Hersteld Hervormde Gemeente Driebruggen, 18.30 uur
Afkondigen (“nogmaals + aanvulling”)
Votum & groet
Psalm 123:1,2
Geloofsbelijdenis
Psalm 106:2
Lukas 1:5-25
Gebed
Psalm 74:9,19,20 (collecte)
Psalm 84:6
Gebed
Psalm 145:3
Zegen
Preekaantekeningen
Tekst, gemeente voor de prediking vindt u in voorgelezen Schriftgedeelte en daarvan de verzen 24 en 25. Die laatste verzen die we lazen over Elisabeth. Lezen we die nog een keer [citaat]. Dat zijn onze tekstwoorden voor de prediking van vanavond. Daarboven schrijven we als thema
Elisabeth ingeschakeld in Gods Advent. Drie dingen die onze aandacht vragen:
- De boodschap van dat Advent: Gelooft!
- De vrucht ervan ontvangt
- Dat ze Gods daden daarin belijdt
Gemeente, een mens kan op de meest onverwachte ogenblikken geconfronteerd worden met diepingrijpende boodschappen. Boodschappen waar je totaal niet op gerekend hebt en die je volkomen verrassen. En die zeer onwaarschijnlijk aan je voorkomen. Waardoor je tijd nodig hebt om te verwerken en te accepteren. En dat kan negatief zijn. Kan ook heel positief zijn.
Met zo’n boodschap werd die oude priestervrouw Elisabeth ook bezocht en geconfronteerd. Haar oude man, Zacharias was thuisgekomen. Het was voor hem een grote gebeurtenis geweest in het leven, zoals hij als priester gediend had. Onderwijs gegeven aan de jeugd, joodse gemeente, enzovoorts. Meestal niet meer dan een keer kregen ze dan de gelegenheid om naar Jeruzalem te gaan en daar de offeranden te mogen bedienen. Dat was hem nou hier ten deel gevallen. Daar was hij verblijd mee. Met name, beide al, al zoveel smaad hadden moeten incasseren en verwerken. Ze waren namelijk kinderloos gebleven. En ze waren ver op hun dagen, oud, en zo oud dat het in ieder geval ’s menselijk bezien niet meer kon dat ze ooit kinderen zouden ontvangen.
Wel, kinderloosheid, is ook bij ons een zwaar kruis soms. Mensen of echtparen die daarmee tobben, als zwaar kruis, kastijding ervaren. Ook is het zo, dat alleen eigenlijk God daarin zeg maar een weg kan openen. Hetzij dat Hij alsnog gebeden verhoord, of hetzij dat Hij ze eenswillend maakt met de weg die ze moeten gaan. Voor hen een andere taak heeft, die ze als echtpaar zonder kinderen misschien veel beter nog zouden kunnen volbrengen dan met kinderen. God is daar vrij in. Maar het kan diep ingrijpen in het leven van ons mensen.
Zo was het ook bij deze oude mensen geworden en geweest ook. Want kinderloosheid was in Israël een hele diepe smaad ook. Voor een jood gold: als je geen kinderen had, moest dragen als bezoldiging op de zonde. Was hoop, verwachting van elke moeder, zoon het leven te schenken. Straks als dat zich voort zou mogen zeggen, hun stam, zeg maar delen in die Messiaanse belofte, als Hij zou komen, daar zo in verrijkt te worden. Bij deze mensen niet het geval. Daarom een felle smart voor hen. Verstoken te blijven in feite eigenlijk van de heil en zegen van de Heere. Met name in dit opzicht. Vast om gebeden. Elke dag in het begin, elke maand ook, naar uitgekeken, elk jaar weer opnieuw. Naar doen van de Heere in dit opzicht. Bleek nu, naar verloop van opzicht. Bleek dat Elisabeth onvruchtbaar was. Nu de jaren verstreken, nu beiden heel oud geworden.
