God spreekt door de profeet Micha tot Zijn volk. De vraag klinkt waarmee zal ik de Heere tegenkomen? God, de verbondsgod, heeft het volk uitgered. De Heere heeft recht op Zijn volk en zo ook op ons. Er klinkt een vraag, God stelt vervolgens een vraag en daarop volgt het antwoord van God. De kerk zingt het: wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Het is door het werk van Christus.

Micha 6 vers 6-8: ‘[6] Waarmede zal ik den HEERE tegenkomen, en mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met eenjarige kalveren? [7] Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel? [8] Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?‘.

In gesprek met God

  1. Mijn vraag;
  2. Gods vraag;
  3. Gods antwoord.

Gemeente, stelt u zich voor dat broeder […] zou zeggen dat na afloop de koning nog even zou blijven voor een kop koffie en dat u hem allemaal een vraag zou stellen. Hoe vindt het dat Amalia niet zomaar onbeschermd op pad kunt? Of hoeveel verdient u? Of kunt u zomaar een pak gaan kopen in Den Haag op zaterdagmiddag?

O God wilt u vandaag de oorlog doen stoppen in Oekraïne. Of zou het de vraag zijn in mijn familie waar ziekte is. Of zou u vragen, daar had de broeder het over, dat dit gebouw Rehoboth vol mag lopen. Of vroeger de vraag die vaker gesteld werd hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God.

Het boek van de profeet Micha hebben we open. Jongere tijdgenoot van Jesaja. Hij wordt geroepen door de Heere. Amos 7 daar staat het nog wat uitdrukkelijker: profeten zijn zieners. Visionairs. Die krijgen dingen te zien die andere mensen niet te zien krijgen. Je kunt ook denken aan Johannes op Patmos. De dingen die haast moeten geschieden.

De priester Amasia, dat de profeet een broodprofeet zou zijn geweest. Jaar 722. Assyrië, twee en tienstammen strijd zou gaan plaatsvinden. Ook in die tijd leeft Micha. Ammi.

Niet bij Hosea Lo Ammi. Niet mijn volk. Maar hier Micha. In die tijd wemelde het van afgoden. Molech/Moloch. Beeld. Groot. In die oksels een brandplaats. Hoe haalt iemand het in zijn hoofd om het baby’tje in het vuur te werpen? Nou dan hebben we straks misschien een goede oogst dacht men.

Waarmee heb Ik jullie vermoeid? Micha schetst het in een paar pennenstreken. Ik heb jullie uitgeleid uit het diensthuis. Mozes, Aäron. Zou een boodschap voor ons zijn. Boekje, W. Aalders. In verzet tegen de tijd. Ook hij was een visionair. Het volk dat tevoren de Schriften kende.

Vierdejaars voortgezet onderwijs. Zet de heilsfeiten eens op een rij. 23 van de 29 niet toe in staat. En dan vinden ze het vreemd dat ik dat vreemd vind. Mijn volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft. Zelfs weleens genoemd ‘Israël van het Westen’. En nu? Het heeft ook met onze vragen. Voortdurend bezig God ter verantwoording te roepen. Calvijn: Woord vehicle van het geloof. Door de Geest.

Les geef aan een groep van vijftien jongens van zeventien jaar. Een van hen een week geleden omgekomen, na al eerder die jaar een ander. Waarschijnlijk was het zijn fout maar het heeft allemaal niet veel zin meer. Zeventien. Woensdag ervoor nog in de klas gehad en dan eeuwigheid.

Opdat u de gerechtigheden des Heere kent. Ja zingen we met een Psalm: God is recht en zal dwazen in het rechte spoor. Hij komt om te oordelen de levenden en de doden. Dat zal wat zijn. Denkt u dat de bazuin vanmiddag kan klinken? Als God om half vijf in een knip heel Israël tot geloof brengt, en dat kan Hij. Dan kan hij met een halfuur daarna terugkomen.

Hoe verschijn ik voor een rechtvaardig God? Dan denken we zal het met de Heere op een akkoordje te gooien. Dan volgt er wat. Vers 7: ‘Zou de HEERE een welgevallen hebben aan duizenden van rammen, aan tien duizenden van oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns buiks voor de zonde mijner ziel?’. Ik heb gezondigd. Vader ik heb gezondigd voor de hemel en voor U.

