De engel bij het graf had de vrouwen vrouwen en de discipelen opgedragen naar Galilea te gaan, daar zouden ze Jezus weer zien. Dat betekent terug naar het begin, terug naar de roeping van God, terug naar de beloften van God. Vruchtbaar arbeiden in Zijn Koninkrijk kan alleen maar vanuit Zijn roeping. Als de discipelen Jezus zien, aanbidden ze Hem. Aanbidden is uitzeggen wie Hij is: de koning van de joden en van de heidenen, zoals Mattheus benadrukt. De wijzen uit het oosten deden hetzelfde in het begin van het evangelie. Vervolgens lezen we dat ‘sommigen twijfelden’. Onder de elven, of misschien wel allemaal, sloeg de twijfel toe. Dat is de fluctuatie tussen aanbidding en besluiteloosheid, heen en weer geslingerd worden. Jezus lost dat op door naar Zijn discipelen toe te komen; Hij overbrugt de afstand door te zeggen wie Hij is. 

We staan in de verkondiging stil bij de verzen 16, 17 en 18a: ‘En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden. En Jezus kwam naar hen toe.’ Boven de preek heb ik geschreven:

Terug naar het begin: aanbidding en twijfel

Geroepen gemeente van Jezus Christus, ‘Ga terug naar start, u ontvangt geen 200 gulden.’ Dat stond op de kanskaart van monopolie vroeger. Wat was daar de kans van, vroeg ik me altijd af. Soms was je blij als je terug kon naar start, zeker als je bij een straat met een imperium van een ander was. Terug naar af. Dat is ook een spreekwoord – maar niet zo positief. Het ging aardig met je revalidatie, maar je viel. Dominee, ik ben terug naar af. Je bedrijf bleek de weg omhoog te hebben gevonden. Of terug naar af. Kan ook wel eens goed zijn, zeggen mensen. Louterend, verfrissend. Ik hoor dat in deze coronatijd. Met een cruijffiaanse wijsheid: elk nadeel heeft zijn voordeel. Ik ben daar voorzichtig in. Om er gelijk iets positiefs in te zien en dat hard te roepen. Je bedrijf zal maar op omvallen staan, een geliefde hebben verloren of maanden niet op bezoek kunnen bij je dementerende partner. Ik snap wel wat ze bedoelen: even uit de ratrace. Even opnieuw ontdekken. Verfrissen. Dichterbij de dingen komen waar het echt om gaat.

Terug naar start. Terug bij af. Dat zien we in het gedeelte ook gebeuren. De elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. De engel had het gezegd: Hij is opgewekt uit de doden en zie, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult u Hem zien. Die vrouwen waren weggegaan en waren Jezus tegengekomen. Hij had dat ook gezegd. Jezus onderstreept die woorden van de engel.

Zo komen we in het Paasevangelie al twee keer dat ‘naar Galilea toe’ tegen. Daar ligt in het Mattheüsevangelie een groot accent op. Hij benoemt dat als enige twee keer. Die ontmoeting, dat gebeuren is voor Mattheus heel belangrijk. Een daverend slotakkoord van zijn evangelieconcert. En daarom lezen we ook niets over de Emmaüsgangers, over discipelen achter gesloten deuren of Thomas. Mattheus springt zo van Eerste Paasdag naar een tijd later. Galilea, daar gaat het om. Dat wordt de grote finale.

Maar wat gebeurt daar? En waarom is dat belangrijk? Hoe ontmoeten ze Jezus daar. Een opgestane als anonieme gast, zoals bij de Emmaüsgangers. Nee, als de grote Koning. Niet zomaar een berg. De plaats van de Godsopenbaring. Jezus is koning! Als de opgestane, de verheerlijkte. Dat is een rode draad in het Mattheüsevangelie. Hij wordt geboren uit het geslacht van Koning David. De wijzen uit het oosten zoeken een koningskind. Ze aanbidden Jezus als koning. Aan het einde komt dat dus terug. Als we even zoiets naar die lijnen kijken, zien we waar het Mattheus om te doen is, dwars door het leven van Jezus heen, is het koningschap een rode draad. In de kribbe, en het eindigt ook in het evangelie. Jezus, de grote koning. Deze Jezus is koning, aanbid Hem!

Ga naar Galilea. Ze doen het ook. Ze zijn naar Galilea gegaan. En daar, daar zien ze Hem. Je zou kunnen zeggen: de weg van de gehoorzaamheid (woorden van de engel en Jezus Zelf) geeft zegen en ontmoeting. Ik weet wel, dit is uniek met die elf. Het is vandaag niet anders. In de weg van gehoorzaamheid aan de woorden van Jezus, dat je Hem ziet en ontmoet. Als je soms zo weinig merkt van God, doe je dan wel wat Hij zegt?!