Onvruchtbaarheid was niet enkel een zaak van aardse droefheid, ook voor deze godvrezende mensen, een menselijke teleurstelling ook maar, maar ook iets mogen doorleven van een stuk geestelijke vernedering, zoals ze dat terugvonden in het volksleven. Elisabeth was in het oog van de joden een schandvlek. En het was omdat ze geen nageslacht hadden, wel God mochten vrezen, maar als het gaat om voortplanting van geslachten, zichzelf als een dorre plant zagen. In de situatie ook, waarin verkeerden, dat ook gezien als iets van een duistere toestand van Gods volk, Israëls volk, in die tijd, verkeerde. Maar dat werd beleefd en ervaren in voorbeeld van eigen huwelijksleven. De mensen, gemeente, ach, die menselijk bezien, ach dan was het zo, de weg naar de beloofde heerlijke toekomst, voor hen was afgesloten. Versperd in hun leven en eigenlijk leek het zo te zijn ook in het volksleven. En toch gemeente, we zien, God daarin, God doet, in volheid van de tijd. De tijd naar Gods raad. Deze tijd was aangebroken, die tijd was nabij. Gods Advent stond voor de deur. Hij zou in de persoon van Jezus Christus, Zijn Zoon, op aarde te verschijnen. Hij was bezig te komen in Zijn Zoon.
En nou zijn deze twee oude mensen, met name dan ook hier Elisabeth, zij worden erbij in geschakeld op heel bijzondere manier. Zij wordt alsnog moeder. En dan niet zomaar een kind. Maar als een heraut. Een voorloper van de Messias. Haar man thuisgekomen, van dienst in Jeruzalem. En ja, dat heeft een schrik teweeggebracht in eerste instantie. Kon niet meer spreken, niet meer praten. Dat betekende nieuwe smaad in feite. Eertijds toen hij ging naar Jeruzalem, waarschijnlijk met blijdschap zien gaan. Buren gezegd: mijn man mag nu gelukkig toch reukoffer bedienen. Een hele vreugde als dat mocht gebeuren. Maar nu, nu die mensen allemaal terugkomen, Zacharias zelf ook teruggekomen is, en die mensen ja, vol zijn van dat gebeuren, toen ze op het plein stonden, en de priester uit het tempelgebouw naar buiten kwam, zegen moest opleggen, armen misschien wel omhoog heffen, maar niet meer spreken. Je ziet het als het ware voor je. Gewrongen, geperst heeft, maar lukte niet. Met gebaar ongedaan heeft gemaakt.
En dan, ja, zoiets bijzonders gebeurd, dan gaan de tongen, gaan in beweging komen. Sommigen zullen Zacharias nagedaan hebben hoe hij stond te stumperen. Ernstigen in volk gedacht, ja, ze zijn zo onberispelijk in het leven in de onderhouding van Gods geboden en regels enzovoorts, en dan zo nauw te pas komen. Misschien is er iets in hun leven. Zo komt hij dan thuis. Zo ook is daarmee Elisabeth zijn vrouw de echtgenoot van de stomme, om het zo te zeggen, die niet meer spreken kan. Haar man moet en dat zal hij ongetwijfeld gedaan hebben, schrijftafeltje nemen, hele verhaal erop zetten, omdat zij het niet kan horen uit zijn mond. Leest over schouder mee, terwijl hij aan het schrijven is geweest. Grote vraag is nou, zou zij dit geloven? Hijzelf als priester, geloofde de boodschap niet.