Ik hoop dat het in uw kerkverband beter is dan mijn kerkverband. Het moet vandaag goed voelen. Nou vanochtend in die confrontatie tussen Amos en Amasia voelde het helemaal niet goed. En de Heere roept de bergen tot getuigen. En dan zijn wij in Nederland van die theoloogjes die het dan hebben over de toeleidende weg. Zullen we maar kijken naar wie het zegt. Heere, verbondsgod.

Waarom zingen we zo graag in een doopdienst God zal Zijn waarheid nimmer krenken? Zelfs in dit gedeelte openbaart God Zich als de Ik ben die Ik zijn zal. Juist als het vaak allemaal niks lijkt. Maar mag je de vinger bij het Woord leggen. Dat U de God van het verbond bent. Het mag allemaal. Bekering. Uitverkiezing, wedergeboorte. Maar als je dat allemaal weghaalt en komt naakt te staan en je hebt geen penning voor God te betalen.

2. Gods vraag

Dat heb je ook weleens als het in een groepje stilvalt en iemand zegt: mag ik ook iets vragen. Uitzendinggemist zag ik over iemand die bij een pandjesbaas een printer kwam inleveren. Tien euro. Maar dan kan ik wel weer iets eten kopen. Niet over een Rolex. U mag het ook in termijnen betalen zeggen de zorgverzekeraars. En de Heere zegt: waarom dacht je dat te betalen?

Dan denk ik aan die gelijkenis over die man die een torenhoge schuld had. Ik heb het niet. Weet je wat. Himmelhoch jauchzend. Wow. Ik ben schuldvrij. En dan komt hij de trappen af en dan ziet hij iemand die hem nog een euro schuldig is. Betaal. Nee, ik kan… Nee, niks nu betalen. En daar hoort de koning van. Die werpt hem in de gevangenis

Uw Redder zal uw Rechter zijn. Er is bij de Heere een gedenkboek. Mag Ik iets van u eisen. Eisende recht van God. Vroeger hadden de dominees het ook over de vierschaar. God de Rechter, de aanklager de duivel. En dan is er een Advocaat. Ja deze is des doods schuldig maar Ik heb voor hem betaald.

Dat wij het toe moeten stemmen dat we verdiend hebben eeuwig om te komen. De worsteling van de eerste zondag van de Heidelbergse Catechismus. 1 Korinthe 1 vers 30. Onze Heere Jezus Christus die ons geschonken is tot volkomen verzoening, heiligmaking. Ligt in Hem uw heil? Ik ben een Koninklijk kind van de Vader bemind. Hij vraagt het niet slechts, Hij eist het. Hij heeft er recht op. Dat het ons ook aangebracht is.

Twee dingen. Meneer daarvoor moet je bekeerd zijn. En twee meneer daarvoor moet je uitverkoren zijn. Het is waar maar dan zet je het wel op de verkeerde plek. Wat moet het dan verschrikkelijk zijn als het ons bekendgemaakt is, ons geproclameerd, en de weg niet gegaan. En dan staat er die de weg geweten hebben met dubbele slagen geslagen worden. Zal ik hen tegenkomen en vult u maar in.

En Hij heeft ons bedenkgemaakt o mens wat goed is. We waren goed geschapen. In ware kennis en heiligheid. Wij hebben gezondigd, ik heb gezondigd. En dan komt de moederbelofte. ‘God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon.’ Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien.

Was dat ook niet het geheim van Luther. Op blote knieën de trappen op in Rome. En toen hij boven was nog verder bij God vandaan dan ooit tevoren. Gerechtvaardigd uit het geloof hebben vrede met God. Romeinen 3, geen mens goed. Opgewekt te worden in een nieuw leven. Je gaat begrijpen, beamen dat de Heere het volmaakte eist en als Hij dat in jou niet vindt, het vindt in Zijn Zoon. Hij roept het uit aan het kruis het is volbracht. God ziet ons aan in Hem al hadden wij nooit een zonde gedaan. En maak dat bekend dat Evangelie. Niet alleen voor dominees maar voor u. Jij in jouw klein hoekje en ik in het mijn.

