De geschiedenis van de rijke jongeling die bij Jezus komt, laat ons zien dat het onmogelijk is om zelf het eeuwige leven te bereiken. Nu kan je de zinsnede dat een kameel door het oog van een naald gaat nog anders uitleggen (alsof het over een poort gaat; alsof het over een scheepskabel gaat; als ware het overdrachtelijk bedoeld), maar Bonhoeffer wijst ons erop dat we niet moeten proberen iets van het radicale van het Woord af te doen. Niet wij bereiken het eeuwige leven. Wij worden gevonden. Er is Iemand die ons opgeraapt. Christus vraagt ons radicaal alles los te laten – Hij doet daar niets aan af. In die onmogelijkheid (waar we dan in terechtkomen) zoekt hij ons op. Hij helpt ons loslaten waar we aan vast zitten. We kunnen ons gevonden weten. Dat is Zijn genade.

Gemeente van Christus, welk gevoel of indruk laat het Bijbelgedeelte bij u achter? Over die rijke jongeling. Een zeker leidinggevende. Hoe blijft u horend over die man achter? Ik dacht, de kans dat wij bij het lezen van zo’n verhaal opgelucht ademhalen, is niet zo groot. Deze ontmoeting met Jezus laat je eerder met een kater achter. Net als de hoofdpersonen zelf. Ze druipen bedroefd af. Of met een groot vraagteken.

Andere ontmoetingen van mensen met Jezus, dan worden ze op hun voeten gezet, bevrijd, genezen. Ze staan op tot een nieuw leven. Opgewekt. Naar zo’n ontmoeting kan je uitzien. En verlangen. Iemand die voor goed alles anders maakt. Blijkbaar zijn er ook andere ervaringen mogelijk. Daar getuigt dit van.

Een hooggeplaatste, leidinggevende komt bij Jezus. Hij maakt die gang zelf. Hij maakt bewust die stap. Hij wil iets belangrijks vragen voor zijn eigen leven. Nu niet een stumper. Geen lamme, blinde of bezetene. Of overduidelijke zondaar. Maar iemand met wie het goed gaat. Mensen die niet genoemd worden in de voorbede. Gedegen opgeleid. Kent de normen en waarden. Hij komt naar Jezus.

Een mens zoals velen van ons. Hij maakt zelf die stap. Hij is bereid zich te verdiepen wat deze Rabbi getuigt. Goede meester. Zo begint hij. Uitleggers zeggen dat is vleierij. Hij doet zogenaamd aardig. Maar waarom de intenties in twijfel trekken? Hij kan het echt goed bedoelen.

Hij stelt meteen een belangrijke vraag. Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? Getuige die vraag leeft die man niet slechts op het hier en nu. Niet een korte horizon. Nee, hij ziet verder. De vraag naar eeuwig leven is in de bijbel niet: als ik maar behouden word. Als mijn plekje maar gegarandeerd is. Maar het gaat ook over hier en nu. Een diepte in het leven. Eerder kwaliteit dan kwantiteit. Eeuwig leven kan er nu al zijn. Als is het fragmentarisch.

Deze overste, heeft het goed voor elkaar. Geniet aanzien. Hij vraagt iets oprecht. Een verlangen om dichtbij God te leven. Zijn voorspoed belet hem niet. Hij wil groeien in geloof, zouden wij zeggen. Iets proeven van het Koninkrijk. Hij zoekt naar echt contact.

Eigenlijk is het net als wij. Wij leven in de veertigdagentijd. Een periode waarin we ons bewust richten op het leven met God. Een tijd van bezinning. Niet blijven hangen bij het alledaagse. Iets van soberheid weer leren. Niet vanuit egoïsme. Niet omdat je beter wilt zijn. Vanuit verlangen om Jezus te volgen op Zijn weg. Over zo’n iemand vertelt Lukas.

