Ds. G. Hendriks (Opheusden) / 19 augustus 2012 / 18.30 uur
Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen
Afkondigingen namens uw kerkenraad
Votum & groet
Psalm 97:1
Belijdenis algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof, 12 artikelen
Psalm 32:1 (“zingen we instemmend”)
Handelingen 10: 34-einde
Gebed
Tekst voor de prediking: Handelingen 10:42 en 43 (samenvatting van de preek van Petrus)
Het gaat over Petrus’ Christusprediking tot Cornelius en de zijnen
- Hij stelt Christus voor als de Rechter aan het eind van deze bedeling
- Als de Redder
Psalm 86:3,6 (inzameling der gaven)
Preek
[19.04] Gemeente, als Petrus daar in dat gezelschap zijn mond gaat opendoen, gaat spreken, dan zegt hij allereerst, “ik verneem in der waarheid, God geen aannemer des persoons”. Niet in genade beperkt tot volk van Israël, maar dat Hij in het algemeen ook de heidenvolken vanaf deze dingen, deze gebeurtenissen, zo d’r bij gaat betrekken. De prediking algemeen gaat worden. Dan ziet Petrus dit in dit heidense gezelschap dat dat openbaar komt, ook heidenen zijn die kennelijk God vrezen, uit de liefde tot God, zoals Cornelius, vanmorgen voorgehouden, barmhartigheid en liefde tot de naaste. Vers 35, dat is God aangenaam, of dat nou door heidenen of joden wordt gedaan. Dat is Hem aangenaam.
Maar, Petrus heeft ook gezien, dat God vrezen en gerechtigheid werken wel goed en Hem aangenaam is, maar dat dat slechts een bepaalde kant is van het leven met God. Dat dat in het leven van mensen de kindernatuur, kinderaard openbaart. Uit liefde tot God leven en uit liefde tot de naaste, daar is je hart bij betrokken, innerlijke gezindheid, op God gericht, en je kunt daar een heilig vermaak en een heerlijke lust in vinden en blijdschap om zo tot eer van God te mogen zijn en de naaste te dienen. Maar met dat alles kan het wel zo zijn dat je niet echt een bestendige vrede tussen God en je ziel hebt. Dat, in de weg van het recht, formeel gesproken, dingen tussen God en ons hart, nog niet zijn opgelost, nog niet duidelijk gemaakt, open gelegd, onderhouding van de beide tafels van de wet, dat dat ook door ons niet goed te maken is. Echt die verhouding zeg maar, zo’n ondergrond te geven, dat dat nooit meer verandert, dat dat altijd vast en sterk zou blijven. U weet het toch uit de praktijk, alles wat uit ons hart komt, in feite, alles altijd weer, zweverig is, ene dag is het er, de volgende dag kan het uit je zichtveld verdwenen zijn. En daarom gemeente, is er ook niet die constante, vrede met God, zoals die, wanneer gevoelens tot Hem aangewakkerd worden door de Geest, er wel is, maar heel gevoelsmatig, dan nog, alleen dit is, dan is dat niet het geheel van de verhouding tussen God en onze ziel. De openbaring dus, God van ons hart, onze natuur, zoals kinderen van God, zo God eerbiedigen, groot maken, verlustigen. Net als, in de goede verhouding, ouders en kinderen. Ja, echt met liefde, niet alleen van vader en moeder tot de kinderen, maar omgekeerd ook, jongens en meisjes, een hart vol liefde tot je ouders opkijkt, een relatie hebt. Weten we allemaal, ene week wat sterker, andere week wat verder weg, toch een soort grondhouding van die wederzijdse liefde. Een kindernatuur, een kinderaard, die daarin uitkomt. Zo is dat dus ook bij God. Maar, dan is er niet die bestendige vrede met Hem en ons hart. Dan is er ook nog een andere lijn, van God naar ons toe, dat die vrede door het geloof, in Jezus Christus, baanbreekt en altijd op de bodem van ons hart is. En dat door Hem, die onze verhouding met de levende God in principe heeft hersteld. Dat God om Zijnentwil, om Zijn werk, aan het kruis van Golgotha met name, om Zijnentwil, zo God, zo ons als kinderen aanneemt, adopeert. Niet alleen wedergeboren heeft, ook geaccepteerd heeft, gaat accepteren. Dan ontvangen we ander aspect geestelijk leven, kinderrecht ontvangen. Twee aspecten die altijd samengaan, ene kant dus de natuur, het hart spreekt, andere kant, kinderrecht, God in Christus als een goedgunstig God, een Vader voor ons is. Dat geeft nou ten diepste de bestendige vrede. De vrede die Jezus Christus verworven heeft.
