Jakobus en Johannes vragen aan Jezus of ze – als Hij in Zijn Koninkrijk zal gekomen zijn – aan Zijn linker- en rechterhand mogen zitten. Jezus wijst hen op de beker en de doop. Hij gaat in de plaats van de Zijnen naar het kruis en daarom kunnen zij uit Zijn beker van verlossing drinken. Dat is een verrassend antwoord, zeker omdat we geneigd zijn moralistisch naar de vraag van Jakobus en Johannes te kijken. Jezus lijdt en sterft in onze plaats, er vindt een kruislingse verwisseling plaats. Hij verlaten opdat God ons nabij zou zijn.
Gemeente, dit is de derde keer dat Jezus sprak over het lijden. Was een keer niet voldoende? Hij had gezegd dat Hij verworpen moest worden. Was dat niet blijven steken? Zagen ze Zijn ernstige gezicht niet? Hij maakte het bekend aan mensen. Nee hoor. Ze begrepen het niet. Ze snapten het niet. Jezus verworpen? Het kernwoord van de eerste aankondiging in Markus. Voor de tweede keer, met dezelfde inhoud. Dan een ander woord: overleveren, verraden worden, in de steek gelaten. Opnieuw lijkt het niet door te dringen. Begrijpen wij dat? Dat Hij de verworpenheid wilde dragen! Hebben we een notie waarom Hij moest lijden? We moeten toch eerlijk zeggen dat dat boven onze pet gaat. We kunnen dat niet klein krijgen. Misschien was het daarom dat Jezus nu voor de derde keer erover begon.
Nu een fijnzinnige detaileerdheid. Ik moet overgeleverd worden. Tot de dood veroordeeld worden. Verstaat u dat? De mensen en de twaalven. Begrijpt u dat? Ik zal overgeleverd worden aan de Romeinen. Die weten van niks. Ze vergoddelijken de keizer. Ik zal daar vernederd en beledigd worden. Gegeseld, bespot, gedood. En ten derde dage opstaan. Nee. Dat hoorden ze niet meer. Wij horen het vaak ook niet. Als we horen van bespuwing en doding, dan horen we niet dat daar een uitkomst aan zit. We hebben een klein bereik als het gaat om troost en uitkomst. Ze hoorden schokkende woorden.
De enige reactie: hoe kan het? Hoe bestaat het? Ze zijn verteld. Jezus ging ze voor. Wijst als een Herder de weg. Toen ze zagen dat het werkelijk was, werden ze bang. Bang voor die dingen die te wachten stonden. In de geest van aarzeling en twijfeling. In de geest van wankelmoedigheid. Is het dan concreet? Echt? Een sfeer van angst en verbazing.
Twee discipelen – wie waren dat? Jakobus en Johannes. U kent ze hier wel in Reeuwijk Brug. Bloeiend visbedrijf gehad. Goed belegde boterham. Komt daar ineens Jezus aan. Geen onbekende. De traditie zegt dat de moeder van de zonen van Zebedeus Salome geheten heeft. En dat dat een zuster was van Maria. Dus volle neven van Jezus! Nu begrijpt u waarom ze op de voorgrond staan. Ze draaien eromheen. Wat willen jullie zeggen? Nou. Hun aarzeling staat getekend. Zou U misschien, als het zou kunnen, dat U ons zou doen wat wij verlangen? Dat woord wordt gebruikt in de grondtaal.
Ben u zo naar de kerk gekomen? Wat had u verwacht? Ik dacht dat we een dienst zouden krijgen waarin ik opgebouwd zou worden. Gesterkt zou worden. Deze week weer stevig tegemoet. U en ik denken wat af! Over wat Hij ons zou doen.
Je hoort in hun vraagstelling al enige afstand. Jezus houdt niet van duistere reserveringen. Hij vraagt op de man af: wat wilt u dat Ik u doen zal? Wat zou u zeggen vanmiddag? Het is een oude vraag. De Heere legde de vraag ook aan Salomo voor. Wat doet er in uw hart rond? Een ontdekkende vraag. Ik hoor de gedachten rondgaan.
