Met Kerst doorbreekt God de duisternis van deze wereld. Jezus komt als het licht, schijnend in onze duisternis. In Psalm 36 zet David duisternis (goddeloosheid, onrecht, ellende) tegenover Gods licht (goedertierenheid, trouw). Dat is een reëel beeld want wie herkent niet de duisternis in zichzelf? In de nacht breekt Gods licht door. Wil je Gods licht zien? Kijk dan naar kribbe en kruis!
Kerst: Een nieuw perspectief, leven en licht
Gemeente, jongens en meisjes, stel je voor je dit in een pikdonkere kamer. Dat is niet prettig. We gaan op zoek naar de gordijnen. Dan komt er licht naar binnen. Maar er zijn geen gordijnen. En er is geen raam. Een lichtknopje? Goed idee! We voelen, tasten. Maar er is geen lichtknopje. Het is er wel, maar zit aan de buitenkant. Dan doen we de deur open. We voelen de klink. Maar die dit op slot. We kunnen er niet uit. Als alles duister is. Ben jij bang in het donker? Ik was dat wel. Wat hebben we nog? Iemand die van buiten het lichtknopje aan doet. Zodat er licht komt.
Daar gaat het vanmiddag over. Over leven in het donker. In de nacht. Het gaat over iemand anders. Iemand die van buiten komt. Die het licht ontsteekt. Dat is echt gebeurd! Met kerst. Toen is in deze wereld het licht doorgebroken. Toen is het licht gekomen. In de wereld waarin het donker was.
De eerste verzen van de psalm zijn donker en rauw. Pikdonker. Zonder schakelaar. Het is helder: overtreding, goddelozen, onterecht, bedrog, kwaad. Het ene donkere woord rolt over het andere. David gooit het eruit. Hij kiest donkere en angstige woorden. Is David depressief? Ik denk het helemaal niet. Het is heel realistisch. Werkelijkheid van onze wereld in schrille kleuren.
Die werkelijkheid ontdekken we als we de wereld in kijken. Ontwrichting van samenleving, zorg en angst, toenemend geweld. Het zit David zo hoog. Hij valt met de deur in huis. David neemt niet eens de naam van God. Zo gaat het eraan toe bij David. Waar zou David aan denken? De intriges van het paleis? Koning Saul? Of denkt hij aan Absalom. Die zoon van David, met dat geweld, onrecht en goddeloosheid.
Maar als je het op je laat in werken, we weten de situatie niet precies, zo’n begin komt wel binnen. Je gaat bidden of zingen en je begint met die eerste vijf verzen. Misschien staat het ver van ons af? We slaan het eerste couplet vaak over. Maar dit is een lied voor God. Een lied voor de eredienst. Wonderlijk! Sommige uitleggers zijn er snel mee klaar: die eerste vijf verzen en de rest horen niet bij elkaar. Het contrast is te groot, zeggen ze. Ik denk dat ze wel samen horen! Ook omdat we in de inspiratie van de Geest geloven. Het is juist zo verrassend. Het leven met al z’n donkerheid en pijn. Het krijgt een plek in het gebed. Leven in donkerheid en pijn doet mee in de eredienst. Waarom zouden we naar de kerk gaan? Waarom doen we voorbede? We brengen alles in de liturgie voor God. De gebrokenheid en nood. Het zuchten van de schepping. De pijn en vloek. We brengen dat samen voor God. Het onrecht, geweld, goddeloosheid. We roepen uit tot God. In zingen en bidden. Zo ook hier.
Nu kan ik al die woorden niet gaan uitleggen. Maar ze zijn wel levensecht. Toen en in onze samenleving. Als we een collage maken van krantenknipsels of jeugdjournaal, zou het glashelder worden. Als het gaat over de verhouding van de samenleving, de onveiligheid, geweld, 30.000 abortussen per jaar, pestgedrag op je schoolplein of onderweg naar de Driestar. Wat is er gaande?