3. Gods antwoord

Pap, mam, je hebt dertig jaar geleden belijdenis gedaan maar nog nooit aan het Avondmaal gegaan. Hoe zit dat? Pap, mam, wat als u sterft, mag u dan bij de Heere zijn? Vers 8: ‘Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?’.

Mag ik bij het laatste beginnen? Wandelen met de Heere. Henoch wandelde met God. Hoe doe je dat anno 2022? In deze dolgedraaide wereld. Ik heb niet de indruk dat al die auto’s uit Twente naar Voorschoten niet op weg waren naar de kerk en het waren ook niet allemaal dominees. Het zal toch ergens moeten komen, in de breedte of de diepte. Mijn ziel is stil tot God.

Weet u het nog van vroeger. Papa, mama, waarom dit? Zonder dat je het in de gaten had wilde je meer weten. Willen we dat meer weten van het Koninkrijk van God? Ik zet mijn treden in Uw spoor. Henoch wandelde met God. Ik zag gisterenavond over een wandeltocht dwars door België. Drie mannen die op een wandelpad wandelde. Vrouw van 96. Die drie mannen vroegen aan die vrouw of ze niet bang was voor de nabije toekomst. Ze verlangde naar het beste wat er aankwam. Misschien niet helemaal van onze gezindte.

Zijn we er klaar voor? U hebt vanmorgen een preek gehoord over Psalm 116, dat oude versje. Ik zal met vreugde gaan in het huis des Heeren. Dat zou wat zijn komt in U gezegende des Vaders. Onze schuldbrief waar het Avondmaalformulier het over het heeft. En voordat iemand zegt dat kunnen we niet of slechts een klein beginsel. 1 Korinthe 1 vers 30. Christus ons ook gegeven tot heiligmaking.

Kohlbrugge. De komma uit Romeinen 7. Uit ons geen vrucht in der eeuwigheid. Natuurlijk kan ik geen recht doen. Dat zeggen we. Maar het probleem in onze tijd is dat we het niet willen. Dat is veel dieper. Ik wil niet leven tot Gods eer. Augustinus: geef wat Gij beveelt. Dat is het geheim. Die weldadigheid liefhebben. Weldaad. Het gaat hier over de tweede tafel van de wet. Nadrukkelijk te maken met het omgaan  met onze naasten.

Weet je wat je op zondag in de kerk zit te doen? Te denken hoe je morgen je gemeentelid een loer kunt draaien op de markt. Je graan is 80% kaf. En zelfs je wisselgeld. Hij zegt stop daarmee. We zouden het onze buurman eens moeten vragen: vindt u mij een kind van God? En misschien kennen ze het begrip niet, en dan legt u het uit, en vraagt het dan nog een keer. Kunt u het er aan aflezen?

Een jongere vroeg: moeten dan miljoenen mensen voor God verschijnen? Dat gaat nog wel even duren. Dan leg je uit dat er geen tijd meer is en dus alle tijd voor het oordeel. Hoe dat zal zijn kan ik niet bevatten. Dat er geen tijd in de eeuwigheid is. Met het tienstammenrijk loopt het niet goed af. En de afgoden konden niet helpen. Priesters mochten geen land hebben en daar gingen ze ook in mis.

Zacharias: lof zij de God van Israël, die verlossing heeft teweeggebracht. Aalders: en zo gaan wij dan nu onze weg, kinderlijk, blij, naïef, maar onze voetstappen steeds zwaarder, al verder zinken we weg in haat, de wereld doortrekken in geloof, maar als wij het dreigen op te geven, dan is daar Zijn kracht van de overkant, ook het rijk van de Vader in zullen gaan.

Als vanmiddag aan u wordt gevraagd: is het wel met uw ziel? Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Dat is dan niet uit ons maar vrucht uit het werk van Christus.

Amen.

 

Zondag 23 oktober 2022 – Rehoboth Voorschoten – ds. G. Herwig – Schriftlezing Micha 6 vers 1-8