. Met woorden van Jakob, iemand uit de Bijbel, ik laat U niet gaan tenzij U mij zegent. Weet je dat God daar niet tegen kan als je om Zijn hals gaat hangen?
Laat uw verlangens in alles door bidden en smeken met dankzegging bekend worden bij God. Met dankzegging. Deze tekst is oorspronkelijk geschreven in het Grieks. Wel door Joodse mensen. En als je die tekst, dat woordje ‘dankzegging’ terug vertaalt vanuit het Grieks naar het Hebreeuws, de taal van het Joodse volk. Dan kom je woord ‘toda’ en dat betekent zoveel als iemand geven waar hij recht op heeft. Iemand eren. Bidden en smeken met dankzegging. Dat is jezelf, je verlangens zo bij God brengen dat Hij van jou krijgt waar Hij recht op heeft.
Nu wordt dat Hebreeuwse woord ‘toda’ gebruikt voor het lofoffer zoals Israël die gewoon was te brengen in de tijd dat de tempel er nog stond. Nu staat er alleen nog de Klaagmuur in Jeruzalem. Maar in de Bijbel lezen we van die tijd dat de tempel er nog was. Dan naderde het volk God in die tempel met een lofoffer. En daarmee zeiden ze: we zijn zo dankbaar dat U onze God bent. Alleen al dankbaar dat we überhaupt bij U mogen komen. Dat U ons ziet en hoort. Want wie zijn wij helemaal? Je moet die Bijbel eens lezen, de geschiedenis van Israël nagaan. Bijna op elke bladzijde krijg je wel te horen een volk hardnekkig en koppig die zich verzet tegen de goede bedoelingen van God met hun leven. Zondaren, hoe kunnen ze bestaan in de ogen van God, de Heilige, die het goede met hun voor heeft maar Die ze zoveel verdriet doen.
Er staat in de Bijbel: geen mens kan God zien en in leven blijven. En dan mogen ze toch tot God komen. Met wat Hij Zelf voor hen heeft. Een Offergave. Als je nou komt met dat offer, dan ben je goed in Mijn ogen. Ondanks wie jij bent als mens. Bidden en smeken met dankzegging dat is tot God gaan met Zijn Offergave. Nou is die tempel er niet meer en wij zijn geen Joden en daarom wij bij die Offergave denken aan Jezus. Door God aan ons gegeven. Hij wordt ons ook vanmorgen in handen gelegd. En Hij gaf Zijn leven als een werkelijk lofoffer aan God toen Hij onder ons was op aarde. Hij was zo toegewijd aan Zijn Vader. Hij hield zo rekening met de rekening van de goede bedoelingen van Zijn Vader. Jezus gaf aan God heel Zijn leven waar God recht op heeft. Een leven in liefde, waardering en dankbaarheid.
Jezus. God legt Hem vanmorgen in onze handen. Om in Jezus’ Naam tot de Vader te gaan. En Hem vrijmoedig alles te vragen wat wij nodig hebben. Doordat Jezus Zijn leven opofferde aan God is er voor ons een geopende Deur tot God. En wie je ook bent, misschien ben je nog wel nooit door die Deur gegaan, maar wie je ook bent, bij God ben je welkom met alles wat je bent. Bidden en smeken kan daarom niet eens anders dan met dankzegging. Want het is toch wat dat wij mensen die helemaal niet beantwoorden aan de goede bedoelingen van onze Schepper zomaar mogen komen met onze verlangens. Grote en kleine, simpele en ingewikkelde. Dat je mag komen zoals je bent. En dat God dan niet de deur voor je dichtdoet en zegt: zoek het maar uit. Maar dat Hij je omarmt zoals een Vader Zijn kind. Wat heb je nodig?
En daarom, hoe vreemd het misschien ook klinkt op het eerste gehoor, maar daarom is dankzeggen ook altijd je schuld belijden. Wat is het toch dat ik kind bij U aan huis mag zijn? Waar haal ik het recht vandaan? Dat is enkel te danken aan Uw liefde en genade. Omdat Jezus, in mijn plaats, Zijn leven aan U gaf. Ik verkoos liever op de drempel te staan van het huis van mijn God dan lang te wonen in de tent van de goddeloosheid. Teus op de drempel achteraan. De mensen hoeven mij niet te zien. Als U mij maar ziet.