Dan gaat Petrus daar op door, vervolgt dan, zeg maar, Christus door het land gegaan is, hoe Hij gekruisigd is, hoe Hij opgewekt is, aan hem verschenen is na Zijn opstanding. En dat Hij bovendien dan ook, daar gaat het over in de tekst, geboden heeft, bevel gegeven heeft, om Christus, om Hem te gaan prediken en te betuigen staat er dat Hij in de eerste plaats is degene die van God verordend is tot een rechter van levenden en doden. Daar begint Petrus mee. Meestal zo gezegd, als dominee ook wel eens horen, daar moet je maar niet teveel over te preken, dan lopen de mensen bij je weg. Petrus zegt hier, Hij heeft het ons geboden om Hem ook als rechter te prediken. Welnu gemeente, dat is iets wat we niet in de eerste plaats verwacht hadden. Verwacht om aansluiting te maken en te prediken, dat wat van Cornelius en de zijnen gehoord, stand van zaken was, en dan ineens komen met prediking Christus als rechter. Wel gemeente, dat is ook nodig. En ik denk ook dat we dat ook in de eerste plaats, als Christus open gaat voor ons, we dat gaan verstaan. Christus die ons beoordeelt, hoe het ligt in ons hart, of er inderdaad iets is van dat nieuwe, wat de Heilige Geest werkt in onze harten. En dat Hij daar dan ook de maatstaf van de heilige geboden voor hanteert. Al eerder ook, met die geboden in aanraking gekomen zijn. Doorleefd, verstaan, kracht van die geboden, geen van die geboden, volmaakt en definitief kunnen houden. Daar om bij alle bekeringspogingen een onmogelijke zaak blijkt, om Gode welbehaaglijk kunnen zijn, als grond ook voor de zaligheid.
Gemeente, Hij heeft Christus macht gegeven om het gericht te houden en dat heeft Hij gedaan omdat Hij Hem verheerlijkt heeft. De Zoon des mensen tot een Heere en Christus gemaakt, alle macht in hemel en op aarde gegeven, zoals we zongen uit Psalm 97, dat God de Heere regeert, ook daar zingt in feite van Christus, dat Hij regeert over al het geschapene en elk mensenkind. Wel gemeente, al onze gedachten, woorden en werken weegt Hij dus op zijn weegschaal. Of dat nou uit het geloof is, tot Zijn eer is, naar Zijn wet is, of uit ons brein ontspruit, een medemens wel aardig vinden, zo als een soort gerechtigheid voor God brengen, nee. Hij ziet ons zoals het ten diepste is, als grootste zondaren. Als goddelozen. Als vijanden. Bij wie het onmogelijk is dat we ooit zouden kunnen of zelfs willen terugkeren. Wel gemeente, een rechter over levenden en doden.
