De schrijver van de Hebreeënbrief houdt zijn lezers voor dat ze het einde van wedloop in het oog moeten houden: de toekomstige vreugde van het eeuwige leven. Wie tot het Avondmaal komt, moet geloven dat God bestaat, en meer nog: dat Hij ook voor mij zorgt. Avondmaal vieren vindt plaats in het midden van de gemeenschap. Als gelovigen zijn we omringt door een wolk van getuigen – en zo zijn we ook verbonden met hen die ons zijn voorgegaan en met hen die na ons zullen volgen. Onderweg naar Gods toekomst moeten we het doel, namelijk Christus, in het vizier houden om ervoor te zorgen dat we de wedloop ook daadwerkelijk uitlopen.

Wat doe je nou eigenlijk als je naar die tafel loopt? Wat doe je dan? Ja, je loopt naar de tafel. Je staat op. Je bent genodigd. Het is een bevel. Doe dit! Niet, je mag er over nadenken. Het is een dringende nodiging. Kom aan de tafel zitten. Brood en wijn.

Als je dan opstaat, als je dan onderweg gaat naar die tafel, als je dan gaat zitten, waar gaat het dan om? Wat doen wij aan die tafel?

De schrijver van de Hebreeën zegt: wie tot God komt. Wij naderen tot God. Niet letterlijk, geen altaar of beeld. Maar toch. Je nadert tot God. In dat brood en wijn, in die tekenen van Jezus Christus. Je nadert. Wie komt. Dat doen we dan.

Wat moet die doen? Die moet geloven dat Hij is. De schrijver heeft uitgelegd wat geloven is. Maar nog meer: dat Hij is. Dat Hij bestaat. Hij voor je zorgt. Dat Hij is! Zoals over Hem geschreven. Je moet geloven in Hem.

Onderweg in het leven of naar de tafel moet je niet geloven in jezelf. Dat zegt het formulier ook. Integendeel! We komen tot Hem. We zien brood en wijn. We komen omdat we door Hem geroepen zijn. We komen om Hem. We geloven dat God is. Dat Hij aan de tafel aanwezig is. Als gastheer. Als degene die ons het geeft. Wij geloven dat Hij is.

Maar ook, zegt de schrijver, dat Hij beloont wie Hem zoeken. Je loopt naar die tafel toe. Je gelooft door de genade van God dat Hij is, je gaat zitten, je ontvangt brood en wijn, je zit daar met die anderen. Want Avondmaal kan je niet alleen vieren – altijd in de gemeenschap. Hij beloont! Hij geeft. Niet onze verdienste. Wel: dat het gevolg geven aan Christus’ roep, ook ons wat geeft. De gemeenschap, het proeven hoe goed Hij is, het weer door je heen laten gaan wat het de Heere Jezus heeft gekost zodat wij avondmaal kunnen vieren en kunnen leven.

Filippenzen 2: Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij had alles. Hij troonde op de lofzangen. Toen had Hij niets meer, toen Hij naar de aarde kwam. Het is eerste Advent. Hij kwam. Hij gaf alles op. Een slaaf heeft niks. En mag niets. Moet doen wat zijn meester beveelt. Hij die alles had, hield niets over.

Maar: God heeft Hem uitermate verhoogd. Hij stierf de smaaddood. Hij hield een doel in het oog. Hij was onderweg met het doel ons te redden.

Aan die tafel, wie komt, wie zoekt, Hij is, Hij laat je dat weer zien. Hij laat je dat weer proeven en smaken. Hoe groot Zijn liefde is!

We komen niet om te laten zien hoe goed we zijn, dan zou niemand kunnen komen. Maar om Hem. En om Zijn liefde.

We doen dat niet alleen. Maar met elkaar. Als gemeente. Daarom is er die tafel. Met elkaar aanzitten. Elkaar brood en wijn aanraken. Je pakt het niet. Nee, het wordt je aangereikt. Je reikt het weer de broeder of zuster naast je aan. Het is niet van jou. Het wordt je gegeven. Daarom vieren wij avondmaal in de gemeenschap. Als broeders en zusters die het allemaal krijgen. Die leven uit het offer. Daarin zijn we niet de enigen.

Hebreeën 11 gaat over veel broeders en zusters. Geloofshelden. Veel groter in het geloof dan wij zijn. Je moet je niet vergelijken met Abraham of Mozes. Maar wel, die geschiedenis van mensen, door de Heere getrokken. Die menigte. ’s Ochtends 4 tafels en ’s middags 1. Dat zijn er dan 176, als er 44 aan de tafel passen (dat zei de koster). Als je aantallen zou tellen, zou je er zoveel vergeten. De mensen die vroeger aanzaten. De mensen die er nog zullen zitten.

Want, als je met de gemeente zit, zit je met meer. Ten diepste met allen die leven uit Christus. Die wolk van getuigen. In al die landen. In het buitenland gaat het net anders of heel anders. Verschillend. Soms details. Maar overal wijn en brood. Daar en hier moeten die mensen het hebben van het offer. Wij zijn omringt door die menigte. We leven er middenin. We zien het niet. Ze zijn ons voorgegaan. Die als het ware niet meer zichtbaar zijn, ze zijn in de toekomst van de Heere.

De schrijver van de brief gebruikt een sportbeeld. Het geloof, weet je, en de weg die we hebben te gaan, is een wedloop. Een hardloopwedstrijd. Je loopt in een stadion. Een baan van 400 meter. Zo lang is een atletiekbaan. Op de tribune zitten mensen die je aanmoedigen. Mensen die vroeger hebben hardgelopen. Als wij het gehaald hebben, kan jij het ook. Wij zijn niet beter in het geloof. Wij hebben het gehaald dankzij Jezus Christus. Wel het doel in het oog houden. Het oog daarop.

