Uit de gelijkenis van de schat in de akker leren we dat we op zoek moeten naar het Koninkrijk. Op enig moment stuit je op het Koninkrijk, op Jezus. En dan is de vraag: wat heb je ervoor over? Als het van ons afhangt, zou het er misschien niet van komen. Wij twijfelen en willen liever niet ons leven opgeven. In de andere gelijkenis, die van de parel van grote waarde, zien we Christus die op zoek gaat naar ons. Hij heeft Zijn leven gegeven, de rijkdom van de hemel achtergelaten, om ons rijk te maken. Het geloof begint altijd bij God en hangt niet van ons af!
Schatrijk
Hoe kom je bij elkaar? Dan moet een van de twee in beweging komen. Wie komt in beweging? Geen van tweeën misschien? Je moet tegen een van de twee zeggen: jij moet in beweging komen. Je kunt het ook tegen allebei tegelijk zeggen. Hoe komen ze bij elkaar? Als de een zegt: dat doe ik niet. Dan is er nog maar een oplossing: als de ander zegt, ik doe het wel.
Het gaat vanmorgen over twee gelijkenissen. De gelijkenis van de schat en de gelijkenis van de parel.
We beginnen met de gelijkenis van de schat. Jezus vertelde vaak voorbeelden, verhalen. Soms lange gelijkenissen. Soms kort. Vanmorgen twee korte. Van de schat en de parel. Alle twee gaan ze erover: hoe word je rijk? Zonder dat je er veel voor moet doen, maar je moet er wel wat voor doen.
Het koninkrijk der hemelen lijkt op een schatkist. Zegt Jezus. Die is in de grond begraven. Ergens in de grond. Soms lees je nog wel eens dat mensen een schat gevonden hebben. Met een metaaldetector. Bijvoorbeeld munten uit de Romeinse Tijd. Die munten zijn goud waard. Als je zo’n schat vindt, kan je hem er wel uit halen, maar de schat is niet van jou. Die is van de eigenaar. Wat moet je dan doen? Wat de man doet in de gelijkenis? Gevonden, snel aarde eroverheen, en dan naar de eigenaar. Ik was toevallig bij de akker. Ik vind hem wel mooi. Mag ik hem kopen? U doet er niks mee. Ik wil hem wel hebben. Ik betaal u er goed voor. Vraagt u maar, hoeveel is die akker waard. Die man noemt een geldbedrag. Maar om ‘m dan te krijgen, moet je ongeveer alles verkopen. Maar goed, hij koopt die akker. Voor die ene vierkante meter. Want daarna is die schat van hem.
Jezus zegt: zo word je dus rijk met het koninkrijk. Op een gegeven moment stuit je op de Heere Jezus. Je hoort en leest over Hem. Je stuit op Hem. In de moslimwereld gebeurt het met een droom. Je stuit op Hem. Je bent Hem nog nooit tegen gekomen. En nu opeens wel. Het wordt je verteld wie Hij is. Over Zijn trouw en liefde. En ineens merk je: dit is zoveel waard! Dat ik daar alles voor over heb. Wat eerst belangrijk was in mijn leven, is nu niet meer belangrijk. Maar nu… Nu ben ik bezig met die schat. Ik lees in de Bijbel. Ik bid. Ik zing. Ik ben ermee bezig. Ineens wordt die schat zoveel waard! Al het andere is minder waard. Want ik heb een schat gevonden. Ik heb dat gevonden wat mij rijk maakt.
Jezus zegt, dat is de ene kant. Als je nou denkt, dit is te moeilijk. Of ik heb er geen zin in? Je zal maar die schat in de akker zien. Maar ja, da’s wel moeilijk. Die schat ligt er wel. Het koninkrijk. Maar ik heb geen zin. Ik moet veel moeilijke dingen doen. Ik moet alles verkopen. Daar heb ik geen zin in. En is die schat echt zoveel waard? En als ik die akker heb gekocht, vraagt die man, waarom wil ik ‘m kopen. En als ik straks rijk ben zeggen de buren straks: geef eens wat aan ons. De vragen en de mensen… Ik heb er geen zin in. Laat maar liggen. Ik ga niet in beweging komen. Die schat, het kan me wat, ik doe er niets mee. Het koninkrijk van God en Jezus: het is zo moeilijk, ik moet zoveel opgeven… Arm? Nee ik ben niet arm. Ik heb het goed. Ik ben comfortabel. Ik ben niet onverschillig. Maar om nou echt, echt… Nee, dat is me teveel. Ik wil en kan het niet. Ik weet dat die schat er is. Maar die laatste stap hè…. Om die schat van mezelf te laten zijn. Ja?! Dat vind ik moeilijk. Onmogelijk. Gaat me niet lukken. Als het erop aan komt, laat ik die schat in de akker zitten. Ik kom er niet. Ik sta stil.
