Laat de wapens rusten, het is niet onze strijd maar Gods strijd

De strijd is van de Heere. Hij heeft de strijd gestreden. In Christus is Hij Overwinnaar. Over zonden en wereld en duivel en dood en alles wat ons tegenkomt en tegen kan staan. En wat is geloven anders dan zelf de wapens laten rusten? En Hem gestreden laten hebben. Je de overwinning in de schoot laten werpen. De overwinning van Christus op Golgotha. Delen in de overwinning om te schuilen bij de Heere. Hopen op Zijn Woord. Op Zijn Christus. Zingen van de gunst die bestaat in eeuwigheid. Wat een vreemde zaak: al zingend voorttrekken. Het volk van Israël zingt en hun wapens rusten. Ze zingen van de grootheid van God. Wat een vreemd gezicht in een wereld die vertrouwt op eigen wijsheid, en op eigen mogelijkheden, en wat mensen zelf kunnen. Dan te vertrouwen op de Heere. De lofzang op de Heere gaat die het eigendom van Christus zijn vooruit, voorop. Het eindeloze refrein klinkt: ‘want Zijn gunst alom verspreid, zal bestaan in eeuwigheid’

2 Kronieken 20 vers 19 en 20: ‘[19] En de Levieten uit de kinderen der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten, stonden op, om den Heere, den God Israels, met luider stem ten hoogste te prijzen. [20] En zij maakten zich des morgens vroeg op, en togen uit naar de woestijn van Thekoa; en als zij uittogen, stond Josafat en zeide: Hoort mij, o Juda, en gij, inwoners van Jeruzalem! Gelooft in den Heere, uw God, zo zult gij bevestigd worden; gelooft aan Zijn profeten, en gij zult voorspoedig zijn‘.

Geloven is de wapens laten rusten

Gemeente, oudejaarsavond heeft altijd een wat apart karakter, vindt u ook niet? Nou ja, er zijn mensen genoeg die dat ontkennen, die hun hoofd schudden en zeggen: dat maken de mensen ervan, dat komt door de lucht van de oliebollen en door het vuurwerk dat knalt en oplicht. Door de aandacht en emotie van vandaag, daar komt dat door. Het is een hele gewone dag van 24 uur en morgen gaat je leven gewoon verder. Nou ja, daar reken je dan op, dat dat zo is. Gedeeltelijk is dat dat waar, dat het een gewone dag is als alle andere dagen. Maar niet helemaal.

De laatste dag van het jaar heeft ook altijd iets van een afsluiting. We worden er met onze neus op gedrukt dat de tijd voortgaat. Dat de jaren voorbijgaan. Dat we vergankelijk zijn. Of we dat nu willen of niet. Een jaar wordt weer afgelopen. Het is net een deur die openstaat en straks om 12:00 uur dichtgaat. De meeste mensen lopen er door zonder er veel op te letten. Anderen zijn wel even aangedaan maar niet lang. Het leven schiet zo januari weer in. Er zijn zoveel dingen die de aandacht vragen. Sommigen aarzelen, anderen zouden willen blijven.

Er is dit jaar zoveel gebeurd. Ze moeten iemand missen die ze niet kunnen missen. En dat schrijnt vanavond meer dan ooit. Of een ziekte openbaarde zich. Wat zal het nieuwe jaar brengen? Je zou in 2013 willen blijven maar dat kan niet. Straks gaat de deur dicht, dan zijn de lichten hier in de kerk allang gedoofd. En dan moet iedereen door de opening het jaar 2014 binnen. Zou er een goede manier zijn om dat te doen? Zouden we elkaar daarbij kunnen helpen misschien? Zou de kerkdienst van vanmiddag, van vanavond, daar een rol in kunnen spelen? Ik bedoel: zou de Heere ons willen leren om het nieuwe jaar in te gaan? Hoe doe je dat? Zou dat ook in geloof kunnen? Heeft het geloof daar iets mee te maken dan?