En dan denk ik aan het onophoudelijk gebed van jullie vader om genezing van zijn ziekte. Dat zag je niet zo, we zagen vaak de optimistische kant van Teus. Maar soms, als je vanuit een bepaald perspectief een vraag stelde, dan zag je die worsteling. Wat wilde hij graag beter worden. Waarom ging God deze moeilijke weg? Weet je wat zo wonderlijk was? Tegelijk kon hij, en daarmee doe ik niets af aan het gevecht dat Teus ervoor leverde, tegelijk kon hij moedig aanvaarden, steeds weer opnieuw, dat God een andere weg in petto had. Vader wat U doet dat is goed. Alles wat ik krijg is genade. En als God in Zijn grote liefde aan mij alles gegeven heeft, Jezus Zijn Zoon, zodat ik bij God thuis mag zijn als een kind, zou Hij dan ook niet in de dagelijkse noden en behoeften van mijn levensweg, van mijn ziekte, naar mij omzien in liefde? Ook als ik niet krijg wat ik vraag?
Hoe zal Hij die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Alle dingen. Al zijn het misschien andere dingen dan waarop ik op hoop. Maar met Jezus heb ik wat ik verder ook krijg, genoeg. Was dat het geheim? Had Teus Jezus in zijn hart opgeborgen?
Vers 7. En de vrede van God die alle verstand te boven gaat zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus. Weet je wat bezorgdheid ten diepste is? Dat jij denkt dat jouw leven van jou afhangt. Dat jij denkt dat jouw leven van jou afhangt. Bezorgdheid. Onzekerheid. Onbestemde angst over de toekomst. Het leven dat vaak boven jouw macht uitgaat toch willen vasthouden. Die bezorgdheid ontstaat wanneer je op jezelf wordt teruggeworpen. Maak er wat van. Zorg dat je je bucket list afwerkt. Zoveel mogelijk eruit pakken in het leven. Bezorgdheid wanneer je op jezelf wordt teruggeworpen.
Teus las graag meditaties van de theoloog professor Van Ruler. De laatste maanden stond er een boekje naast zijn stoel met meditaties over de Psalmen. ‘Ze zijn wel moeilijk hoor dominee, maar zo mooi.’ Kom er eens op, een ouderling die nog zulke meditaties leest. Weet je wat bezorgdheid is, zegt die professor Van Ruler, wanneer je vergeet dat de last van het leven, het kruis, in onze plaats is gedragen. Bezorgdheid is Jezus niet voor ogen. Die in ons leven gekomen is en ons leven heeft gedeeld tot in zijn zwartste nacht, tot in de dood. Bezorgdheid dat je vergeet dat de last van het leven, het kruis, de dood in onze plaats is gedragen.
Maar Jezus voor ogen, die ons leven heeft gedragen tot op het bot, dat is de vrede van God die alle verstand te boven gaat. Als een hoge muur om je heen om je te bewaken. Zodat je de bezorgdheid van je hart en van je denken, want dat gaat toch zo makkelijk met ons, dat de zorgen met je op de loop gaan. Zodat die zorgen stuklopen op die muur van Gods vrede. Dat je telkens opnieuw ontdekt: Jezus, Hij heeft mijn leven tot in de zwartste nacht gedragen. En dat je dan in Zijn Naam opnieuw tot God gaat als een kind. En al je verlangens in Zijn handen legt in het vertrouwen dat Hij je nooit laat vallen. Abba Vader, U alleen, U behoor ik toe.