Dan durven ze. Nu ronduit. Kan de een aan Uw rechterhand en de ander aan Uw linkerhand zitten? In uw heerlijkheid (doxa). Ik zou op de belangrijkste plaats willen zitten. Zo zou ik van betekenis willen zijn. Voor uzelf een goed plaatsje uitgezocht. Onszelf al ingebracht en ingedeeld. Is dat niet een beetje ingebeelde hemel?! Een menselijk beeld. Een menselijk schema, constructie. Waarmee u het geloof invult? De godsdienst bruikbaar maakt?
Weet u wel wat u vraagt! Dat zegt Jezus. Kunt u de beker die Ik drink, drinken? En de doop waarmee Ik gedoopt ben, kunt u daarmee gedoopt worden? Wat zou uw antwoord zijn? Nee, nee…?! Bedoelt Jezus dat? Wat staat er. Direct zeggen ze: ja wij kunnen dat. Is dat niet een beetje ongepast. Wat bedoelen ze daarmee? Jezus zegt niet: dat zult u niet kunnen. Jezus zegt: de beker zult u wel drinken en met die doop zult u gedoopt worden. Als we dit moralistisch lezen, keuren we alles. Het menselijke deugdzame, nee. Wat bedoelt Jezus? Wel gedronken en wel gedoopt.
Hier vindt iets wonderlijks plaats. Een ommekeer. Het plaatsbekledende werk van Christus. De beker die Jezus drinkt, is dat Zijn beker? De beker die Hij aanvaart, is dat Zijn eigen beker? Of…? En de doop, is dat wel Zijn eigen doop. Het doet ons denken aan het moment dat Jezus hen en Petrus meenam. De berg van de transfiguratie. Ze zagen Hem veranderen. De verheerlijkte Mensenzoon. Hij liet Zijn toekomst zien. Ze zagen Jezus staan, blinkend als een zon! Ze zagen Mozes en Elia aan Zijn rechter- en linkerhand. De wet in de persoon van Mozes, Gods recht en gerechtigheid en de eis daarop, aan Zijn rechterhand staat. En Elia als vertegenwoordiger van de profetie (van de weg, van het plan van God). De knecht van God zou komen en sterven. Dat is het plan. Het wonderlijke van de plaatsbekleding. Ze hadden het gezien. Zouden ze de verbondenheid met wet en profeten bedoeld hebben? In plaats van de beste plek, zoals wij moralistisch uitleggen? Dat uit de wet een band voortkomt, getekend in de beker. In de profetieën de omgang wordt uitgelegd en uitgebeeld in de doop!
De wet en de beker zijn een. Het plan van God toont zich in de dood. De beker is de beker van het oordeel. Hij kreeg die aangereikt in Getsemane. Vol met het oordeel van God. Het antwoord van God op onze zonden. Het bruist van vervloeking en de doodstraf. De beker van het oordeel. Dat is uw en mijn toekomst als niet Jezus de beker drinkt. Hij stelt in Zijn lijden ons leven voor. Hij overtuigt ons van zonde, gerechtigheid en oordeel. Het was niet Zijn beker. Hij geen straf en soldij. Die beker is de mijne. Hij drinkt die bitter beker. Onze verworpenheid, verlatenheid, de straf op onze zonde. Onze soldij. Tot op de nederdaling ter helle toe. Als Hij die beker drinkt – ons leven zinloos door de zonde, anders door het wonder van de plaatsbekleding. Als Hij dat niet zou drinken, zouden wij nooit Zijn beker kunnen drinken. Hij drinkt. Hij daalt af. Bespuwd, verraden, verwond. Hij drinkt onze dood uit. Dat is de beker van Mozes, van de wet. Hij voldoet aan de eis, tot op de bodem toe.