Waarom dan in Galilea? Niet in Jeruzalem op een groot plein. Galilea is een half heidens gebied. Het Galilea der heidenen. In Galilea lag Nazareth: kan daar iets goeds uit komen? Jezus openbaart Zich juist daar als de grote Koning. Niet alleen maar de koning van de joden, ook de koning van de heidenen. Mattheus schreef voor de joden, maar ze moesten weten: Jezus heeft de wereld op het oog.

Ik kom ook, bij het begin van de preek, ook de plaats waar het begonnen was. Je komt terug – waar het allemaal begon. Ja, hier is het begonnen. Weet je nog, hier liepen we. Toen riep Hij ons. Straks worden ze er vanuit Galilea op uit gestuurd. Op de plek waar ze geroepen zijn, waar de Heere begonnen is. Vruchtbaar werken in het koninkrijk kan alleen maar vanuit de roeping, dicht bij de roeping blijven. Zouden wij niet mogen terug denken aan de doop? Daar groei je toch niet boven uit? Nee, daar moet je telkens naar terug.

O ja, de discipelen zijn de wereld in gegaan, vanuit Galilea, vanuit het begin, vanuit de roeping. Behalve de plek van hun roeping, is het ook de plaats waar Jezus veel onderwijs gegeven heeft. Als Jezus hen naar daar terug roept, waar Hij zoveel gedaan heeft: je moet niet denken wat in Galilea gebeurd is (wonderen, tekenen, gelijkenissen) dat dat een eerdere fase was, dat we dat achter ons kunnen laten. Nee. Hij onderstreept dat hoofdstuk, zou je kunnen zeggen. Ga heen, onderwijs alle volken, hen lerend wat Ik u geboden heb. Dat heeft Hij toch juist in Galilea geleerd? Bergrede, wonderen, tekenen, gelijkenissen. De opgestane zet geen streep door de Galilea-periode. Maar Hij bevestigt het. Zo hebben wij terug te gaan naar het begin, naar Gods beloften, naar Zijn onderwijs. En van daaruit de wereld in te gaan. Dat was het eerste wat ik met u wilde delen. Terug naar het begin. Begin van de roeping en begin van het optreden van Jezus. Hij onderstreept Zijn eerdere onderwijs, ook als de levende.

Aanbidding: uitzeggen wie Hij is

Nu iets over aanbidding en over twijfel. Want ja, in de weg van gehoorzaamheid ontmoeten ze Hem. En toen ze Hem zagen, aanbaden ze Hem. Toen ze Hem zagen. Dat zien is niet het hoofdwerkwoord. Niet: Daar zagen ze Hem. Nee. Toen ze Hem zagen… Het gaat er niet om hoe Hij eruit zag. Toen aanbaden ze Hem. Ik denk aan de wijzen uit de oosten: ook al aanbidding. Jezus is koning, aanbid Hem. Uit het Grieks blijkt dat ze echt voor Hem gevallen zijn, op hun knieën, zich klein gemaakt hebben. Ik heb in uw midden eens over de wijzen gepreekt.

Wat is aanbidding eigenlijk? Een verhoogde vorm van bidden. Niet alleen maar danken en vragen. Het is uitzeggen wie Hij is. Klein worden onder de grootheid van God. En als klein mens die grootheid ook uitzeggen en uitzingen. Heere, wat bent U groot en heilig! U bent mijn Koning. Aanbidden is dus ook in een vorm van erkenning komt: dat Hij veel groter is dan jij. Dat je voor Hem buigt. Psalm 2 is de psalm die zingt dat wij de Zoon moeten kussen. Kus dan de Zoon. Dat is niet alleen maar een teken van liefde in het Oude Testament, maar een teken van onderwerping. Je buigt, je kust misschien wel de voeten van de vorst. Aanbidden. Klein worden onder de grootheid van God.

Het heeft ook iets in zich van het opgaan in God. Opgaan in God. Niet dat jij ook een soort god wordt, dat je versmelt. Een mens blijft een mens. Dat is nu zo en straks ook, in Gods toekomst. Maar u kunt dat wel zeggen, dominee, het gaat Mattheus om Galilea, om die wijzen en die koning en het vraagt aanbidding, dat is de houding die van de lezers gevraagd wordt, maar dominee, je kunt toch niet de hele tijd op je knieën gaan liggen? Wat dacht u! Die discipelen worden er ook op uit gestuurd. Maar vanuit aanbidding. Vanuit erkennen wie God is. Uitzeggen wie God is! Vanuit nederigheid. Erkennen als koning. Dan erop uit gaan! Gaat dan heen.