Het doel, want zonder doel zijn is niet best. In het Grieks, wij hebben het vaak over God. Teleologie: gericht zijn op God. Je moet een doel hebben. Een doel om aan de tafel te komen. Dat is Christus. Doel waarmee we door het leven gaan. Dat is Jezus en Zijn toekomst. Leven uit wat Hij heeft. Wij zijn doelgericht.

Wat als je geen doel hebt? Er zijn veel mensen die dat niet hebben in onze maatschappij. Wat is je doel? Geen idee. Ik ga op een gegeven moment dood. Wat doe je? Een leuk leven hebben. Het moet leuk, spannen zijn. We moeten wat meemaken. Daarom zijn de weekenden belangrijk. Het moet in die dagen gebeuren – en in de nachten.

Wat is ons doel? Je bent als het ware aan het hardlopen. Rondje na rondje na rondje. Heeft iemand van u dat wel eens gedaan? Ik niet. Ik ben het ook niet van plan. Het is zo ontzettend saai. Een rondje en daarna weer een rondje. 10 kilometer, dan moet je 25 rondjes lopen. Kom ik weer dat zelfde stukje tegen. Na rondje 10 denk je, ik stop ermee. Dat gebeurt op moment dat je niet doelgericht bent. Waarom zou je het doen? Waarom? Je komt elke keer langs die finishlijn en dan moet je weer een rondje. Als er geen doel is? Dan is het vermoeiend en saai.

Als je doel er in het leven niet is, waarom zou je dan een wedloop lopen? Dan doe je dat niet. Dan ga je andere dingen doen. Niet doelgericht. Maar dan kom je nooit aan bij de finish. Nooit. Want daar ben je dan niet mee bezig. Als je niet volhoudt, kom je ook niet aan bij de finish. Je komt slechts aan als je gefocust bent, gericht op.

Dat moet je schrijver: gericht op Jezus. De leidsman en voleinder van het geloof. Jezus was zelf ook zo gericht. Het kruis verdragen en de schande veracht. Hij zag de vreugde. Hij zag het doel: de vreugde van het leven in de toekomst. En wij zien dat ook, als het goed is. En daarom hebben wij een doel. Het doel is Jezus Christus. Wij leggen ronde na ronde af in het leven. We komen om de zoveel tijd langs die lijn. De start en finishlijn. Of beter gezegd: om de zoveel tijd bij het avondmaal. We gaan weer een nieuwe ronde in na het avondmaal.

Voordat je je doel uit het oog zou verliezen, voordat je zou denken ‘moet ik weer’, denk je aan het einde van dat rondje: ‘mag ik weer aanzitten aan Zijn tafel’. Hij wijst me weer op de toekomst die wacht. Weer proeven en smaken dat Hij goed is. Mag ik weer, weer, weer

De Heere heeft het ingesteld: doe dat totdat Ik weer kom! Aan het avondmaal op aarde zit als het ware een einde. Een finishlijn, om in het beeld te blijven. Het avondmaal van het Lam. Maar elke keer weer, door het leven heen, geeft de Heere die momenten dat je weer wordt bepaald bij wat nou je doel is waar het om gaat. Waarom wij door het leven gaan, en doelgericht.

Wij worden zo afgeleid hè. Je bent bezig, je ziet wat gebeuren, je hoort wat, je bedenkt wat. Je bent afgeleid. Tempo gaat eruit. Het wordt minder. Je maakt nog net die ronde af. En dan word je weer gefocust. Je liet je afleiden door weet ik wat, je eigen gedachten. De Heere richt je weer op Hem. Op Zijn toekomst. Niet alleen jou, maar al die mensen die onderweg zijn. Ik richt je weer op Mij. Wij houden het oog gericht op Jezus. Op Hem die ons de toekomst heeft gegeven.

Het lijkt mij dat als je de wedstrijd hebt uitgelopen, dat je blij bent. Blij dat je over de finish kwam. Die vreugde heb je niet als je halverwege stopte. Dan heb je een kater. Geen blijdschap. Vol goede moed begonnen. Het lukte niet. Maar je deed het niet! Dan houd je geen vreugde over. De vreugde moet je in het oog houden. Die heb je in het oog bij het avondmaal: het is het vreugdemaal van Hem. Het gaat om de vreugde van het einde.

Als je dan aanzit, dan heb je al wat van die vreugde en blijdschap. Hij heeft de toekomst verzekerd. Hij zal het doen. En ik weet niet of ik uit mezelf nog een rondje zal volbrengen. Ik denk het niet. Maar het lukt Hem wel. Hij zorgt ervoor. Ik leef uit Zijn trouw. Uit Zijn liefde. Ik leef onderweg. Ik zie aan de tafel Zijn liefde en zorg.

Wanneer de finish is, weet ik niet. Hoe die eruit ziet? Weet ik niet en weet ik wel. De hemelse startlijn: de vreugde. Onderweg leef ik van avondmaal naar avondmaal. Leven van Zijn liefde en trouw. Hij is getrouw! Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 1 december 2019, 17 uur. Schriftlezing Hebreeën 11:1-6 en 12:1-2. Geloofsbelijdenis met Nicea-Constantinopel. Voortzetting en dankzegging Heilig Avondmaal. Lezen aan Tafel: Filippenzen 2:5-11, zingen Psalm 103 vers 2.