Naast Jezus hingen twee moordenaars. Vaak gaat het over die aan de rechterzijde, die uiteindelijk behouden werd. Dat hij behouden werd, wekt onze verbazing; maar dat de linkse níet werd behouden, moet ook onze verbazing wekken. Hij was zó dichtbij Jezus. Bijna gered en toch verloren. De moordenaars waren allebei zondig, maar bij de linkse ontbrak het aan berouw. Geloven is niet anders dan vragen om vergeving en medelijden. Geloven is niet een gunstbewijs aan God. Maar een gunst vragen. Niet op onze voorwaarden, maar op Zijn voorwaarden. Het is een gunst vragen. Geloven is niet dat we Jezus het voordeel van de twijfel geven. Maar het is een daad van nederigheid. Ik heb beleden dat ik een zondaar ben, ik vraag om vergeving. Die belijdenis en dat gebed wil Jezus zeker horen. Hij zal er voor zorgen dat we net als de rechtse moordenaar bij Hem mogen komen in het Paradijs.

‘En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons.’

– Lukas 23:39

De linkse moordenaar

We halen er drie lessen uit, aan de hand van drie woorden:

  1. Bijna: die man was bijna behouden
  2. Belijden: die man heeft geen schuld beleden, je mag ook zeggen: bekering of berouw
  3. Geloof

Gemeente, ik kan me herinneren dat wij als gezin op vakantie waren in de buurt van Heidelberg in Duitsland. Bij dat rooms-katholieke kerkje stond een groot houten kruis. Onder dat kruis lag een grafsteen. Een oude grafsteen, enkele honderden jaren oud. De pastoor was daar begraven. Er stond een gebed op. Hij had vastgelegd dat er op moest komen dat hij onder het kruis begraven wilde worden, bij dat kerkje. En aan de rechterkant van het kruis, want, zo viel te lezen, want ik hoop (hij wist het niet zeker) want ik hoop dat ik mag zijn als die rechtse moordenaar. Opvallend dat zo’n man zelf niet wist of hij behouden was of niet. Ik weet dat ik bedacht: wat een zegen heeft de Reformatie heeft gebracht, met de zekerheid van het geloof.

De traditie is heel oud om de rechter moordenaar te beschouwen als degene die behouden is. En de linker als degene die spotte en die verloren ging. Laten wij ons vanmorgen daarbij aansluiten. Laten we het hebben over de rechtse en de linkse moordenaar. Ik wil het over de linkse hebben. Zo dicht bij Jezus, en toch verloren gegaan!

We zijn vaak verbaasd over de genade dat die rechtse behouden werd. Zo op het laatst. Weggesleept voor de poorten van de hel. Een minuut voor twaalf. Wedergeboren op de laatste dag van zijn leven. De meest bevoorrechte ter wereld. Zo aan zijn einde gekomen. En toch gered. Het laat zien: het is nooit te laat om God om genade te bidden.

Maar zouden wij niet evenzeer verbaasd moeten zijn over die linkse moordenaar? In die zin: hoe is het mogelijk dat deze man níet behouden werd? Dat die rechtse moordenaar gered is, vraagt als het ware om een verklaring. Maar dat die linkse moordenaar niet gered is, vraagt dat dan niet om een verklaring? Als die rechtse de meest bevoorrechte, dan die linkse de op een na bevoorrechte man?

Moet je bedenken: wie is er ooit zo dicht bij Jezus geweest. De handen aan het kruis raakten elkaar. Bijna. Wie heeft er ooit zo gevoeld hoe pijnlijk en zwaar het lijden van Jezus was, als die linkse moordenaar. Hij voelde het zelf ook. Hij hoefde het niet te doen met inbeelding of met medelijden of met associaties. Maar hij voelde het: hij was zelf ook gekruisigd, de spijkers ook door zijn handen en voeten. Hij heeft het gebed gehoord: Vader, vergeef het hun. Misschien hebben maar een paar mensen het gehoord. Maar deze man heeft het gehoord. Hij heeft daarin het medelijden en de liefde van Jezus gehoord. Hij heeft de bekering en verandering van die rechtse moordenaar gezien. Het waren vrienden in het kwaad geweest, waarschijnlijk. Ze waren net zo slecht. Maar hij zag hoe die ander stil werd. Hij is zelfs persoonlijk aangespoord door die rechtse moordenaar om zich ook te bekeren en zijn zonden te belijden. Hij heeft de oproep gehoord. Zou je niet, net als ik, je zonden belijden?

