Jesaja profeteert dat het volk Israël zal terugkeren en dat ze niet zullen zwijgen over Gods redding. De Messias, Jezus Christus, heeft alle gerechtigheid vervuld. Wij doen vanuit onszelf geen recht, dat moet bij God vandaan komen. Als God het volk opzoekt, krijgt het een nieuwe naam. Eerst troosteloos en verlaten, dan eeuwig bij de Heere en Zijn Bruid.
Niet zwijgen, want je krijgt een nieuwe naam
Het is vandaag Israëlzondag. Maar toen ik met de voorbereiding bezig was, zat de startzondag nog in mijn hoofd. We luisterden naar Psalm 87, die stond toen centraal. Het gaat opnieuw over dat wij niet stil zijn. Toen was het de lofzang. Opnieuw is het: niet stil zijn. Dat is blijkbaar iets wat de Heere zegt tegen ons. Je kunt uiteindelijk niet stil vallen. Een gelovige die barst uit in zingen, of in ieder geval dingen zeggen.
Dat zie je in Jesaja 62. Een profetie in drie delen.
- Eerst omwille van Sion,
- dan de wachters
- en het derde het volk dat moet komen.
Steeds groter, meer. Eerst Jesaja, dan een groep, dan iedereen. Het evangelie trekt steeds grotere cirkels. Wij zwijgen niet – als het goed is. Wij vertellen het. En de mensen om ons heen ook.
1.
Om Sions wil zal ik niet zwijgen. Er is discussie in de commentaren of het Jesaja is of de Heere zelf. Het is Jesaja die dit namens de Heere zegt. Hij wordt door de Geest geleid. Niet zwijgen. Waarom niet? Totdat haar gerechtigheid er zal zijn. Een van de kernwoorden uit de bijbel.
Als je aan mensen vraagt om een kernwoorden (dus niet namen), dan zeggen ze snel: liefde. Klopt. Maar in het Oude Testament is gerechtigheid misschien wel net zo belangrijk.
Waarom kwam Jezus naar de aarde? Waarom moest de Messias komen? Hij kwam uit liefde maar deed dan om de gerechtigheid. Omdat wij geen recht doen – naar God niet en naar onze naaste niet.
Israël maakt dat aan den lijve mee. Ze zijn in ballingschap omdat ze de afgoden dienden. Jesaja zegt: er zal gerechtigheid komen. Dat je doet wat de Heere van je vraagt, omdat dat goed is. Het ontbreken van gerechtigheid, dan ontstaat er onrecht. Ook tussen mensen onderling maar ook in de relatie met de Heere.
Jesaja 62 gaat over de liefde van God tot Zijn volk. De duisternis wijkt voor het licht en het vuur. Licht van de gerechtigheid en vuur van het heil. Dat wordt zichtbaar. De volken en koningen zullen het zien. Allemaal. Dat zegt Jesaja. Het gaat niet alleen om de volken om Israël. Nee om de hele wereld. Dat ze zien dat er in Israël gerechtigheid is. De wereld komt in beeld als de gerechtigheid in Israël komt.
Wij doen daarin mee. Wij zijn geen joden. Kunnen we ook niet worden. Wij vallen wel onder die volken. Die die gerechtigheid en majesteit zien. De luister en grootheid. Dankzij de gerechtigheid, in Jezus Christus.
En dan komt voor het eerst die naam. Het gaat om twee dingen vooral hier: niet stil zijn en die namen. In de Bijbel hebben namen betekenis. Je geeft niet zomaar een naam omdat ‘ie leuk klinkt. Nee. Namen hebben een betekenis. Soms wordt een naam veranderd. Jacob (hielenlichter) wordt Israël (strijder voor God). Dat zie je vaker. Ook bij Salomo. Die is wat onbekender. Hoe heette hij eerste instantie? … Salomo is vredevorst, sjalom. Namen geven een betekenis aan degene die het draagt.
Soms dus bijna scheldnamen. Want dat hadden ze. De Heere zegt: je krijgt een nieuwe naam. Dat bepaal Ik zelf. Niet dat oude scheldwoord, scheldnaam. Maar een nieuwe. In Mijn hand zul je schitterend zijn. Een kroon. Teken van majesteit en luister. Een schittering. Een koninklijke tulband. In het oosten hebben ze dat. Je bent Mijn kroon op Mijn werk.