Maar Mijn beker – dat is die beker die geheven wordt bij het avondmaal. Waarover de zegen wordt uitgesproken. De beker der dankzegging. Om Hem te eren. God in Zijn wonderbaarlijke liefde. Hij keek naar U om! Ziet U die wisseling. Die vermenigvuldiging met Christus. U zult Mijn beker wel kunnen drinken….zodat u de zoetheid kunt smaken. De zonden weggedronken. De prijs is betaald. Wij krijgen weer gelegenheid om bevestigd door Zijn woorden, de beker te drinken. Daardoor ons leven weer versierd met lof en dank en goede werken. Een leven van vreugde, kwaliteit, waarin je mee mag tellen. Zijn licht verkondigen. Dat je op Zijn weg mag staan en gaan.
En de doop? Dat is Elia. De grote profeet. Hij heeft getekend dat Jezus de weg zou gaan. De lijdende Godsknecht. Plaatsbekleding. Zijn striemen, ons genezing. Wiens binding, ons verlossing. Wiens verlatenheid, ons nabijheid zou brengen. Doopte Johannes Jezus? Jezus hoefde toch niet ten onder te gaan? Niet de oude mens kwijtraken? De omkeer van oud en dood naar nieuw. Wiens doop was het dan? Ik voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Hij ging onder in uw en mijn dood. Om ons mee te nemen in de doop met de Geest. De doop met vuur. Inblazing. Vertroosting. De Geest die ons leven geeft. Van boven af opnieuw geboren. Zodat we opnieuw geboren worden. Als Jezus sterft, dan beschrijft het evangelie: en Jezus gaf de geest. De vertaling gebruikt een kleine letter. Maar het moet een hoofdletter zijn. Hij laat ons leven onder gaan in die beademing door de Geest. Hij geeft nieuwe adem. Een nieuw hart, een nieuwe weg. Tot dienst aan Zijn koninkrijk. Dat is een andere doop dan die van ons. Ik doop met water, zei Johannes. Maar die na mij komt, zal met de Geest dopen.
Mijn beker zult u drinken en Mijn doop, daarmee zult u gedoopt zijn. In een hecht verbond. Zo verkondigt ons dit Jezus. In de nabijheid van Jezus. Een kruiselingse oversteek. Hij neemt ons leven; zinloos en uitzichtloos. Hij gaat onder. Hij drinkt ons leven. Om verbonden te worden door de Geest aan Hem. Delen in de erfenis.
Het zitten aan Zijn linkerhand en rechterhand. Nee, dat kan Jezus niet geven. Dat heeft de Vader al bepaald.
Die anderen worden boos. Jullie willen de beste plekjes. Ze leggen het moralistisch uit. Doe dat niet. Het gaat niet om voor je eigen ik strijden en egoïsme van zondeval. Maar van nu voortaan leven in dienstbaarheid. De belangrijkste wordt op de laagste plaats gevonden. De Zoon des mensen is gekomen om de kracht van liefde in dienstbaarheid te tonen. Dat we verstaan dat wat groot heet op aarde, daar klein zal zijn. De hoogste zal de slaaf van allen zijn. Hij is gekomen om de prijs te betalen. Zodat de beker ons vanmiddag in de hand gegeven wordt.
Dan ga ik deze week zien en proeven. Zien aan de blik. Aan de woorden die u spreekt. Het spoor van uw voet. In die verbondenheid. U en ik. Als gemeente, het lichaam van Christus. Een ieder met zijn of haar gave. Secuur uitgedeeld. Uitgedacht. Een leven uit de beker en de doop. Dicht bij Jezus te leven. Als een levend loflied.
Amen.
Geen geval, geen zorg, geen list,
Oost, noch west, noch zandwoestijn,
Doet ons meer of minder zijn:
God is rechter, die ’t beslist;
Die, als aller Oppervoogd,
Deez’ vernedert, dien verhoogt.Want des HEEREN hand besluit
Enen kelk vol bitterheid,
In Zijn gramschap toebereid,
En Hij drenkt er ’t mensdom uit;
Doch der goddelozen mond
Zuigt Zijn hef uit, tot den grond.– Psalm 75 vers 4 en 5 (berijming 1773)
Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 20 maart 2022, 17.00 uur. Schriftlezing. Markus 10:32-45.