En moet zijn vrouw Elisabeth aannemen als woorden van haar man? Die om zijn ongeloof geslagen is? Hoeveel redenen zou ze hebben om het niet te geloven! Gemakkelijk kunnen zeggen: ja, ik denk dat het verbeelding geweest is. Dat je de emotie van dat dienen, niet goed bewust van wat je deed ofzo, Elisabeth kreeg geen ander teken van de waarheid van al die dingen dan het niet meer kunnen spreken, de stomheid, het zwijgen van haar man. Ene spreken van de engel was het niet meer kunnen spreken van de priester. Was een teken voor haar. Juist daarom, niet geloofd had, engel des Heeren, met grote kracht gesproken, hem gestraft. Gezegd: je zult niet meer kunnen spreken. Grote ontroering de woorden van Zacharias gelezen hebben. Meer dan iemand anders bij deze zaak betrokken. Zolang, in de dienst van de priesterschap, zolang onderwijs geven jeugd en ouderen, in de plaats waar ze woonden, vlakbij Jeruzalem kennelijk, en dan nog altijd treurt om Israëls verdorring en vruchteloosheid als het ging om leven met God. Daarin eigen onvruchtbaarheid als spiegel mogen zien. Gebeden om nog opheffing van al die smaad, over hen uitgestort. Zinnebeeld van de nood der kerk.
En ze leest, en ze leest, en ze gelooft. Gemeente, door een wonder aanvaart ze dit grote wonder. Hoe onmogelijk een woord van die engel, zo ook was, ze werd vervuld om zo te geloven dat dit echt zou vervuld worden. Geest des Heeren zorgt er hier voor dat ze het gelooft tegen de wet van de natuur in. Tegen alle menselijke ervaring in. Tegen haar twijfels in. Dat ze zoon zal baren. Niet zomaar een zoon. Nota bene een wiens naam die in de hemel bekend was al, die de Heere bereiden zal een toegerust volk, dat zo verdord en leeg was als het ging in leven voor Gods aangezicht. Alleen maar opgaan in vormen en rituelen. Tegen al die menselijke onmogelijkheid in, spreekt haar houding. Antwoord, later ook kunnen horen, van die jonge Maria, dezelfde engel kwam, geboorte van de Messias aankondigde. Toen bij Maria, zo kennelijk ook hier: zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiedde naar Uw Woord. Ze levert zich uit, zeg maar, in het geloof. Als een oud, versmaad priestervrouwtje. Alles wat haar onmogelijk voorkomt, alles aan God overlaten. En zo gaat ze als het ware in zichzelf, in haar twijfel en ongeloof onder, en verliest ze zich in het woord van de levende God. De Heilige Geest doet Elisabeth in Elisabeth verdwijnen het Woord alleen over haar heersen, las ik ergens.
Het Woord, gemeente, wat hier zo openbaar komt, als je je daarop richt, niet maar een historisch geloof, een verstandsgeloof, zomaar overleggend accepteert. Geen wondergeloof dat hier ontvlamt, nee dit is een geloof door de raad van God omtrent de Messias vervuld gaat worden. Datzelfde geloof ooit eerder Noach heeft beoefend, in staat stelde tegen al het zichtbare in, in een staat stelde om Ark te bouwen. Zelfde geloof, haar moeder ver voor haar uit, Sara, vrouw van Abraham kracht gaf om zaad te geven (zoals Hebreeënbrief zegt) om boven de tijd te baren. Zelfde geloof. Geloof, gemeente, dat niet rekent met tastbare en zichtbare. Maar dat zich als het ware als klimop, zeg maar, slingert om de stam van de levende God, in zijn geheel doet verliezen aan wat God hier belooft.
Daar hebt ge nu de eigen aard van dat geloof. De leefwijze van het ware, zaligmakende geloof. Ook al is het misschien nog zwak, in die eerste groei nog zijnde, zeker, ze waren godvrezende mensen, waarschijnlijk heel hun leven, maar aangaande deze dingen, iets geloofd worden, hier voor het eerst, gericht werd op deze dingen. En dat is iets heerlijks gemeente. Het geloof blijft zichzelf in zijn wezen, altijd hetzelfde. Wat in begin zeg maar geschapen wordt, door Heilige Geest gewekt, aan waarachtige liefde tot God, vertrouwen in God, hoogachting en eerbied voor de levende God, je zou kunnen zeggen: dat zijn de basiselementen. Blijven altijd wezenlijke elementen, al gaat zich dat ontwikkelen en ontpoppen. Kan zijn, mensen die geoefend zijn, waar het soms zo weggekwijnd is, eerste liefde, zo jaloers kan maken, die al zo lang op de weg is, waar het niet meer zo openbaar komt, dat er iets van geloof is.