Ja, gemeente, je hebt mensen die soms alleen maar in een knielende houding willen zijn. Die houden van liturgie, gebed, ervaring van God ontmoeten. Maar bij handen uit de mouwen steken, zie je ze niet. Je hebt eenmaal mystieke geesten, zou je kunnen zeggen, en doeners. Het is goed dat er verschillende mensen zijn. Er zijn mensen die van aanpakken weten. Anderen die kunnen luisteren. Of de gave om te bidden. Maar ik wil vanavond benadrukken: je moet het bij elkaar houden. Dat aanbidden, maar van daaruit ook (ook als gemeente zegt: wij willen missionaire gemeente zijn, u toch ook?) uit de erkenning van Jezus als koning.

Dat moet je dus regelmatig doen: Hem erkennen als koning. Daar is de zondag zo goed voor. Kerkdiensten zijn toch oefeningen in aanbidding? Hoe doe je dat? Door te zingen, maar ook in het gebed zelf. Aanbidding heeft toch een plek in het gebed? Ik heb dat met catechisanten ook gezegd: Aanbidden, Bedanken, Belijden, Aankloppen. Maar beginnen met benoemen van God. Aan-bidden. En dan bedanken, belijden en aankloppen. Aanbidt u Jezus? Niet te snel zeggen: ja, natuurlijk. Erkent u Hem als koning? Dat u voor Hem buigt, letterlijk en figuurlijk. Die discipelen zagen Jezus. En zij aanbaden Hem. Dat komt omdat je zoiets ziet?! We weten niet hoe Hij eruit zag. Maar daar gaat het niet om. En die wijzen uit het oosten; die zagen in de kribbe toch ook niet iets heel bijzonders. Niet op grond van wat je ziet, maar op grond van wat je gelooft. Wat je van Hem hoort!

… maar sommigen twijfelden

Ja, en dan staat er nog iets achteraan. Maar sommigen twijfelden. He, nou toch. Dat is nou toch ook jammer. Prachtig, gehoorzaam, ze zijn gegaan, ze zien Jezus, ze vallen in aanbidding neer. Maar sommigen twijfelen. Over die woorden is veel te doen – anders kan je er alle kanten mee op.

  • Wie denkt u, wie zijn dat? Dat staat er niet, denkt u. Petrus? Er zijn uitleggers die zeggen: het zijn niet de elven, want die aanbaden, maar anderen die erbij waren. Deze verschijning wordt dan gekoppeld aan de 500 uit 1 Korinthe 15. Die elf discipelen, ik lees dat zo: een paar van die elf. Ik denk het wel. Maar ho even, zeggen mensen dan, hebben ze nou wel of niet aanbeden? Een paar die wel aanbaden en een paar wel? Of allemaal aanbeden, maar van die aanbidding waren er ook sommigen die wel door de knieën gingen en zo maar die hadden nog hun gedachten. Dat is best ingewikkeld.
  • Er wordt soms met de vertaling gerommeld: ze komen tot aanbidding nadat ze getwijfeld hadden. Maar zo staat het er niet.
  • De HSV suggereert dat er een groepje was die wel aanbad, maar sommigen… Een splitsing in de elven?! Als je naar het Grieks kijkt, is het maar de vraag of dat zo is. Het is goed mogelijk om niet te zeggen ‘maar sommigen’. Er staat iets als ‘enerzijds, anderzijds’. Er staat wel dat ‘anderzijds’, maar dat ‘enerzijds’ niet. Een halfslachtige tegenstelling. Dat wordt hier heel strak vertaald met ‘maar’. Het is te strak.
  • Het zou goed kunnen: toen ze Hem zagen, aanbaden ze Hem, en zij twijfelden. Alle elf! Ja, u voelt wel aan, daar valt veel voor te zeggen. Maar ho even, als ze allemaal getwijfeld hebben? Is dat zo erg, als daar veel voor te zeggen valt? Is een discipel niet iemand die nooit twijfelt?

Waar gaat het over, waar twijfelden ze over. Dat is ingewikkeld. Zou het Jezus zijn? Is dat de twijfel: is Hij het wel of niet? Of de twijfel, zoals sommigen zeggen, dat Jezus hen nog wel genadig zou zijn (naar alles wat er gebeurd is). Of twijfel die dicht bij ongeloof zit?

Het woord dat gebruikt wordt (voor woordje twijfelen) komen we een keer tegen in Mattheüsevangelie. Hé Mattheus, heb je dat eerder gebruikt? Ja, als Petrus uit de boot stapt. En dan kijkt hij om zich heen, hij ziet die golven en dan zakt hij weg. Dan is er even de aarzeling en besluiteloosheid. Waarom hebt u getwijfeld, zegt Jezus dan. Petrus deed een daad van geloof, hij stapte eruit, maar hij was toch wat onzeker, besluiteloos. Dat is niet een twijfel die buiten het geloof ligt. Soms met geloof gegeven, die twijfel. Blijkbaar kan het zien van Jezus ook nog wel een soort aarzeling oproepen. Zien, en dan is de aarzeling weg? Nee. Hier zien en aanbidding en de aarzeling. Heen en weer geslingerd worden.