Dat donkere zit niet alleen in de samenleving. Die zitten in het hart, ziel, huis. De eerste vijf verzen zitten vol van die spanning. Gaat niet over goddeloosheid ver weg. Het gaat over donkere kanten van ons bestaan. Charles Dickens (Engelse schrijver): er zijn snaren in het menselijk hart die beter niet bewogen kunnen worden. Vraag is, durven we dat eerlijk onder ogen te zien? Eerlijk voor jezelf? Voor God? Welke van die woorden (uit die verzen; overtreding, onrecht, dwaasheid), welke snaren zouden dat zijn? Waar zit dat bij u? Eerlijk worden voor God over die donkere kamer? Waar is de schakelaar? Die is er niet. We worden samen stil voor God.
Dit begin komt binnen. Als je het door denkt…! De Geest brengt het binnen. En dan, dat is prachtig in de HSV, dan is er een blokje wit. Even rust. Even pauze. Gun het jezelf om het een plek te krijgen.
Maar dan, ineens, dan wordt die stilte uit elkaar gespeeld. Het licht gaat aan. Opeens. Je staat met je ogen te knipperen. Als uit het niets. Een trompet, bazuin. In een keer slaat het om!
Vers 6 begint met de naam van God. Heere! David roept het uit. Die naam zo heilig en goed. Weer rollen de woorden over elkaar. Aanbidding, lofprijzing! David vindt bijna geen woorden. Gerechtigheid, trouw, huis, beek! Door de duisternis van de wereld en de stormen schiet een hemelse bliksemstraal van licht. De ademtocht van kerst. Bij U is de bron van leven. In die donkere wereld. Dat leven zonder God. In de nacht. Daarin breekt licht door. God is verlossend aan het werk. Hoe donker en duister het ook is. Hier is leven. Hoe stil het ook is. Hoe angstig. Het was kerstfeest! God is aan het werk. De toon van het lied slaat om.
Er is nog iets, in de eerste vijf verzen spreekt David in de derde persoon. Vanaf vers 6 is de toon warm en intiem. Als je het over je moeder hebt, je hebt het over haar, als je alleen bent, dan zeg je: u mam! Dat is liefdevol en intiem. Het gaat niet over die en gene, maar over, zelfs niet over, maar God wordt direct aangesproken. Laten we Hem aanbidden! Uw goedheid is hemelhoog. Uw trouw tot in de wolken.
Hier verschijnt God aan David. De Geest legt andere woorden op de lippen. De nood, pijn, ellende, gebrokenheid; maar nu, bij U. Bij U! Dat is verstilling. Kerst is verstilling. Of uitbreken in een jubel. Heere, U! Als de rauwheid je op de huid zit, als de flarden erbij hangen, dan dit! Dit! Kerst is zeggen, zingen: Heere, U. Op U mijn Heiland blijf ik hopen. Het is zingen en fluisteren tegen de storm in. Bij U!
Het lukt soms best om over God te spreken. Maar dit misschien een moment: hoe is het met ons spreken tot God? Dat wordt de tweede helft. Spreken tot God. Wij spreken met elkaar, makkelijk, wel hebben theorieën. Maar wanneer was je met God onder vier ogen?
Bij God is de bron van het leven. Dat begon in de schepping. God is de levende God. Hij wilde ons leven. Toen al. Toen was U er al. U wist van mij. De bron van leven is meer. Ook het leven uit God, zoals God bedoeld. Dag heeft prachtig vorm en gestalte gekregen in het leven van Jezus. Ik ben gekomen. Opdat zij het leven hebben. En de overvloed. Christus is het leven. Met Kerst is het eruit gebroken. Helemaal! Het leven is in de wereld vol dood en doem. Ik hoor de adem van de Geest, die ons het leven van Christus in ons doet leven. Er moet iets sterven in ons. En iets gaan leven. Leven voor Gods ogen. Hoe kan ik echt leven?