Omdat wij ons in deze persoon kunnen verplaatsen, krijgen wij vanmiddag dus ook een koude douche. Want zo voelt het antwoord van Jezus wel. Jezus reageert totaal niet vriendelijk of inlevend.

Jezus reageert defensief en kortaangebonden. Niemand is goed, dan God. De geboden ken je toch? Hij noemt ze allemaal. Nou, allemaal? Het valt op dat Jezus de tweede tafel citeert. Pleeg geen overspel en geen moord. Steel niet. Heb respect voor je ouders. Geboden die betrekking hebben tot anderen. De andere geboden daar zwijgt Jezus over. Terwijl de vraag van de man daarover gaat. Wil je dichtbij mijn Vader leven, dan moet je de naaste niet uit het oog verliezen.

En dan blijkt vervolgens dat deze man niet alleen goed bedeeld was, maar ook moreel gezien een goed man was. Hij leefde bij de geboden. Zijn leven is als om door een ringetje te halen. Jezus bestrijdt dat niet. Het kan nooit? Je zult wel zonden hebben. Nee, Jezus laat het staan.

Jezus stelt wel een extra eis. Hij moet nog een ding doen, deze man. Alles wat hij heeft verkopen, en de opbrengst aan de armen geven. Op dat woord wordt hij bedroefd en haakt hij af. Hij is zeer rijk, staat er. Ook al ben je dat niet, in kan me voorstellen dat je teneergeslagen wegloopt.

Is Jezus dan nooit tevreden? Blijft Hij zoeken tot Hij iets vindt wat de man naar beneden haalt. Ik denk aan een studievriendin. Ze deed mee aan een Alpha cursus. Ze belde op. Wat me nu is overkomen? Het ging over vergeving van zonden. Het was alsof de gespreksleider iedereen er van wilde overtuigen dat het grondig mis was met je leven. En als je niks kon bedenken, moest je maar beter nadenken. Als dat christelijke geloof is, dan hoeft het voor mij niet, zei ze.

Er komt voor deze overste een eis bij. Is dit niet een cynische manier om iemand op zijn tekort aan te wijzen? Niet alleen voor hem wordt het ondoenlijk, maar voor iedereen. Dat zegt Jezus ook. Het is makkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan dat een rijke ingaat. Reken er maar op dat wij tot de rijken behoren.

In de Vroege Kerk dacht men dat het om een verschrijving gaat. Een scheepskabel die door een naald gaat. Niet een kameel dus. Maar die handschriften zijn niet zo betrouwbaar. En bovendien los je er niets mee op.

Hoe moet je het dan lezen? Vroeger had je grote stadspoorten. Kon je door naar binnen en buiten. Een klein poortje stond er naast. Die kon ’s avonds nog wel open gaan. Dat poortje werd de oog van naald genoemd.

Gebukt en zonder bezit kwam de kameel voor het oog van de naald. Maar met deze verklaring is er ook een probleem. Geen bron vertelt dat de kleine poort in die tijd zo genoemd werd, maar later in de middeleeuwen pas. Een dominee nam dat over en het kwam in de kinderbijbels.

Als we maar bukken en door de knieën gaan, komen we er wel. Maar dat zegt Jezus niet. Vergeet ook die uitleg.

Misschien de woorden dan geestelijk opvatten? Dan gaat het over innerlijk afstand doen van ons bezit. Bezitten als niet bezittende. Je hoeft dan niet alles te bezitten, maar je kruipt door het oog van de naald. Bonhoeffer zegt in zijn boek Navolging: hiermee ga je voorbij aan de meest eenvoudige uitleg. En je gaat voorbij aan de radicaliteit. Hij gebruikt het beeld van een kind. Vader zegt: je moet nu gaan slapen. Een kind weet wat dat betekent. Maar als dat kind zo omgaan als wij met de woorden van Jezus: mijn vader bedoelt te zeggen dat ik moe ben. Maar als ik ga spelen kom ik tijdelijk over die moeheid heen. Hij zegt: ga naar bed, maar hij bedoelt: ga spelen. Net zo, zegt Bonhoeffer, gaan wij met woorden van Jezus om. Wij willen er niet aan. We vinden het te scherp. De soep zal vast niet zo warm worden gegeten als hij wordt opgediend.