Jammer dat dat er staat, zei ik. Maar het is ook wel eerlijk. Zo is het toch vaak? Het klein worden, het aanbidden (alles wat ik zei) en die aarzeling dat dat soms zo dicht bij elkaar ligt. In het leven van een discipel.

Ik ben geneigd dat niet zo te splitsen. Je hebt sterke geloven én… Dan krijg je weer een scheiding. Ik weet wel, er loopt een scheiding tussen mensen die Jezus wel en niet aanbidden. Maar als je Hem aanbidt, kan er aarzeling zijn. Je kunt heen en weer geslingerd worden.

In een Engels commentaar stond: Mattheus begrijpt de fluctuatie tussen aanbidding (worship) en besluiteloosheid (indecision). Dat is de struggle van elke discipel, volgens dit commentaar. Ook als je Hem soms ziet. Dat ligt soms dichtbij elkaar. Ik praat het niet goed. Mattheus beschrijft zoals het is. Het is vandaag de dag niet anders. En het zijn zulke mensen, die in dienst genomen worden om het evangelie uit te dragen. Gaat dan heen onderwijst al de volken. Deze mensen. Die aanbidden. En die weten: perfecte gelovigen? Degenen die twijfelen, doe die maar niet. Nee. U merkt, ik ben niet zo van scheiden. Ze worden alle elf, al die mensen die Jezus erkennen, allen uitgezonden hier.

Jezus overbrugt de afstand door te zeggen wie Hij is

Tot slot kijk ik even naar Jezus. Wat doet Jezus? Hij openbaart Zich in Zijn koningschap en heerlijkheid. Ze vallen op hun knieën. Ze aanbidden en er is de aarzeling.

En dan lezen we: en Jezus kwam naar hen toe. Prachtig. En Jezus bij hen komend. Jezus gaat de afstand die er is overbruggen. Dat is echt iets voor Jezus. De afstand die er is, overbruggen. Ja, dat zien we hier aan het einde van het evangelie. Dat is toch heel het evangelie?! Jezus komt naar ons toe! Vanuit de hemel naar de aarde. En ook nu weer. En met het feit dat Hij die afstand (dat zal hier ook wel letterlijk zijn geweest) overbrugt, overbrugt Hij ook die besluiteloosheid. Zoals Hij ook naar Petrus toekwam. Dat Jezus naar je toekomt.

Jezus overwint die aarzeling. Hoe? Door te zeggen wie Hij is! Zo wordt de aarzeling weer overwonnen. En Jezus kwam naar hen toe. Sprak met hen! Mij is gegeven alle macht. O ja! Dat moesten ze juist weer horen. Zo is Jezus. Hij zoekt die aanbiddende, maar ook die aarzelende gelovigen op. Ik weet niet hoe u erbij zit. Maar Jezus komt naar u toe. Ook nu. Jezus komt toch naar u toe? Dit is niet maar een praatje van de dominee. Mij is gegeven alle macht in hemel en aarde. Ook deze tijd een tijd van aanbidding, van Hem erkennen, en van aarzeling. Mij is gegeven alle macht. Hij heeft niet naar die macht gegrepen, nee Hij heeft die macht gekregen. Die macht wordt gebruikt om de mensen uit te zenden. Dat is voor na de Hemelvaart.

Prachtig eigenlijk zo, als je zomaar die paar verzen leest, je die boodschap hoort. Jezus is koning, in halfheidens gebied. Terug naar je roeping, terug naar Zijn begin. Aanbidding, ja daar oefenen we ons in. Hem erkennen als koning! Daar is deze dag een oefening in. En Jezus die onze aarzeling overbrugt door te zeggen wie Hij is. Je zou bijna een kerstlied gaan zingen, met alle aarzeling: Komt laten wij aanbidden, die koning. ‘Ik zal, o HEER, dien ik mijn Koning noem, den luister van Uw majesteit en roem Verbreiden, en Uw wonderlijke daân, met diep ontzag aandachtig gadeslaan.’ Amen.

Ik zal, o HEER, dien ik mijn Koning noem,
Den luister van Uw majesteit en roem
Verbreiden, en Uw wonderlijke daân
Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.
Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen,
De grote kracht van Uwen arm verhogen;
Ik zal mijn stem met aller lofzang paren,
En overal Uw grootheid openbaren.

– Psalm 145 vers 2 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, zondag 17 mei 2020, 18:30 uur. Online dienst i.v.m. maatregelen coronavirus. Schriftlezing Mattheus 4:18-25 en 28:16-20.