Elisabeth gelooft hier met het oog op de komende Messias. Ze zal Hem onder het hart dragen, die in de kracht van Elias, zo zei de Engel, voor zijn koning zal vooruitgaan. Als een heraut, voorloper. Nu zij als moeder van hen ingeschakeld in reeks van heiligen, zeg maar, nou ja, werktuig, instrument, voor de vervulling van die Messiasbelofte. Haar kind, zelf is die Messias niet. Maar hij mag vooruitgaan als een weg bereiden, niemand zal Hem dichter benaderen dan hij. Profeten gingen hem voor, lang geleden zeg maar, maar hij zal met wezenlijk, persoonlijk in contact komen. O als zo het gezicht ontsloten wordt, op komst van deze Zaligmaker, ook vandaag nog, mag alles tegen zijn, maar dan is ook alles tegen. Maar hoe het dan ook gaan zal, dan zal het Woord zijn de overhand hebben in ons binnenste. Kun je op dat moment misschien nog niet bekijken hoe het lopen zal, maar wel overgeven aan Gods en aan Zijn beloften. Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiedde naar Uw woord. U zo ook wel eens mogen zeggen, God sprak in de kracht van Zijn Geest. Misschien zijn er wel onder ons, die zichzelf in Elisabeth in hun dorheid terugzien. Vanwege zonde, onreinheid, afmaking, met de vraag gaan lopen, komen te lopen, zou God nou nooit meer machtig zijn om mij in Zijn beloften van zaligheid te doen geloven? Zo kan dat aangevochten zijn. Dat je bij jezelf denkt: hoe zou God dat moeten doen? Ik weet niet hoe. Maar gemeente, zo werkt God nou. Door het onmogelijke heen, schept Hij het geloof. Nochtans, in Zijn woord. Brengt Hij op deze wijze onze ziel tot onderwerping en overgave.
Zelfde ootmoed als uiting van haar gelovige onderwerping treft ons ook zodra ze nu het wonder zich in het lichaam gaat voltrekken. We lezen dat Zacharias thuiskwam, in die dagen, Elisabeth zijn vrouw bevrucht werd. En zij verborg zich vijf maanden. Eerst dus, daar die boodschap in geloof ontvangen. En nu dat kinderleven. In haar schoot ontvangen. Ook in het geloof. Immers het was toch onmogelijk van nature? Maar het was een vrucht van het geloof in de belofte. Net als bij Sara. Verborg vijf maanden. Verklaringen op naleest, krijg je diverse verklaringen. Elisabeth zou zich geschaamd hebben, op die leeftijd nog moeder te worden. Temidden van buren te vertonen. Of misschien zou ze wel geaarzeld hebben omdat ze echt niet vertrouwde, maar zekerheid moest hebben dat ze inderdaad in verwachting was. Maar gemeente, maar het heeft niets te maken met schaamtegevoel. Want juist, dat hoefde niet. De eerste maanden is er toch niets te bespeuren van uiterlijke tekenen van zwangerschap enzovoort? Zo blijkt hier ook geen sprake van aarzeling, twijfel of wat dan ook. Juist de daad van geloof, verwonderd over Gods genade. En zo voorzichtig wandelt naar de omstandigheden waarin zij zich verkeert. Verbergen wil zeggen: van alle kanten je zeg maar wat afschermen. Hier concreet waarschijnlijk ook: niet zoveel wegging als anders. Maar zich wat meer terugtrok. Een daad met een doel. Een daad van karakter ook. Om zichzelf als oude vrouw in deze omstandigheden te sparen, thuisblijven, er niet op uit gaan. Zoveel mogelijk ook te voorkomen of het zou uitlopen een miskraam of zoiets. Iets van de tere omgang, in omgang met God, beloften van Hem.