Doet iedereen dat niet een beetje op zijn eigen manier? De een zegt: niet teveel omkijken, daar word je sentimenteel van. Je moet vooruit kijken. En met een schone lei beginnen. Niet blijven staan bij wat gebeurd is. Dat kun je toch niet meer veranderen. Een ander zegt: je moet vergeten wat er was, vooral de akelige en verkeerde dingen. Weer een ander gaat al klagend 2014 binnen. Klagend over de samenleving, over de overheid, over de belastingen, over het weer. Weer een ander houdt zich op de been met goede voornemens. Dit jaar stop ik met roken. Ja nog niet gelijk maar ik ben het wel echt van plan. Ik wil minder drinken. Ik ga meer in mijn Bijbel lezen. Goede voornemens. Hoe gaan wij het oude jaar uit en het nieuwe jaar in?

Vanuit onze tekst dringt het geluid van gezang tot ons door. Levieten gebruiken hun geschoolde stemmen. Ze staan in de tempel op een hele ingrijpende dag. Dag vol gevaar. Wat zal de toekomst brengen? De dag gaat voorbij. Het wordt morgen, hoe je het ook wendt of keert. Geen mens ontkomt eraan. Morgen een nieuwe dag. En dan? Juda wordt bedreigd. Het land wordt aangevallen, hoe zal dit aflopen? Waarom grijpen de Levieten en de anderen in Israël niet naar de wapens? Om land, vrouwen en kinderen, te verdedigen. Waarom zingen ze? Alsof daar tijd voor is?

Ik zal het u nog vreemder vertellen. Laat ik u en jou zeggen wat er de volgende dag gebeurt. Hoe ze het gevaar het hoofd bieden. Hoe ze de toekomst ingaan. Je gelooft je ogen niet. Daar trekt het leger uit Jeruzalem naar het zuiden. In de richting van de hoogvlakte ten zuiden van Jeruzalem. De vijandige Moabieten en kornuiten komen hun daar tegemoet. En kijk nou eens: voorop loopt een Levietenkoor en ze zingen luid en duidelijk. Loof de Heere want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Ik moest gelijk denken aan Psalm 136 dat we zongen. Dat refrein dat eindeloos terugkomt: want Zijn gunst alom verspreid zal bestaan in eeuwigheid. Dat zingen ze. Uit volle borst. En zo trekken ze voort. En daarachter trekken dan de soldaten. Zwaar bewapend maar niet om te vechten. Ze hebben een duidelijk bevel gekregen. Het is niet aan u om in deze oorlog te strijden. Stel uzelf op, blijf staan en zie het heil van de Heere dat met u is. Wonderlijk. Een leger. Zwaarbewapend maar met het doel om niet te vechten. Alleen om toe te kijken hoe de strijd voor hen beslist wordt, door de Heere. Zouden we daar iets aan kunnen hebben bij de wisseling van de jaren?

Misschien moeten we de geschiedenis van 2 Kronieken 20 toch even doorlopen om het geheim van dat leger op het spoor te komen. Dat de overwinning in de schoot geworpen krijgt. Het geheim dat ons vanavond brengt bij de kracht om de dag af te sluiten. Wat ons aan 2013 gebonden houdt los te laten, uit handen te geven. De deur van het jaar dicht te doen en de nieuwe periode binnen te trekken. Hoeveel zorg en strijd ons ook wachten.

Het begint met de onheilstijding die koning Josafat ontvangt. Even voor de duidelijkheid, hij is koning in het tweestammenrijk Juda in de tijd waarin Achab, de bekende koning, koning is in het tienstammenrijk. U zegt: dat is dan in de tijd van de profeet Elia. Dat is waar. In de tijd van de profeet Elia. Welke onheilstijding krijgt Josafat? Welk gevaar bedreigt het koninkrijk? De Moabieten en de Ammonieten zijn op oorlogspad. Ze zijn Juda binnengevallen. Er komt een groot leger aan, koning, zeggen de boodschappers. En het is al bij Engedi. Josafat schrikt. Want Engedi ligt aan zijn kant van de Dode zee. Dat betekent dat de invallers daar ergens over de landtong van de Dode Zee, door een doorwaadbare plaats zijn getrokken langs de kust van de Dode zee naar het noorden zijn gegaan en al tot bij Engedi zijn. Daar moeten ze de steile heuvels beklimmen maar dan staan ze ook zo in het hart van het bergland van Juda. Een hele gevaarlijke situatie.