Nou kan er zoveel in ons leven gebeuren waardoor ons hart en onze gedachten worden aangesproken. En er grote bezorgdheid over ons heen komt. Teus maakte zich er dan vanaf met een opmerking: maar denk erom dat er verdriet was toen hij hoorde dat hij niet meer beter kon worden. En verwarring. Lamgeslagen. Je kunt tijden hebben dat je amper tot bidden komt. Dat je de moed verliest. En dat geloof omslaat in grote twijfel. God bent U er wel voor mij? Maar de vrede van God die roept ons, en dat kun je nou niet uitleggen, dat is het geheim van het geloof, dat gaat je verstand ver te boven. Maar de vrede van God roept dat vroeg of laat een halt toe. En dan heb je nog maar een optie, een houvast: in Jezus’ Naam toch weer tot God gaan. Om van Hem opnieuw vrede in het hart te ontvangen. En die vrede overstijgt alles wat wij denken over onszelf en uit onszelf en over de omstandigheden. Die vrede overstijgt het hele leven zodat je tenslotte ook los kunt laten. Dat je wordt opgetild. Wordt bevrijd van jezelf. Niet teruggeworpen op jezelf maar in de handen van God.
Teus zei tegen een van jullie: ‘ik ga steeds verder van huis’. Volgens mij corrigeerde een van jullie hem toen. ‘Nee je komt dichter bij Huis.’ Thuis bij God om echt mens te zijn. Helemaal gaaf. Om de volle vrede van God te genieten. Een vrede die alle begrip te boven gaat. Soms doorstraalt ze je doen en laten. Die innerlijke harmonie dat je kunt aanvaarden hoe God je leven leidt. Dat het in orde is tussen God en jou. Bij Teus zag je dat. Hoe die vrede door alles heenging. In de manier waarop hij tegen de omstandigheden aankeek. Hoe hij in relaties stond met anderen. Hoe hij plannen maakte. Toch nog die aardbeien stekken. Toch nog die reünie in de agenda. Hoe je omgaat met ziekte en dood.
De vrede van God die zal je hart en gedachten bewaken. Zo gedenken wij vanmorgen jullie vader en opa, onze broeder, Teus de Mik. Een mens getekend door deze hemelse vrede. En wij prijzen Hem, de Vader van Jezus Christus, die het hem gaf, op het gebed. En, zo roep ik u op, denk er eens over na. Zou je je dan ook niet aan deze God toevertrouwen die er zo liefdevol voor ons is? Dwars door de dood. ‘Ik kan gaan slapen zonder zorgen want slapend kom ik bij U Thuis.’ Amen.’
‘Groot is uw trouw, o Heer mijn God en Vader
Er is geen schaduw van omkeer bij U
Ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde
die Gij steeds waart, dat bewijst Gij ook nuGroot is uw trouw, o Heer, groot is uw trouw, o Heer
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven
Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoondGij geeft ons vrede, vergeving van zonden
en uw nabijheid, die sterkt en die leidt
Kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst
Gij geeft het leven tot in eeuwigheid.Groot is uw trouw, o Heer, groot is uw trouw, o Heer
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven
Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.’‘Groot is Uw trouw o Heer, mijn God en Vader’, Liedboek lied 432
‘Wij danken voor wat we hoorden en mochten zingen. En bidden voor elkaar.’