1. Bijna behouden

Vraagt dat niet om een verklaring, dat deze man gebleven is die hij was? Hoe kwam het dat hij toch verloren is gegaan? Hij was bijna bij de zaligheid. Dat is de eerste les in de preek. Het woordje bijna. Bijna gered. En toch verloren.

Wij hebben in het Nederlands voor het woordje bijna één woord. In het Engels twee: almost en nearly. Ik weet nog dat ik, toen ik 17 of 18 jaar was, in Engeland was. Ik logeerde daar een paar weken. We zaten ’s avonds in de auto, met die Engelse dominee. We reden door het glooiende landschap. Er kwam een duif aan vliegen. Recht op de auto af. Vlak voor de ruit maakte hij een beweging en vloog omhoog. We zagen dat. En schrokken. Ik reageerde en zei: almost death. Nee, hij corrigeerde mij. Hij zei: nearly death. Almost zou betekenen: inderdaad, die duif tegen de ruit, neerkwakt langs de weg, nog een halve minuut leeft en dan dood. Maar nu, op het randje van de dood, maar hij zwenkte, maar springlevend.

Hoe was het met deze man? Almost saved of nearly saved? Hij was nearly saved. Maar toch completely lost. Niet bijna bij de zaligheid. Niet een trap en voortgang. Bijna gered en toch verloren.

Zo zien we om toch in de lijdenstijd dit gedeelte telkens te lezen en te gedenken. Twee moordenaars. Het laat zien dat er twee soorten mensen zijn. Mensen die gered worden en mensen die verloren gaan. Mensen die kind van God zijn; mensen die vijand van God zijn. Gelovig en ongelovig. Er zijn maar twee soorten mensen. Mensen die bekeerd zijn; mensen die onbekeerd zijn. Er zijn maar twee soorten mensen. Mensen die erkennen dat er twee soorten mensen zijn; en mensen die dat niet erkennen. Die rechtse erkende dat: het is behouden of verloren. Vandaar zijn noodkreet. Die linkse hoorde bij de andere groep, die niet geloven dat er maar twee soorten mensen zijn. Hij hield zich niet bezig met zijn bestemming.

Hoe vaak zien we bij ons dat ook niet gebeuren? De verleiding om mensen als bijzonder te zien, bekeerden, zoals de moordenaar. En de rest, al die mensen die nu niet zijn als die rechtse moordenaar? Hoe zal het hen vergaan? Twijfel in ons hart: zouden die mensen verloren gaan? Zou er echt zo’n scherpe tweedeling zijn? Is er geen derde weg, een tussenoplossing? Voor mensen zoals wij natuurlijk. Ja, om nu volledig gered en zeker te zijn, dat is wel hooggegrepen. Zouden er echt maar twee wegen en bestemmingen zijn? Zou er een tweedeling in de gemeente en huiskamers zijn: hel of hemel, geluk of ongeluk, zaligheid of rampzaligheid?

Hoe denk jij of u over bijna behouden? Hoe zie je het woordje bijna? Elke dag een stapje? Vandaag een beter mens als gisteren? Gisteren was het geen fantastische dag, als ik denk aan mijn zonden. Dan denk ik dat ik een stapje terug ging. Dat is almost. Stapje voor stapje een beter mens worden. En dan de laatste dag van je leven en dan ben je er?! Jarenlang bezig. Nee, dat is niet wat de bijbel ons zegt. Het is niet stapje voor stapje beter mens worden. Het is in een keer volledig behouden zijn. In een keer erkennen dat we volledig verloren zijn. Laten we niet tevreden zijn met misschientjes en kansrekening.

Laten we zijn als die rechtse moordenaar. Die zijn hoop opgaf. En alle hoop op Christus stelde. Wie niet sterft als de rechtse moordenaar, sterft als de linkse.

2. Geen schuld beleden

Ik heb geaarzeld hoe ik dit zou noemen. Bekering, belijden, berouw. Ik heb voor belijden gekozen. Als ik bekering had gekozen, denkt u misschien: die rechtse man werd bekeerd. Maar wat is dat? Hoe doe ik dat? Hoe hou ik dat vol? Hoe weet ik of ik dat kan?