Er moet snel gehandeld worden. Ja maar wat sprekend. Josafat zet er zijn zinnen op om de Heere te zoeken. Dat staat er. Hij neemt er de tijd voor. Om de Heere te zoeken. Om tot de Heere te bidden. U weet wel van Luther, die zei: als ik een drukke dag heb dan moet ik eerst extra lang Bijbellezen en de Heere zoeken in het gebed. Josafat neemt er de tijd voor om tot de Heere te bidden terwijl de vijanden oprukken. Juist dan. Gemeente, dat heeft betekenis. Eerst naar de Heere. Zoals een kind dat gevallen is en de knie bloedt niets anders wil dan naar mama. Eerst naar de Heere. Kent u dat? Doet u dat? En jij?

Dan gloort hier eigenlijk de overwinning al. In dat zich wenden naar de Heere. En dat Josafat niet voor de vorm zijn handen vouwt, dat zien we in de woorden van zijn gebed. Het gebed is de polsslag van het geestelijk leven. Klopt die pols krachtig of traag? Of is er geen klop te horen? Hoe bidden wij? Trage bekende zinnen uit een koud hart? Vaste woorden waar het geloof en de hoop allang uit zijn weggevloeid? Of waren hoop en geloof er nooit? Naar wie wenden wij ons om hulp? Wie niet op God hoopt valt terug op zichzelf. En op zijn eigen mogelijkheden.

Weet u, uit onszelf rekenen wij niets voor de Heere. Bidden is goed maar voor jezelf zorgen, en voor jezelf zorgen dat je de zaak in handen hebt is beter. Dat is onze stelregel die we meedragen zoals we geboren zijn. Wij zijn zo van God vervreemd geraakt. Wij weten niet wie God is. Dat is anders geweest. Maar door de zonden is dat nu zo. Niet weten wie God is. Ik bedoel: niet echt weten. Ongeloof heeft met verblinding te maken. Dan kijk je wel en denk je dat je ziet maar je ziet niets. Het doet me aan het Kerstfeest denken. Simeon, de oude man, die zo rechtstreeks over het plein van de tempel  naar Jozef en Maria toeloopt en het Kind in zijn armen neemt. Hoe weet hij dat dit Kind de Zaligmaker is? Dat weet hij omdat de Heilige Geest zijn ogen opent. Ik moet denken aan die knecht van Eliza die zo bang was toen de stad omsingeld was door al die soldaten. De stad waar hij was met Eliza. En dan bidt Eliza of de Heere zijn ogen wil openen en dan ziet die knecht opeens hoe er hele engelenmachten rondom de stad zijn om hen te beschermen. De Heilige Geest opent onze ogen voor een werkelijkheid, de werkelijkheid van God, die voor ons van huis uit gesloten is geraakt.

Dan denk je: ach ik doe het zo slecht nog niet. Ik leef heel behoorlijk. Als je het met anderen vergelijkt die aanrommelen met relaties, vloeken en stelen en bedriegen. Maar de Heilige Geest opent onze ogen voor God. Die laat ons zien hoe God naar ons kijkt. Zijn heilige ogen. Daar schrik je van. Dat brengt je op de knieën, dat brengt je tot belijdenis. Ik heb tegen U gezondigd. Nu zie ik het pas. Wat heb ik U een verdriet gedaan met mijn verkeerde dingen, met mijn leven alsof u er niet bent. Dat brengt je bij de Heere. Wel gehoord dat u genadig bent maar nooit geweten wat dat was. Maar nu daalt dat in je hart neer. De Heere genadig, voor mij. Bij Hem is vergeving. Wonderlijk. Onbegrijpelijk. Wat is Zijn liefde groot. En het bindt ons aan de Heere. En daar groeit het vertrouwen. Daar. Hem leren kennen dat is Hem in Zijn genade leren kennen. En dan ga je de Heere ook vertrouwen. Vertrouwen in wat Hij zegt, in wat Hij doet, gezegd heeft en gedaan heeft. Dat is toch ook zo bij de mensen? Als je iemand leert kennen, dan zeg je: maar even voorzichtig. Maar leer je hem kennen, en is de kennismaking bevallen, dan ga je zo iemand ook vertrouwen.