Ik denk dat de mensen in de tijd van Jezus ook die gedachte moeten hebben gehad. Alles verkopen? Kan. Maar misschien doe ik het niet. En daarom vertelt Jezus er nog een korte gelijkenis achteraan. Over de parel.
De parel. Opnieuw is het koninkrijk der hemelen gelijk aan… Opnieuw. Weer die liefde en trouw. Nu is het geen schat. Maar een koopman. Niet toevallig mee in aanraking. Nu is het een actief iemand. Een koopman. Zoeken naar handelswaar. Ineens is het iets heel anders. Het draait nu om. Het koninkrijk wordt actief. Die is op zoek naar parels. Koopwaar.
Op een dag vindt hij een prachtige parel. Groot, gaaf, glanzend, rond. En duur! Ontzettend duur. Grote waarde. Misschien nog wel duurder dan die schat in de akker. Je staat soms verteld van bedragen van sieraden. Een heel jaarsalaris!
En die koopman besluit dat die die ene parel wil hebben. Wat moet hij daarvoor doen? Alles verkopen wat hij heeft. Net als in de vorige gelijkenis. Dan kan hij de parel kopen. Dan is die parel in het bezit van de koopman, deel van het koninkrijk.
En dan kan je de vraag stellen: maar als die koopman denkt, dat is me te duur? Te moeilijk? Als die denkt: dat ga ik niet doen? Wat dan?
Dat is het verschil tussen beide gelijkenissen. Verschil van perspectief. Verschil tussen of je zeker weet of het gebeurt of niet. Die schat, dat zijn wij zelf. Op zoek moeten en alles verkopen. We twijfelen. Doen we het wel?
Die parel, die koopman, God. Die heeft er wel alles voor over. Jezus Christus, Zoon van God. In de vroege kerk hadden ze daar een lied over: Hij heeft alles achter zich gelaten. Hij heeft die rijkdom achter zich gelaten. De rijken van deze wereld hebben niets vergeleken met God. Hij werd een slaaf. Iemand die niets bezit. Hij heeft in de termen van de gelijkenis: alles verkocht. En toen een nog niet genoeg was, gaf Hij zijn leven. Om die parel te kunnen kopen. Om die mens te kunnen kopen. Hij heeft dat gedaan.
Die schat in de akker: dan moet je naar jezelf kijken. Maar die parel; dat heeft Hij gedaan. Dat weet je wel! Voor ons: je kunt twijfelen aan jezelf. O je nou echt die schat, dat Koninkrijk zou doen. In de wereld van vandaag wordt het afgeraden. Maar je hoeft nooit aan Gods kant te twijfelen. God deed het wel. Wie kwam bij wie? Wie nam de beslissing? De mens, die naar God toe gaat? Of God naar ons?
Die mens kan zeggen: ik doe het niet. En dan gebeurt er niets. Maar God zei niet: Ik doe het niet. De Heere zei: Ik ga wel. Ik ga naar de aarde. Ik kom bij die mens. Ik koop die mens. Ik bevrijd Hem van alles wat Hem gevangen houdt. Van alles wat hem ten diepste straatarm maakt.
Bij het Tent Event waren er mensen van het Leger des Heils. Ze vertelden over mensen die ze opvangen. Mensen die niets meer hebben. Mensen die een nummer zijn – als je niet uitkijkt. Wat doen ze? Ze geven je een thuis, je mens-zijn, je waardigheid. Die mensen die komen, waren verslaafd. Elke verslaving kost je je geld, goed en geluk. Kijk eens hoe duur een pakje sigaretten is, en hoeveel geef je uit op jaarbasis. Een mens moet bevrijd worden. Bevrijd van wat de mens arm maakt. Die bevrijding kan alleen voor God. Dat is de basis van het werk van het Leger des Heils.
God die naar ons toekomt om ons te bevrijden van dat wat ons arm maakt. Om ons schatrijk te maken. Dat gebeurt er in de gelijkenis van de parel. Die parel was namelijk van iemand anders. Jezus moest hem kopen. Een mens die niet van de Heere is, is van iemand anders… Een verslaving, duivel, jezelf; je wordt er niet rijk van. Rijk word je in Christus.
De kinderen kregen wat mee bij het Tent Event. Een schatkistje. Zo dat je beseft: Hij zoekt mij op. Hij vraagt dat ik Hem opzoek. Als het mij niet lukt, mag ik erop vertrouwen dat Hij mij zoekt. Ik moet wel op zoek naar die schat. Elke keer weer zoeken naar God. Je kunt niet stil blijven staan. Dan gebeurt er niks en kom je niet bij God. God is altijd in beweging naar mij toe. De Heere die koopt. Hij betaalt met Zijn bloed. Daar leef ik uit. Wat ben je dan? Een parel in Gods hand. De hand van de Vader. Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 27 oktober 2019. Evangelisatiedienst n.a.v. Tent Event afgelopen week (herfstvakantie). Schriftlezing Mattheus 13:44-46.