Maar wat als we het laten staan? Wij, keurig netjes Jezus proberen na te volgen. Maar dat we op die manier het eeuwige leven niet beërven, als we niet alles opgeven. Dingen waar je aan vast zit. Bezit, baan, mensen om je heen, gemeenschap. Waar kun je niet zonder? Bedenk dat je die dingen voorgoed moet loslaten. Anders gaat het niet.

Dan word je misschien mismoedig. Dan gaat het dus ook nooit lukken. Daarom zijn de mensen ook zo bedroefd. Ingaan is een onmogelijkheid. Als je dat beseft, dan is de conclusie wel dat deze man dus verloren zal gaan. Er is geen hoop voor hem. Daar kunnen wij maar moeilijk mee leven. Er is al heel vroeg de legende ontstaan dat deze overste Barnabas is geweest. Die een land verkocht en de opbrengst gaf aan de armen (een van de eerste hoofdstukken van Handelingen). Een mooie oplossing, maar te mooi om waar te zijn. Lukas schreef heel nauwkeurig maar verwees niet naar Barnabas.

We moeten verder lezen. Jezus zegt: wij gaan op weg naar Jeruzalem. De Mensenzoon zal alles ondergaan wat de profeten hebben gezegd. Geen hoopvolle woorden. Hij zal worden bespuugd en geslagen. Een pijnlijke weg. Maar daarin wordt het onmogelijke mogelijk. Dat leidt er toe dat kamelen uiteindelijk door naalden gaan en dat mensen naar het eeuwige leven gaan. Niet via een sluiproute. Maar via Hem. Wij hoeven dit verhaal niet af te zwakken.

Gemeente, ik vroeg, wat voor gevoel laat dit verhaal bij u achter? Het is niet bij uitstek een verheugend verhaal. Niet: o, gelukkig, zo kan het voor mij ook. Nee, je raakt in verwarring. Net als de personen in de tekst. Ze blijven met vragen achter.

Maar is dat verkeerd? Om te denken: ik kan hier weinig mee. Ik kan niks. Het evangelie is dat we niks moeten en hoeven. Er is geen methode waarmee we het Koninkrijk in kunnen stappen. En je raakt er niet van in de put. Nee. Er is een weg. De weg gaat via Jeruzalem. Via Jezus. Hij vindt mij op Zijn weg.

Vonne van der Meer schrijft in haar vorig jaar verschenen boek over een vrouw die op zoek is naar allerlei dingen. Ze kijkt altijd naar beneden, zoekt van alles, brengt de verloren spullen terug. Vonne van der Meer noemt haar een ‘vindeling’. Prachtig woord eigenlijk! Een niet-bestaand woord. Iemand die altijd op zoek is naar wat verloren is, die terecht wil brengen. Zoiets gebeurt ook in het evangelie. Niet wij bereiken het eeuwige leven. Wij worden gevonden. Er is Iemand die ons opgeraapt. De vindeling bij uitstek. Hij die ons radicaal vraagt alles los te laten – Hij doet daar niets aan af. In die onmogelijkheid (waar we dan in terechtkomen) zoekt hij ons op. Hij helpt ons loslaten waar we aan vast zitten. We kunnen ons gevonden weten. Dat is Zijn genade.

Of met een gedicht van Gerrit Achterberg:

‘Wij gingen dood en liggen langs het pad

wanneer niet Christus, koopman in oudroest,

ons juist in zo’n conditie vinden moest.’

Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 8 maart 2020, 17 uur. Schriftlezing Lukas 18:18-34. Derde lijdenszondag.