Ze wist: ik draag niet zomaar een kind onder mijn hart. Maar het zal een Nazireeër worden. En dan mag je als moeder niet je verontreinigen op ceremoniële wijze. Dan zou het Nazireeërschap verontreinigd worden. Moeder van Simsom, engel kwam ook tot haar, die ook een Nazireeër zou worden, niet eten mocht van iets dat van de wijnstok voortkwam, wijn en sterke drank niet mocht drinken, niet onreins eten en nog meer andere dingen. Dit verbergen, zich terugtrekken, zo een belijdenis een getuigenis van geloof door God echt in de daad. Geloof ook voor Gods aangezicht. Alles voor waarachtig houden wat die engel door middel van Zacharias gezegd heeft. Eerst het feit dus van het leven in haar verstorven lichaam, zeg maar.
Elisabeth, bevruchting, menselijkerwijs niet meer kon. En dat dat ook in persoonlijke verschijnselen niet gemeten kon worden. Maanden voor dat leven, duidelijke kenteken, haar gestalte, dat eervolle geheim aan de mensen laten zien (…) wegbereider voor de grote Christus en Zaligmaker.
Dit werk nou van afzondering, hoort bij werk wat God doet. Stille verwondering in eenzaamheid. Wat kan dat teer liggen, in je binnenste. Woord van God ontvangen. Eerste heftigheid zeg maar weggeëbd is, zo wat er over mijmert, je verwondert dat God naar zo een heeft omgezien. Mensen, och, die schijngeloof leven, vleselijke vroomheid, och gemeente, weten niet wat verwondering is over deze dingen. Maar ze begrijpen ook niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Elisabeth verlustigt zich er in. Hier ook zegt, opgeschreven is door Lukas, in vers 25 [citaat]. Ze mag in alles de Heere de eer hier geven. Van Hem alleen is dit grote wonder geschied. Ze kan het niet doorgronden. Dit blijft een groot wonder in haar ogen. Maar ze verheugd zich in het wonder. En mag eindigen, daar moet u op letten, in de Heere. Niets van haar is erbij aan het einde van haar hopen en bidden was ze allang gekomen, maar Hij baande de weg. Dwars door alles heen, gemeente. En dan mag ze hier zo in deze woorden Gods almacht belijden. In haar onmacht, onmogelijkheid, voor haar kon het niet meer, voor de Heere bleek niets te wonderlijk te zijn.
Niet minder dan de almacht, hier ook Zijn trouw verheerlijken. Hij is de Heere, die kennelijk gehoord heeft, zo vaak en zo veel gebeden hebben om een kind. Leek of Zijn oren zeg maar toegestopt waren. Blijkt, hoe Hij wel degelijk gebeden gehoord heeft en tot Zich genomen heeft. Altijd weer als een wonder van achteren verstaan. Worsteling aan voorafgegaan. Maar Gods werk is in haar langzaam, misschien is het gebed verstorven, dan ineens, Zacharias, uw gebed is verhoord. God bewijst opeens trouw. Ze zullen vast niet meer gebeden hebben om een kind. Als zij er niet meer aan toe zijn, nu komt God met Zijn Woord en belofte. Zo mag ze dat hier zeggen. Alzo heeft mij de Heere gedaan. Zo heeft Hij gedaan.
En dat mocht nou ook voor ons een stuk bemoediging zijn. Voor ons misschien als mensen die uitgebeden zijn, die alleen nog maar misschien kunnen zuchten. Ooit wel een woord ontvingen, maar dan zie je hier weer. Hij is geen mens die liegen zou, geen schepsel dat iets onmogelijk zou zijn. Zo is onze God. In deze dagen in deze tijd. Hij kan en gaat op Zijn tijd heerlijke beloften vervullen. Met Elisabeth zingen: alzo nou heeft de Heere gedaan aan mij. Alzo. Eigenlijk, ja, Zijn soevereiniteit, ik zou het niet graag anders willen, wordt je het eens met de weg in de omgang met ons, dan alles wordt dan van het begin tot het eind zaak van grote verwondering, o gemeente, hoe wijs, heerlijk zijn Zijn wegen. De Heere maakt alles met Zichzelf telkens weer goed. Brengt alles met Zich mee.