Bij zoiets kan je niet een naam dragen die uiteindelijk een soort scheldnaam is. Geen naam die niet recht doet aan de situatie door het werk van de Heere. Die naam mag je dragen.
Toen Naomi terug kwam uit Moab, zei ze, noem mij naar Mara. Toen het weer goed ging, werd ze weer Naomi genoemd. Zo ook hier. Niet langer de verlatene. Dat mensen zeggen: waar is je God? Wie zorgt er voor je? Je bent verlaten! Eenzaam. Je hebt geen hulp meer. Je zult niet langer troosteloos worden genoemd. Woestijn. Desolaat iets. Dat zie je soms voor je. Een land waar niets is. Een land waar je honger lijdt. Dat is geweest.
Maar Mijn verlangen: Mijn Bruid! Dat is iets heel anders. Degene met wie je trouwt. Het land wordt ten huwelijk genomen. Het Hebreeuwse woord onder trouwen of huwelijk heeft ook iets van bezit in zich. Een man en vrouw bezitten elkaar. De Heere bezit dat land. De Heere koopt dat land. Dat zie je ook met de bruidschat. Dat kennen wij niet. Ik weet niet hoeveel ik voor mijn vrouw had moeten betalen. Je gaat ook niet afdingen.
De Heere heeft gekocht. Met bloed. Door Jezus Christus, onze Heere. Dit gaat over Israël. En over de Messias. Die koopt. Je kunt zeggen, ik ben geen jood. Maar zonder Christus, zonder gekocht te zijn, zonder Gods verlangen, ben ik dan niet verlatene, troosteloos oord. Wat is mijn naam als ik niet bij God hoor?! Als ik niet van Hem ben? Welke scheldnaam zullen ze tegen mij zeggen. Wel een naam die de werkelijkheid benadert. Mijn toekomst is dan troosteloos. Een woestijn. Waar niets in groeit of bloeit. Wij noemen dat de hel. De woestijn is een hel. Zonder God en de Heere. Alleen zijn, van God verlaten. Het zal maar je naam zijn!
Maar je kan je naam niet zelf veranderen. Je kunt niet zeggen: ik wil Uw bruid heten. Nee. De Heere verlangt naar jou. Die doet het. Dat is waarom Christus is gekomen. Omdat het het verlangen van God was. Om Mijn verlangen. Mijn welgevallen. Daarom! Het is werk van de Heere. Omdat wij de gerechtigheid niet kunnen volbrengen.
Dat is de toonzetting van het eerste gedeelte. Van gerechtigheid die wordt verkregen door liefde.
2.
Dan gaat het verder. Jesaja gaat spreken tot de mensen. Tot de wachter. Ze mogen niet zwijgen. Niet bij dag en nacht. Je moet door spreken. Wat moet je dan doen? Ten diepste: tot God spreken. God aan Zijn Woord houden. Heere, U hebt het beloofd. Het zwijgen mag er niet zijn. Heere, U hebt het hoofd. Gun hem geen rust, staat er. Je moet het continu zeggen. God heeft dat zelf gezegd. Dat is iets wat wij niet kunnen begrijpen. Als je continu een ander zou bevragen, dan wordt diegene boos. Mama, papa, niet een keer of twee keer, op een gegeven moment wordt zo’n vader boos. Nee. Nou weet ik het wel. Of naar minister president Rutte. Telkens vragen. Nee.
Maar naar de Heere. Ik wil niet troosteloos zijn. Ik wil Uw bruid zijn. De Heere zegt: ja dat moet je continu vragen. Gun je zelf daar geen rust in. Gun Mij ook geen rust daarin. Ik ga het doen, wat Ik heb gezworen. Kom bij Mij en vraag het Mij. Dat is het centrale. Ik ga het doen. En heel concreet.
Jullie zullen de Heere loven en prijzen om wat Ik ga doen. Zelf in Mijn voorhoven. Maar de tempel is er niet?! Hij is verwoest. Vandaag ook. Verwoest. Toch zegt de Heere: jullie zullen dat in Mijn voorhoven doen. Het is gebeurd. De tempel is herbouwd. Jezus liep door de tempel. Dat leek onmogelijk. Maar het werd mogelijk door de Heere.