En Hij laat dat recht ook gelden, soms al in het leven, soms aan het eind er van, of als dat, zeg maar, niets heeft plaatsgevonden, toch openbaart bij Zijn wederkomst. Dat Hij zo is, en dat zal doen, is dat nou tot ons doorgedrongen? Want als we Jezus Christus noemen, gaan direct de gedachten naar barmhartigheid en liefde. En denken dat dat alleen bij Christus te vinden is. Hier zegt Petrus, denk erom, deze Christus, weegt ons leven naar Gods geboden. En kiest de kant van Zijn Vader, naar die maatstaf beoordeelt Hij ons leven. Hebben we zo tegenover Zijn majesteit al eens gestaan, gemeente, met dat recht van God, dat ook in Christus gestalte krijgt, zo geconfronteerd geworden? Dat doet ons dan, als dat echt zo is, iets van die zonde, zoals het avondmaalsformulier zegt, onze vervloeking bedenken, in het licht van Gods aangezicht, majesteit van Christus, wekt een mishagen aan onszelf, leren onszelf te verootmoedigen. Raken we al die waardering van vroomheid, degelijkheid, rechtzinnigheid en weet ik wat allemaal raken we kwijt en spreekt er niets anders dan, inderdaad, goddeloze en zondaar. Petrus gebiedt dat, niet alleen in die eerste tijd preken, maar geboden voor alle eeuwen, tot Hij wederkomt. Ook vandaag. Wel echt leren incasseren. Dat Christus niet zo’n halfwas figuur is, zoals wij doen, onze vriend en dit, onze gelijkenis, maar Christus is de Zoon van de levende God, maar de Zoon die zich ook openbaart in ons leven als de redder. En daarom wordt het Evangelie gepreekt. Niet zomaar in luchtledige, maar tegen achtergrond van het recht van de levende God. Wil zoveel zeggen, met zoveel liefde bewogen is, dat het Hem ernst is. Niet vrijblijvend onder het Evangelie zitten, niet doen wat ons behaagt. Nee, daarvoor te buigen, te verootmoedigen, zo aan Christus voeten neer te buigen. Zo predikt hier Christus en dan dat heerlijke, tegen deze achtergrond, Hem prediken ook als die heerlijke zaligmaker.
Dat lezen we nader in vers 43. Die profeten, toen al, zeggen, ook deels te imiteren, niet de enige, eerste en beste, deze dingen prediken, maar van oudsher. Zeker ook, met oog op Cornelius, die bij joodse wetten en leefwijzen opgegroeid is, aangepast heeft en visie van de joden wat overgenomen heeft, wat gezegd hebben, wij brengen niet iets nieuws, maar die profeten al, hebben dat sinds eeuwen al gedaan. En dan zal dan aangesloten hebben bij Cornelius. Wel dat een ieder dus, die boodschap, van deze Zaligmaker laten horen, in Hem gelooft, vergeving der zonden krijgt door Zijn naam. Dat wil zeggen dus, deze rechter, nu tegelijk nu nog altijd de redder en verlosser is. Nu nog in het heden van Gods genade zijn, dat Hij nu nog als die machtige Zaligmaker verkondigd mag worden, geproclameerd. Zo ook door de Heilige Geest geopenbaard, dat we Hem gaan zien. Plaatsvervangend, voor ons, als verloren rechteloze zondaren, voor geen mogelijkheid meer bestaat buiten Zijn werk om, in reine te komen, alleen door geloof in vergeving der zonden in Zijn naam.