Gemeente, weten we, van zulk soort dingen? En verstaan we wat ze hier zingt? En aanheft en verwoord? Wordt die Zaligmaker voor ons ook nog altijd zeg maar verwacht, door u, ziet u daarnaar uit? Bidt u daar om? In geestelijke zin, hier zeg maar meer lichamelijk aan toegaat, in geestelijke zin ook deze Zaligmaker. Vrome, vleselijke godsdienst, daar is nooit iets van verwondering. Daar kan het altijd, die hebben het altijd. Kinderen des Heeren: zaligheid wordt een wonder. Loopt altijd weer uit op verwondering en aanbidding. In de dagen in dewelke Hij mij heeft aangezien. Aangezien. In die dagen dus, dat zij van verdriet als het ware, ja, doorknaagt werden, doch aangezien. Als je zo wordt aangezien door God, dan is dat niet dat Hij zomaar wat toekijkt, maar aangezien worden door de Heere, door Hem, naar je omzien. En dan, dan wordt het tegelijkertijd in dat omzien, ook gehandeld, uitkomst geboden, beloften geschonken, dingen geopenbaard, om gaat zien, eigen werk in ons leven verheerlijken. En dan zijn alle treuren en zuchten voorbij. Alzo heeft Hij gedaan.
Gemeente, God schenkt Elisabeth genade. Grote genade. Hele bijzonder genade. Nu ook gaat ze eer schenken. Ook eer. Zingen het straks in Psalm 84 het 5e vers, 6e vers: genade en eer geven. En dan gaan er altijd smaad en afmaking aan vooraf. Vroeger misschien gesproken over dingen Gods, toen het levendig lag. Na die tijd allemaal anders gaan worden, toen kwamen de binnenpraters, waar blijf je nou met je grote geloof, met je vroomheid enzovoorts, antwoordt God wel eens enzo, spreek er eens van zoals je voorheen deed. Zo was het dat ze geen kind had. Buiten het heil, naar eigen besef, van Messias voor haar nageslacht. Zo ervaart ook de hele kerk het in feite, in wezen, ook. Maar als Hij overkomt, dan neemt Hij als het onze weg, schuld en smaad ook, om het Zijne te geven. Genade en eer. En dat alleen vanwege Zijn uitnemende liefde en ontferming, die in deze grote Zoon zal openbaar komen. De grote Zoon in onze schuld, in versmaadheid ingedaald immers. Immers, die door de weg van kribbe naar kruis, de schande van versmaadheid voor God en mensen heeft gedragen. De vloek heeft getorst. Om vloekwaardige, genade en eer te schenken.
Daarom gemeente, kan de Heere Elisabeth nu aanzien. In Hem, de Zoon die staat te komen, leven geven in onvruchtbaarheid. Alzo heeft Hij mij gedaan, in de dagen in dewelke Hij mij heeft aangezien.
Zeg me toch eens, kan hier niet plaatsvinden, in de kerk, maar tot de Heere dan, of Hij u heeft aangezien? Of bent u erop uit dat mensen naar u opzien en aanzien? Kan strelen, maar och, je komt er weinig verder mee. Voor God niet, integendeel. Maar die liefdesblik, zoals Elisabeth hier uitspreekt, ons onbekend is, hoe moet u dan straks Kerstfeest vieren? Laat dan zo deze Adventsdagen die nog wachten nog leeg en onbewogen voorbijgaan, maar gun de Heere als het ware dat Hij in uw en jouw leven tot Zijn eer komt. Adventszang hier van Elisabeth gaande maken, straks ons, verwonderen mogen over die opzoekende, eeuwige liefde van God, in dat Kerstkind van Bethlehem. Amen. [19.58]
Geef een reactie