Nou gemeente, die man werd bekeerd, die rechtse moordenaar. Maar wat gebeurde er? Hij ging zijn zonden belijden. Hij vroeg om vergeving. Dat is eigenlijk bekering. Je zonden belijden en vragen om vergeving. Hij had berouw. Hij voelde in zijn innerlijk de pijn en teleurstelling over zijn eigen zonden en leven.

En dan komt de vraag, ik houd die vraag vast, dat het om een verklaring vraagt dat die linkse moordenaar niet behoud kwam. Hij kwam niet tot belijden, berouw, bekering. Waarom dan niet? Hij hoefde zijn zonden maar te belijden…

Nou gemeente, dat is het tweede punt: berouw kun je leren en afleren. Als wij elke kans in ons leven voorbij hebben laten gaan, zullen we waarschijnlijk ook de laatste kans aan ons voorbij laten gaan. Die man kon niet meer ontsnappen. Hij weigert eerlijk naar zichzelf te kijken en zijn toestand onder ogen te zien. Hij had de kans van zijn leven! Hij hoefde maar te fluisteren en Jezus zou het gehoord hebben. Hij deed het niet. Hij had maar hoeven vragen: Heere, denk aan mij. Maar hij deed het niet. Hij had het voorbeeld maar hoeven volgen, van die andere moordenaar. Maar hij deed het niet.

Hier zit een waarschuwing in. Laten wij het niet uitstellen. Laten we berouw en zonden-belijden niet uitstellen. Niet denken: later doe ik het wel. Als je bekering uitstelt, stel je het op de laatste dag van je leven ook nog uit. Als je nu geen berouw hebt, dan heb je het dan ook niet. Je bent het dan afgeleerd. Ik wil er niet over speculeren, maar zou deze man als jongen heel gevoelig was? Misschien zonden wel ens beleden, maar afgeleerd. Hij had het nooit meer gedaan. Geldt ook voor ons: als we het evangelie hebben verwaarloosd. Denk je dat je dan op je laatste dag anders zult reageren? Als je nu te laks en oppervlakkig bent… Denk maar niet dat je serieus zult zijn als het einde van je leven zult komen. Ds. Buskes (Amsterdam, ziekenhuispredikant): ‘Ik heb veel mensen zien doodgaan, weinig mensen zien sterven.’ Sterven is wat mensen doen. Doodgaan is wat dieren doen, noemen we dat. Deze mensen hebben oppervlakkig en onnadenkend geleefd. Zo stierven ze.

Ja, gemeente, ga daar maar van uit. Je kunt wel hopen op een late bekering, maar meestal wordt het te laat. Het is waar, gemeente, die rechtse leert ons: het is nooit te laat. Maar die linkse leert ons: het is nooit te vroeg om dat te doen. Niet uitstellen! Deze man sterft zoals hij leefde. En de weinige adem die hij nog heeft, het doet hem pijn om iets te zeggen, elke ademtocht was een marteling voor een gekruisigde, waar gebruikte hij die daar voor? Om te bidden, nee! Om te spotten. Hij heeft zijn hele leven gespot, gevloekt en gescholden. Zo was zijn leven. En zo is zijn sterven. Hij weet wie er naast hem hangt. Hij weet dat Hij Jezus heet: Zaligmaker. Dat deze Man alleen maar goed gedaan heeft. Maar hij heeft niet in Jezus gelooft, in zijn leven, en nu aan het einde gelooft hij nog steeds niet. Spot, ongeloof kenmerkten zijn leven. Die vloeien nu samen in spottend ongeloof en ongelofelijke spot.

Hoe zal ons einde zijn, gemeente? Als je leven vol was met vloeken en schelden? Dan zul je zo sterven. Zo is mijn leven niet, zeg je. Ik ben een nette christen, zeg je. Maar als het bestaan heeft uit aarzeling, twijfel en ja-maars. Dan ben ik bang dat ik moet voorspellen dat je op je sterfbed ook zo zult zijn. Je sterft zoals je leeft. Maar als de eeuwigheid op mij afkomt, als ik besef dat ik voor de poort sta, dan zal die indruk wel zo zwaar wegen, dan zal ik gaan geloven. Nee. In die zin zal je sterfdag niet anders zijn dan elke dag van je leven.