‘Eeuwige God, U die ons leven omvat. Barmhartige Vader. U die ons zo nabij bent. Wij danken U dat wij met alles wat er in ons hart leeft als kinderen tot U mogen gaan. Wij hebben er geen recht op. Maar wij denken aan Jezus, die voor ons bidt. En aan Zijn Geest. Verborgen bij ons. Die veel beter weet wat wij nodig hebben dan wij het kunnen zeggen. En nu komen we opnieuw tot U en leggen onszelf in Uw handen. En vragen: wees ons genadig. En geef ons die vrede die we bij Teus hebben gezien. En waar we van zongen. Vergeving van zonden. Uw nabijheid die sterkt en die leidt. Kracht voor vandaag. Blijde hoop voor de toekomst. Het leven tot in eeuwigheid. Wij belijden U eerlijk dat wij vaak denken dat het leven in onze eigen hand ligt. Gezien onze omgang met de zorgen van iedere dag. En bidden: wees ons zo nabij dat wij steeds tot bidden komen. Tot het openen van onszelf naar U. Wat zouden wij moeten zonder U? In Uw handen zijn wij veilig en geborgen. Ik lag en ik sliep van ’s Heeren trouw bewust. En zo laten we Teus los. Wetend dat hij in Uw handen is. En bidden voor elkaar. Wij bidden voor de gemeente die een gewaardeerd ouderling heeft kwijtgeraakt aan U. Wilt U alles wat Teus deed tot zegen maken? En ook geven dat er nieuwe arbeiders zullen zijn in de gemeente die klaar staan om te werken aan de opbouw van Uw gemeente. Want Uw Koninkrijk komt en daar gaat het toch om. En U gaat door. Stoot ze uit. En dat er velen mogen zijn die Jezus vinden. Wij bidden U voor allen die dieper bevriend waren met Teus. Zegen hen ook als zij de leegte zo zullen voelen. Die zondagse momenten van koffiedrinken samen en dan nog eens even over de preek bomen. Wij bidden U geef dat het geloof van Teus tot voorbeeld zal zijn. Ja, als je 76 bent word je misschien geen 88 maar daar moet je ook rekening mee gaan houden. Het kan toch niet zo zijn dat je een heel leven in de kerk zit en dat dan omzeilt?! Geef dat het ons bezig zal houden, onze uitgang tot U. Wij bidden U voor allen die een geliefde damvriend verliezen of de man op de tuin. Wij bidden U zegen. Wij vragen U om Uw nabijheid voor de studenten die boven woonden bij Teus met wie hij een goede relatie had. Wees hen nabij en dat zij Teus in herinnering mogen meedragen als een voorbeeld. Wij bidden U voor de broers en zussen, de verdere familie. Om troost. Wij zijn hem verloren aan het Leven. Wij danken U. Wij bidden voor de kinderen en kleinkinderen […]. Wees hen nabij. Ook als ze straks het moeilijke werk moeten gaan doen: het huis leegmaken en dan verder zonder een ouderlijk huis en zonder vader en opa. Wees met hen en dat zij mogen weten van die weg tot U. En zo vragen wij: wil al de gebeden van Teus voor zijn nageslacht verhoren. U bent toch de God van generatie op generatie. Denk aan Uw verbond. Denk aan Uw trouw. Wij prijzen ons gelukkig van U te mogen horen, God van Israël, die ons in liefde hebt opgezocht en zo dichtbij bent in Jezus. De Gekruisigde die ons leven droeg. Hoor ons in Zijn Naam. Amen.’
‘Tenslotte zingen we elkaar, en in het bijzonder de familie toe, lied 356 ‘Ga met God en Hij zal met je zijn en laten we, indien mogelijk, daarbij gaan staan.’
‘Ga met God en Hij zal met je zijn
jou nabij op al je wegen
met Zijn raad en troost en zegen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.Ga met God en Hij zal met je zijn
bij gevaar, in bange tijden
over jou Zijn vleugels spreiden
Ga met God en Hij zal met je zijnGa met God en Hij zal met je zijn
tot wij weer elkaar ontmoeten
in Zijn naam elkaar begroeten
Ga met God en Hij zal met je zijn’‘Ga met God en Hij zal met je zijn‘, Liedboek lied 416
‘Onderweg naar de begraafplaats, onderweg het leven door zien wij op Jezus. En ontvangen in Zijn Naam de zegen van de God van Israël.’
‘Heere, zegen ons en behoed ons. En wees ons genadig. Heere, verhef Uw aangezicht over ons en geef ons vrede. Amen.’
Uitdragen van het lichaam van Teus de Mik, onder uitleidend orgelspel van Psalm 43, daarbij denkend aan ‘Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God mijn God de bron van vreugd […].’
Dinsdag 25 augustus 2020 – Oude Kerk, Pniël Zeist – ds. G.M. van Meijeren – Schriftlezingen Psalm 3 en Filippenzen 4 vers 4-7 – rouwdienst naar aanleiding van het overlijden van de heer T. de Mik