Maar de Heere geen rust gunnen, betekent dat je het vertrouwen hebt dat wat Hij heeft gezworen, dat dat zal gebeuren. Door Zijn sterke arm. En macht. Dat is iets voor ons. Hoeveel vertrouwen wij de Heere? Dat de Heere doet wat Hij beloofd? Of bouwen we meteen de twijfel in? In mijn studententijd zat ik in het studententijd. Time of prayer. Ik werd ingedeeld met een uiterst fanatieke gelovige. Waar wil je voor bidden? Ik noemde iets. We gaan bidden. Het zal gebeuren, zei hij. Waar twee of drie in Mijn naam samenkomen… Vertrouw ik de Heere wel? Of calculeer ik in dat het niet gebeurd? Niet vol vertrouwen om gevraagd.
Dat is iets voor ons. Gun Hem geen rust. Hij heeft Zijn sterke arm. En Hij heeft gezworen. Als de Zijn bruid en verlangen bent, durf dan het vertrouwen te hebben dat Hij het zal doen. Kijk maar waar het over gaat. Je zult in Mijn voorhoven wijn drinken. Nou ja, Jesaja, dat kan je wel zeggen, dat moeten we eerst maar zien. Maar het is gebeurd! Als wij iets vragen van de Heere. Houd je vast aan het ‘het zal gebeuren’.
3.
Wat moet je nou doen? Ga door de poorten. Ga er doorheen. Maak de weg vrij. Ga! Maak de weg glad. Steek het vaandel omhoog. Vaandel van de overwinning. De Redder komt. Je heil, je Messias.
In Jesaja’s tijd wijst het uit naar de komst van Jezus. En in onze tijd nog steeds. Hij heeft Zijn loon bij Zich. Het loon van Zijn werk. Loon van Zijn lijden en opstanding. Onze redding. Heeft Hij bij zich. Onze eeuwige redding en toekomst.
En dan komen opnieuw namen. Weet je hoe je dan genoemd wordt? Heilig volk. Volk dat is vrijgekocht. Geliefden. Nooit verlaten stad. Dat worden je namen. Ja, eerst verlaten en troosteloos. Nu heilig en apart gezet. Geliefden. Dan komt die liefde die in de profetie eronder ligt, naar voren. Je bent nooit meer verlaten. Nooit meer eenzaam. Nooit meer zonder God. Dat is je toekomst. De toekomst van de Heere.
In Jesaja’s tijd was dat voor Israël een concreet verlangen: om terug te keren naar het land. Het heiligdom weer terug. Niet slaaf van Babel. Maar vrijgekocht, in hun eigen land. Apart leven en niet langer tussen die volken in Babel. Dat was hun aardse toekomstperspectief. De tijden gaan door. De Messias is gekomen.
Wat is nu het toekomstperspectief? Nog steeds: geliefden, nooit verlaten stad. Het hemels Jeruzalem. Het Jeruzalem dat ooit zal neerdalen. Waar je nooit verlaten zult zijn. Waar de Heere alles is en in allen. We zijn er samen naar op weg, samen met Israël. Vooral, achter de Messias aan. Die ons heeft vrijgekocht. Die ons nooit verlaten heeft – de Geest is er. Dat we dan een heilig volk mogen zijn. Israël blijft Gods volk. Laten we dat nooit vergeten. Wij mogen er wel bij horen. Laten we Hem danken voor die nieuwe naam: volk, vrijgekocht, nooit verlaten stad. De Heere die nabij is. Door Jezus. Die de gerechtigheid heeft volbracht. Hij heeft ons geliefd tot het einde.
Amen.
God is getrouw, zijn plannen falen niet,
Hij kiest de zijnen uit, Hij roept die allen.
Die ’t heden kent, de toekomst overziet,
laat van zijn woorden geen ter aarde vallen;
en ’t werk der eeuwen, dat zijn Geest omspant,
volvoert zijn hand.De Heer regeert! Zijn koninkrijk staat vast,
zijn heerschappij omvat de loop der tijden;
een sterke hand, die nooit heeft misgetast,
blijft met het heilig zwaard des Geestes strijden;
de adem zijner lippen overmant
de tegenstand.De Heil’ge Geest, die haar de toekomst spelt,
doet aan Gods kerk zijn heilgeheimen weten;
Hij, die haar leidt en in de waarheid stelt,
heeft zijn bestek met wijsheid uitgemeten;
Hij trekt met heel zijn kerk van land tot land
als Gods gezant.Gezang 304 (Liedboek voor de Kerken, 1973)
Hervormde Gemeente Sluipwijk, zondag 4 oktober 2020, 10 uur. Schriftlezing Jesaja 62.