Dat geldt ook ons, als we mogen weten dat we gelovigen zijn. Waarom is het nodig om ons elke keer ons te oefenen in berouw? Psalm 25, die dichter denkt terug aan de zonden van zijn jeugd. Had hij geen zicht op vergeving? Nee, hij stelde de zonden van zijn jeugd weer voor ogen omdat hij zich wilde oefenen in berouw, belijden, bekering. Als wij het niet doen, leren we het af. Dan leren wij het af.

Deze moordenaar had nooit aandacht aan zijn ziel besteedt. En daarom deed hij het nu ook niet. Alles was op zijn lichaam gered. Verlos Uzelf en ons – uiteraard. Verlos ons van het kruis, pijn. Hij wil aan de dood ontsnappen. En verder niet. Het zijn niet zijn zonden (moord, doodslag, alles wat hij verkeerd had gedaan) die hem uit de hemel houden. Nee, dat houdt hem niet buiten de zaligheid – want dan had die rechter er ook nooit gekomen. Maar het probleem ligt in het berouw. Als hij zijn zonden beleden had, dan had hij vergeving gekregen.

Waarom doet hij dat niet? Dat vraagt toch om een verklaring. Hij had het afgeleerd. Ik denk dat elke dominee het herkent. Mensen die het afgeleerd zijn. Waarom vinden de meeste bekeringen vinden plaats op jonge leeftijd. Brakel zegt: voor je 30e. Omdat jonge mensen nog gevoelig zijn, open staan. Hoe ouder, hoe kouder, zeggen we wel. Hoe verder we komen, hoe stugger onze patronen zijn. Hoe verder we komen we in het leven, hoe meer ingesleten onze ja-maars en tegenwerpingen zijn. Daarom: stel het niet uit. Kinderen, als je verkeerde dingen hebt gedaan, vertel het aan God. Dat is berouw, belijden. Wees eerlijk. Het doet misschien pijn van binnen als je het moet gaan zeggen. De bijbel noemt dat berouw. Wanneer? Nu! Vroeg, als kind. Alle menen doen verkeerde dingen. Deze twee waren allebei moordenaars. Maar het gaat over berouw. We moeten oefenen om berouw te hebben. Je zou toch niet willen sterven als die linkse?! Stort je hart uit voor God. Vraag om vergeving. God belooft dat wij straks mogen sterven als de rechtse moordenaar en bij Hem mogen zijn in het paradijs.

3. Geen behoefte aan geloof

Onze derde les. Over geloof. Misschien zegt iemand, als Jezus nou zo bewogen is, zo mild, zo vriendelijk, waarom heeft Hij die linkse dan geen nieuw hart gegeven? Waarom hem niet veranderd? Is het evangelie toch niet moeilijk? Zit er uiteindelijk niet een grote willekeur in: de ene wel, de ander niet. Kunnen we die pastoor niet begrijpen: je weet maar nooit.

Kijk nou eens, deze man, misschien een ruwe bolster, blanke pit. Aan de buitenkant niet gepolijst, maar hij zegt: als U de Christus bent… Zet hij daar niet deur op een kier? Ik wil daar toch wel over nadenken? En, als U het echt bent, U overtuigt mij, dan zal ik in U geloven? Farizeeërs zeiden dat ook, we lezen dat in Mattheus 27. Als U van het kruis komt, zullen we als eerste geloven. Dat is toch mooi. Als je aan het evangeliseren bent, je komt zo iemand tegen, dan heb je een aanknopingspunt. Als U de Christus bent…

En toch, deze man, zijn kijk op geloof is wel heel bijzonder. Hij zegt: ik ben bereid om te geloven als… En dan komen zijn voorwaarden. Hij vindt dat hij goede belemmeringen heeft om te geloven. Hij wil wel, maar het lukt niet. Er zijn twijfels. Als dat nou eens wordt weggenomen. Als mijn vragen en tegenwerpingen worden weggenomen… Maar let eens op, wat gebeurt hier eigenlijk?

Deze man vindt dat zijn bereidheid om te gaan geloven een soort gunstbewijs voor Jezus is. Ik wil wel in U gaan geloven, als… Ik wil wel zo welwillend zijn om U als de Messias te beschouwen, als… Ja. Hij wil eerst zijn zelfgekozen ervaring. Eerst dit meemaken en dan geloven. Maar zo is het niet. Zo werkt het niet. Niet geloven om God en Jezus een plezier te doen, dat er toch nog mensen zijn die in Hem geloven. Nee. Geloven om gered te worden. Verlost van de ondergang.