Bij U is de bron. Waar? Kom mee naar de kribbe en het kruis. Een fontein van leven. Als het dor is in je leven. Klaag je donkerheid maar uit. Maar houd dan niet op! U, zeggen! Je ontdekt dat er bij God een bron is. Vanwaar die dwaze zuinigheid? Ziet u hoe God u bemint! Kerst in een gebroken wereld. Een fontein van zegen. Hij reinigt ons van alle ongerechtigheid. Waarom zou je niet van die bron komen drinken? Als je zo gepakt bent door zorgen, spanning, sleur? Waarom zou je niet komen? De Geest zit ons op de huid. Hij brengt het Woord bij ons. De kribbe. Bron van leven. Eeuwig leven. Het doet je tintelen. Een hunkering in je ziel. Als je niet komt, sterf je van eeuwige dorst. Bij mij is het zo leeg en donker van binnen. Ik ben aan het dobberen. Kom, kniel bij de kribbe. Geest, laat leven gloren. Hij doet ons geloven en leven! Nieuw leven in Christus. Opdat je voor Zijn ogen zou leven in deze tijd. Dan zijn we levende mensen.
Kerst vieren is geen stel normen en waarden. Maar het is uit die donkere kamer komen. Het is komen drinken uit die fontein van heil.
En David gebruikt een tweede beeld. In Uw licht zien wij het licht. Hebt u het licht gezien? Johannes legt die koppeling tussen leven en licht. Het is net alsof Johannes dit vers verder uitlegt. Spurgeon: ver van God is niets dan duisternis. Maar in de Heere gans geen duisternis. Het eerste spreken van God? Er zij licht! Kerstklokken: er zij licht. Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen. Hebt u het licht gezien? Niet in het vooruitgangsgeloof. Maar Uw licht. Daar gaat het licht voor ons op. Daar breekt het voor ons door.
Tegelijk is het een gevecht, dat ervaar je. In de wereld, je leven, je lijf. Je ervaart dat. Die eerste verzen blijven staan. Maar in deze wereld staat een kribbe. Juist daar. Sterker dan de nacht is de morgen. Gelooft u dat? Ook in die strijd? Dat je verlangt in het licht te wandelen? Wandel in het licht. Sterker dan onze donkerheid is het licht van God. Ik zie het licht, als ik naar U kijk. Ik zie Uw majesteit en gloed.
Straks breekt het ten volle door. Nu leven we nog in de strijd zeg maar tussen Decision Day en Victory Day. Straks verdwijnen alle vijanden. In de laatste verzen gaat het al neuriën. Dan komen die eerste verzen in ander licht. Het onrecht verdwijnt, verliest. De duisternis heeft niet het laatste woord. God is onder ons komen wonen. We gaan niet de vernieling tegemoet, maar de vernieuwing. In het nieuwe Jeruzalem is er geen nacht meer. Licht uit God! Licht uit licht. In een rauwe wereld van zonde en schuld. Houd het dan nooit op? Wij geloven, bidden, hopen, zingen: Heere, ja bij U, het houdt op! De duisternis, dood, tranen, ziekte, virus, angsten, pijn houdt op! Voor allen die in Jezus geborgen zijn. Met Christus verborgen in God. Een mens die het licht heeft gezien, heeft toekomst. Die heeft het leven. Voor eeuwig.
Amen.
Bij U, HEER, is de levensbron;
Uw licht doet, klaarder dan de zon,
Ons ’t heuglijk licht aanschouwen.
Wees, die U kennen, mild en goed,
En toon d’ oprechten van gemoed
Uw recht, waar z’ op vertrouwen.
Dat mij nooit trotse voet vertrapp’,
Noch boze hand in ballingschap
Ellendig om doe zwerven.
Daar zijn de werkers van het kwaad
Gevallen in een jammerstaat,
Waarin zij hulp’loos sterven.– Psalm 36 vers 3 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 27 december 2020, 17 uur. Schriftlezing Psalm 36 en 1 Johannes 1:1-7.