Gemeente, de joden geleefd bij de offerande die heen wezen naar Christus. Niet zoveel geweest die door die rituelen heen zagen op Christus. Dat zijn er echt niet zoveel, zoals wij veronderstellen. Heidenen leefden in bijgeloof, overal wel en godje voor, in allerlei situaties mee terecht konden, och, die hebben van de naam nooit gehoord, zo’n verloser, zo’n zaligmaker, ooit zou komen. En nu hier wordt dat gepredikt tot mensen die iets weten van het jodendom en joodse visie op de Messias die komen zou en ook heidenen, voor het eerst gaat de prediking over de grens van Israël en het heidendom heen. Petrus gehoorzaam geweest, nu met alle macht en kracht, liefde van deze Christus hem dreef, Lukas vat dat samen, bewogen door liefde deze zaligmaker, daarvoor de dood in moest, zo alles voor hem, als verloochenaar van zijn Meester, dat gaat ie nou prediken. Als het voor mij kan, met God een bestendige verhouding gekregen, dan kan het voor iedereen. Voor elke jongen en elk meisje, voor elke jongere, voor mensen in de kracht van hun leven, die druk zijn die overal en nergens mee bezig zijn, tijd om hiermee zich druk te maken, och, wat dan een zegen, nog zo, ’s zondags onder de prediking mag zitten. Grotere, heerlijke dingen in het leven dan alleen maar werken en sjouwen, en druk zijn met van alles en nog wat, ander aspect, perspectief, moet er voor je open gaan, in deze zaligmaker. Nu nog het heden van genade, nu nog de periode van de grote werkzaamheid vanuit de hemel, geest stuurt tot de volkeren, machtige werk te doen, prediking en kracht van Zijn genade, zijn loop vindt, in onze harten nestelt en beslag krijgt, gemeente, wat is dat machtig toch! Onder dat Evangelie te mogen leven, God heeft Christus toe bekwaamd. Geest van God de Vader en van Hem uitgaan tot deze wereld, zonden zijn verzoend, schuld is betaald, straf gedragen aan het geschonden recht van God, dat Hij heeft, dat is vereffend en voldaan zodat God door Zijn Naam vergeving, totale algenoegzame vergeving en volkomen verzoening met Hem wil laten prediken en ook als zodanig wil aanreiken, werkelijkheid maken in onze harten. Vergeving door Zijn Naam. Dat gemeente, zal Cornelius hebben aangesproken, als we hem vanmorgen voor ons zagen, met God bezig was, met stuk joodse achtergrond min of meer, nog altijd die Messias die komen moest, verwachtte, verlangen kennelijk is gaan koesteren, ach als dan zo gepreekt wordt, zo voor ogen geschilderd wordt, als die lijdende en stervende man van smarten, die God gemaakt heeft tot een Vorst des levens, zo de Heere der Heeren is geworden, al Zijn verdiensten aan mensen predikenderwijs aanbiedt. Gemeente, dan moeten we innerlijk wel haast van steen zijn willen we daar niet onder bewogen worden.
Ieder die in Hem gelooft, vergeving door Zijn Naam. Zoals Lukas samenvat, geloven ook een verzamelnaam, niet heel specifiek geloof, functie, op zichzelf betrekken, houdt eigenlijk alles in, als het gaat om geestelijk leven. Ook bekering, ook wedergeboorte, alle werk die de Heilige Geest in ons werkt, hier samengevat in werkwoord geloven. Ieder die in Hem gelooft, zo God ga liefkrijgen, hoezeer ik ook mezelf liefheb, bij alle zonde en verkeerdheid, die Zich zo laat gelden deze zondag. Wegvluchten en tegen strijden. Zo in die weg, zo je hart in het geloof op Hem richten, waar Hij misschien door al onze nood en strijd heen, door de Heilige Geest in het Evangelie wordt voorgesteld, opengelegd, geschilderd, werkelijk ziet, zoals Evangelie, beloften daarvan over spreken, waardij en de betekenis van Hem, zo gaan verstaan, kracht van Zijn werk en dat met rechte genegenheid amen op leren zeggen en Hem krijgen te omhelzen. Een levende werkelijkheid, wordt Hij zo voor ons hart.
En waar dat nou gebeurt, gemeente, daar gaat God niet achterblijven als Vader, daar worden alle dingen vlak gemaakt, daar is iets van verzoening met de levende God. Daar niet in een soort vijand verhouding tussen God en de zondaar, daar uitgewist, daar komt gemeenschap, echte vaderlijke gunst van Hem, in en om Christus, vrede met God, die al onze zonden vergeeft en nooit meer echt zo zal verdoemen en vervloeken dat het nog op het laatste mis zou zijn voor eeuwig. Nooit meer, gemeente, om Christus wil. In en om Zijn Naam. Daar vervult zich ons hart met de vrede die er tussen God en ons is om Christus wil. Om Zijn werk, Zijn persoon, om alles wat Hij is en deed.