Ik denk aan de Psalm die wij zongen. ‘Hij die Uw Naam in waarheid kent, zal Heer in U op zijn ellend, vertrouwen wijl Gij nooit liet zuchten, hen die gelovig tot U vluchten.’ Kennen en vertrouwen. Dat weten wij. Die horen bij elkaar. Kennisgemaakt, daar gaat het om. Dat het daarvan komt in ons leven. Kennisgemaakt. Leren kennen wie de Heere is. Dan ook met vrijmoedigheid tot Hem vluchten. Een en andermaal. En Hij zal nooit tot u zeggen: ben je daar alweer? Er is een Psalm die zegt: de Heere heeft een welgevallen aan degenen die op Hem hopen.

Gemeente, even wat uitleg, dat was nodig. Maar zijn we terug bij koning Josafat. Hij dient de Heere. Hij heeft de Heere leren kennen. Een God die niet doet wat je verdiend hebt maar vergeeft om Jezus’ wil. Wat een rijkdom. Dan ben je je hart aan de Heere kwijt. Dan krijg je de Heere lief. Ik denk aan de kinderen. Stel je voor dat je aan het schaatsen bent, dat er ijs ligt, dat je plotseling door het ijs zakt. In het koude water. Je kunt haast niet zwemmen. Je kleren worden steeds zwaarder. En dan opeens is er een man die languit op het ijs gaat liggen en zijn sterke hand pakt je beet en trekt je uit het donkere water naar zich toe. Dan ga je gauw naar huis, je bibbert, eerst bijkomen, warm worden maar dan denk je aan die man. En die vergeet je je leven lang niet meer. Die blijf je je leven lang dankbaar. Omdat hij je heeft gered. Zo is het ook met de Heere.

Als de Heere ons heeft getrokken uit het wak van de zonden. Als Hij onze zonden vergeeft, die donkere zonden. Die al meer in onze kleren en in ons leven dringen en ons naar beneden trekken, dan vergeet je dat je leven niet meer. Geen recht op. Maar die heeft mij gered. Dan ben je de Heere dankbaar. Zo is het met Josafat. Josafat is de Heere dankbaar. Hij heeft Hem leren kennen, hij is zijn hart aan de Heere kwijtgeraakt. Daarom vouwt hij eerst zijn handen, daarom gaat hij eerst naar de Heere. Hij kent Hem. Daarom vertrouwt hij Hem. En wanneer je iemand vertrouwt, dan zeg je tegen zo iemand ook meer dan tegen een ander, of niet? Dan zeg je soms dingen die je niet tegen een ander zegt omdat je die ene vertrouwt.

Josafat weet het goed dat het goed is om aan de Heere te vertellen wat er allemaal aan de hand is. En hij weet als de Heere er maar bij is. Hoe het ook gaat, gaat het. Dan is het uiteindelijk toch goed. Josafat roept de inwoners van Juda naar Jeruzalem, naar de tempel. Gaat op het plein staan en hij bidt. En dan zegt hij niet: Heere, we worden aangevallen. De nood is hoog, kunt u ons onmiddellijk helpen? Hij zegt ook niet: ik ben koning Josafat, u kent mij wel. Ik dien u al zolang, wilt u daarom iets voor ons doen? Nee, hij zegt: Heere, U bent zo groot, U woont in de hemel. U hebt de macht over alle volken. U hebt dit land toch aan ons gegeven? We mogen U hier in de tempel toch aanroepen? En weet U dat U ons horen wilt? Zo bent U toch? Heere, en nu is er wat, dat wil ik u vertellen. Nu zijn de Moabieten en de Ammonieten het land binnengevallen. Heere, wij weten niet wat we doen moeten. We kunnen tegen al die soldaten niet op. Maar onze ogen zijn op U. We hopen op U. Wat een eenvoudig gebed. Ontroerend. Ontroerend door het vertrouwen dat daaruit spreekt. Weet u dat de Heere graag heeft dat wij zo tot Hem komen? Afhankelijk. Met groot vertrouwen.