Jezus gaat er dus ook niet op in. Dan zien we hoe diep het zat: niet zo diep. Dan komt de hoon en de spot terug. Deze man had geen berouw en daarom ook geen behoefte aan geloof. Deze man leert ons wat geloven is: doordat hij niet geloofde. Geloven is niet een gunstbewijs aan God. Maar een gunst vragen. Niet op onze voorwaarden, maar op Zijn voorwaarden. Die rechtse begreep dat. Heere, denk aan mij. Psalm 25: denk aan mij in Uw gena, om Uw goedheid de eer te geven. Uw goedheid moet aan de dag komen. Het is een gunst vragen. Geloven is niet dat we Jezus het voordeel van de twijfel geven. Maar het is een daad van nederigheid. Ik heb beleden dat ik een zondaar ben, ik vraag om vergeving. Ik heb het niet verdiend, maar ik vraag: denk aan mij. Bidden om medelijden. Vragen om onverdiende genade. Wilt U goed zijn voor een slecht mens?

Van de drie lessen die we meekrijgen, het zou wel kunnen dat deze derde de ernstigste is. Ieder die niet gelooft, gaat verloren. Waar bestaat uw, jouw, mijn geloof uit? Is dat mijn prestatie? Is dat een blijk van mijn goede wil? Wat is mijn geloof eigenlijk? Geloof is niet meer (en mag niet meer zijn) dan eenvoudig vragen om medelijden. Vragen om goedheid die je niet hebt verdiend. En deze man deed het niet.

Ligt het aan Jezus als wij verloren gaan? Nee. Het is geen willekeur. Jezus zou zich niet naar ons uitstrekken als wij niet bereid zijn om Hem te vragen om een gunst, om genade. Als wij Hem niet zaligmaker willen laten zijn.

Zo laat deze geschiedenis zien wat niet-geloven is en wat wel-geloven is. Geloven is zo eenvoudig. Doe een beroep op de gewilligheid van de Heere Jezus. Een beroep op Zijn bewogenheid. Jezus, denk aan mij. Vertel wie je bent. En Hij zal het je geven. Waarom? Omdat Jezus goed en genadig is.

Kinderen, ik ga afsluiten met een kort verhaaltje. Het schijnt dat er in Engeland een grafsteen is, ergens, waarop staat: ‘Between the stirrup and the ground, mercy I ask’d; mercy I found.’ Het is op het graf van een man, zijn naam weet ik niet, die man zat op een paard. Paardrijden is mooi, maar kan gevaarlijk zijn. Als je valt, je voet schiet uit de beugel, dan kan je vallen. Als je ongelukkig terechtkomt, kan je overlijden. Deze man was geen gelovige man. Hij was zo onderweg. Het gebeurde dat zijn paard struikelde, de man verloor zijn evenwicht, klapte met zijn hoofd op de grond. Nog een dag leefde hij, toen stierf hij. Maar in die dag dat hij nog leefde, vertelde hij wat er gebeurde: ‘Betwixt the stirrup and the ground, mercy I ask’d; mercy I found.’

Tussen die stijgbeugel en de grond, in die halve seconde, dat ik naar beneden viel, vroeg ik om genade en kreeg ik genade. I mercy ask, I mercy found. Dat is God, zodra wij bidden om genade. Zodra wij bidden: Jezus, denk aan mij, arme zondaar. Zou Hij wachten? Nee. Zodra wij bidden om genade, krijgen wij genade. Want, gemeente, zo dichtbij is Jezus. Niet alleen bij de rechtse of linkse moordenaar, ook bij ons vandaag in de kerk, als wij thuis meeluisteren. Hij hoort onze woorden. Hij kent ons hart. Hij vraagt om onze zonden te belijden. Wie zijn zonden belijdt en laat die zal barmhartigheid ontvangen. Amen.

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor ’t heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien ’t mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in’t vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank’ oprechtheid voedt.

– Psalm 32:1 (berijmd)

 

Hersteld Hervormde Gemeente Apeldoorn, Victorkerk, zondag 15 maart 2020. Vierde lijdenszondag. Online dienst i.v.m. maatregelen coronavirus. Schriftlezing Lukas 23:26-43.