Gemeente, en dat deze geloofsvereniging hier nu, bij Cornelius, plaatsvond, terwijl Petrus preekte, dat kan, kan ook dat je later door wordt geraakt, dat Heilige Geest later levend maakt, hier geloofsvereniging plaatsvindt, dat dat werkelijkheid wordt, wordt hier bevestigd door Heilige Geest. Lezen we, als Petrus nog sprak, nog niets eens uitgesproken, viel de Geest op allen die dat woord hoorden. Gebeurde telkens in begintijd, daarmee liet God merken, maakte God openbaar, niet alleen tot Jeruzalem, Judea, Samaria (Handelingen 8 lees je dat) beperkt bleef, nu ook tot heidenen uitgestrekt, medegenoten van de grote zaligheid. Heilshistorisch, zeg maar, laat God zien, nu ga Ik ook aan de heidenen beginnen.
Met vreemde talen spreken van Gods grote heil. Gemeente, dat is er vandaag niet meer zo bij. Maar vervuld met Heilige Geest worden, gebeurt ook vandaag nog. Wat Christus in onze ziel gedaan heeft en voor ons betekent, Hij inderdaad enige en volkomen zaligheid is. Heilige Geest grote en heerlijke dingen verzegelt, verwortelt, in het binnenste, binnenste hart van de kinderen Gods dus, gedetailleerd, zegeningen geeft in leven van de kerk. Waar je dat lezen kunt? In Johannes 7 en Romeinen 8, allemaal facetten, deze Geest getuigt, niet meer onder juk verderf, geest van de aanneming tot kinderen en zo meer. Grote en heerlijke dingen, een overvloed. We zouden er veel meer naar moeten staan, om deze dingen zo te ervaren. Laat het genot van deze wereld schieten, hierin rusten. Bemediteer dat, bedenk dat, ga er in gebed mee, benaarstig u, zegt Petrus, om eens deze dingen te doen, roeping en verkiezing vast te maken, dan niet meer struikelen, maar u zal rijkelijk toegevoegd worden, ingang in koninkrijk van Jezus Christus. Gemeente, er liggen zulke rijkdommen voor ons, God wil ze schenken om eruit te lezen. U verstaat natuurlijk wel, in begin niet in volle mate zo is, kan vrij zwak zijn, zicht op Jezus Christus, door strijd en aanvechting heen, och, als het echt leeft, zal de Heere het beantwoorden om op te wassen in kennis en genade Jezus Christus.
Gemeente, dat werkwoord, ieder die gelooft, dat werkwoord geloven, staat in werkwoordsvorm geeft een doorgaand geloven aan. Je zou kunnen vertalen: die blijft geloven, niet weg schrompeld, niet eenmalig, telkens ook weer de kracht van de genade en vergeving ontvangen, ervan genieten, veel dieper gaan verstaan, zo dat je vastigheid en ja, de band aan God en aan Christus eigenlijk een stempel krijgt van onverbreekbaar, dat is er bij ons niet, uiteraard, maar zo in het geloof op Christus mag zien, mag je weten, echt zien, hoezeer ook, zondaar blijf, tot het laatste zie, nochtans, Hij mij de gerechtigheid en heiligheid en genoegdoening van Christus toegerekend. En dat blijft zo. God is onveranderlijk, nooit veranderen wat Hij belooft en geschonken heeft. Zie daarom het appel in om met deze dingen bezig te zijn, die blijft geloven. Geloven een doorgaande zaak is, niet op een laag pitje komt te staan omdat je zo druk bent, maar leert kritisch met tijd om te gaan. Weet best dat er een bepaalde spanning is, dat het soms gewoon niet gaan, maar verschil, laten gaan in geneugten dit leven, of omgekeerd, groot verschil, daarom gemeente, benaarstig u, om roeping en verkiezing vast te maken. Niet voor niks wordt Christus gepreekt, nou draai ik het even om, als redder, maar we zullen Hem ook ontmoeten als redder. We zaten nog vanavond niet vrijblijvend onder het gehoor van dit machtig Evangelie. Amen. [19.47]
Psalm 65:2
Dankgebed
Slotzang Psalm 103:6
Geef een reactie