Dan moet u zien wat er gebeurt. Dan komt er een Leviet aan. Hij dringt naar voren op het plein tussen de huilende vrouwen en kinderen door. Niemand kent hem als profeet. Maar de Heere kiest hem uit. En de Heilige Geest valt op hem. Jahaziel heet hij. God ziet, betekent dat. En hij spreekt het woord van de Heere. Een wonderlijk woord. Maar hij wordt met verwondering en met eerbied aangehoord. Hij zegt tegen de inwoners van Jeruzalem en heel Juda maar ook tegen de koning: zo zegt de Heere, weest niet bevreesd. Wees niet bang. Want het is uw strijd niet maar het is Gods strijd.

Trek morgen op want de Heere zal met u zijn. Ja maar, hoe dan? Hoe zal dat kunnen? Wij stellen onze vragen. We willen graag een duidelijk antwoord van de Heere. En wanneer Hij dat geeft, dan schoffelen we de beloften los door ons ongeloof. Binden we de Heere de handen door ongelovige vragen. Hoe kan dat? En hoe weet ik dat? En hoe weet ik dat het voor mij is? De Heere vraagt geloof. Onvoorwaardelijk. Hoe vaak komt Hij naar ons toe in Zijn Woord en gaat Hij voor ons staan? En zegt Hij: denkt u, denkt u dat Ik het wel zeg maar dat Ik het niet doe? Ben Ik zo’n God dan? In de geschiedenis van Israël. Ben Ik zo’n God dan in de geschiedenis van de kerk tot vandaag de dag? Wat een zegen om dan voor Hem te buigen en Hem gelijk te geven. En op Hem te hopen.

Josafat en het volk buigen het hoofd voor het Woord van de Heere. En daar horen we het zingen van de Levieten. Uit het begin van de preek. De Levieten staan op om de naam van de Heere luid en helder te prijzen. Hebben ze Psalmen gezongen? Psalm 52 misschien? ‘Mijn God U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan, ik verwacht Uw trouwe hulp van boven.’ Of Psalm 103? ‘Loof loof de Heer mijn ziel met alle krachten, verhef Zijn Naam zo groot zo heilig te achten.’ Voor elke nood en zorg is er wel een Psalm. Ik denk weleens: wij zingen te weinig. Zingt u nog voor uzelf? Op de fiets, in de keuken, achter het stuur? Deuntjes hebben de plaats van de Psalmen in ons hoofd ingenomen. Onder de oudsten in de gemeente zijn er heel wat die me de jaren door hebben toevertrouwd, dat ze de nachten door als ze niet konden slapen zachtjes Psalmen zongen die ze geleerd hadden. Wat een zegen is dat. Daar wordt je hart door gereinigd voor vragen en voor ongeloof gereinigd.

Opvallend gemeente, dat de Levieten eerst zingen. Ze zingen van de heerlijkheid en grootheid van God. Daarmee zingen ze zichzelf geen moed in maar die woorden die ze zingen roepen als het ware de grote daden van God in aanzijn. Zo is de Heere die voorop gaat. Zo is Zijn Naam. Hij is te kennen uit wat Hij gedaan heeft. Moeten wij morgen het nieuwe jaar in, ziet u ertegen op? Door ziekte en zorg? Wat kan er niet zijn. O, zegt een ander. Ik zie er helemaal niet tegenop. Een nieuw jaar, nieuwe mogelijkheden. Of ik houd mij daar niet zo mee bezig. Nou ja, we zijn toch niet voor niets bij elkaar? Als gemeente waarbinnen de Heere Zijn beloften heeft neergelegd. Wie morgen met de Heere het nieuwe jaar in wil achter Hem aan, die moet vanavond maar zingen. Net als de Levieten. In de voorbereiding op de tocht tegen vijand. Zingen op de Heere.

Dan is er al heel wat dat vanavond niet hoeft. Want dan heb je je handen, en je hart, en je mond vol. Dan kunnen alle overmatige dingen rusten. Geen tijd om overmatig te eten en te drinken. En het jaar uit te knallen. Of eindeloos naar allerlei shows te kijken. Ik heb geen tijd vanavond. Ik moet de Heere zingen. Want morgen, morgen gaan we op weg het nieuwe jaar in. En de volgende dag? Daar gaan ze. Ze trekken naar de woestijn van Thekoa. Ten zuiden van Jeruzalem. Josafat spreekt de troepen toe. Eigenlijk was dat de taak van een priester maar nu doet Josafat dat. Hij spoort ze aan: vertrouw op de Heere uw God. Dan zult u stand houden. Vertrouw op Zijn profeten, op Zijn Woord.

En dan wordt dat wonderlijke leger samengesteld. Voorop dat koor van de Levieten. Ze zingen in eindeloze refreinen tijdens de lange mars: loof de Heere want Hij is goed, want Zijn gunst alom verspreid, zal bestaan in eeuwigheid. En daarachter lopen de soldaten, weet u nog? Zwaarbewapend maar vechten hoeven ze niet. Want de Heere zal voor ze strijden. Nu gemeente, dat blijkt waar te zijn. Want op de een of andere manier zijn de vijanden met elkaar slaags geraakt en hebben elkaar uitgeschakeld en gedood. De Heere heeft voor de Israëlieten gestreden en de buit is voor Zijn volk. Die valt ze zomaar in handen. Zo is de Heere. Zo maakt Hij Zijn Naam waar.

Gemeente, wij zingen vanavond de Psalmen. En morgen? Morgen trekken we het nieuwe jaar in als de Heere het geeft. En de strijd? Welke strijd? Wij zijn zo vaak in zoveel vormen van strijd betrokken. De strijd om het bestaan. De strijd om je boterham. Carrière. Om je baan, om een promotie. De Heere geeft ons geen garantie dat wij krijgen wat wij graag zouden willen. Integendeel vaak. Hij wil dat wij niet verdwalen in de zonden. Hij wil ons behouden. Hij wil ons brengen tot de kennis van Zijn Naam en ons op de weg van Zijn Woord houden. De weg van het geloof en van het vertrouwen. Maar de strijd van het geloof dan? Weet u daar ook van? De vaak zo ongelijke strijd om tegen het ongeloof en de zonden te vechten? En niet onder te liggen maar weerstand te bieden? Hoe zouden we bij de Heere blijven en Hem niet uit het oog verliezen?

Door de raad van Josafat te volgen. Door naar het woord van de profeet te luisteren. De strijd is van de Heere. Hij heeft hem gestreden. In Christus is Hij Overwinnaar. Over zonden en wereld en duivel en dood en alles wat ons tegenkomt en tegen kan staan. En wat is geloven anders, gemeente, dan zelf de wapens laten rusten? En Hem gestreden laten hebben. Je de overwinning in de schoot laten werpen. De overwinning van Christus op Golgotha. Delen in de overwinning om te schuilen bij de Heere. Hopen op Zijn Woord. Op Zijn Christus. Zingen van de gunst die bestaat in eeuwigheid. Wat een vreemde zaak: de gemeente van Putten die al zingend het nieuwe jaar ingaat en het oude jaar uit. Ze zingen. En hun wapens rusten. Ze zingen van de grootheid van God. Wat een vreemd gezicht in een wereld die vertrouwt op eigen wijsheid, en op eigen mogelijkheden, en wat wij zelf kunnen. Vertrouwen op de Heere. Kracht die behoudt, die richting geeft in het nieuwe jaar. In huwelijk en gezin. In de weg die we alleen moeten gaan. In de gemeente. Op het werk. Bij de studie. In welke omstandigheden we ook verkeren. Laten we vanavond zingen. Opstaan. Om de Heere op het hoogste te prijzen. En morgen, morgen zullen we optrekken. De lofzang op de Heere gaat voor de gemeente uit. Gaat voorop. En de woorden van Josafat klinken ons in de oren. Vertrouw op de Heere, dan zult u stand houden. Vertrouw op Zijn profeten, op Zijn Woord. Op Zijn Christus bij wie genade is. Genade en kracht voor zondaren. Dan zult u voorspoedig zijn. Amen.

 

Dinsdag 31 december 2013 – Nieuwe Kerk Putten – ds. G.C. Klok [predikant te Putten] – 2 Kronieken 20 vers 19 en 20