De herders gaan, nadat zij bij de kribbe hebben neergeknield, terug het gewone leven in. De schapen hebben ongetwijfeld gemerkt dat de herders God verheerlijkt en geprezen hadden. Terug het leven en de wereld in is óók onderdeel van de bekering. De schapen moeten verzorgd, geweid, gevoerd worden. De schapen zullen niet veranderd zijn. Maar het Lam maakt tot een andere herder. Vreugdevoller, vooral ook hoopvoller, geduldiger en nederiger. Omdat God het gewicht krijgt en we Hem prijzen.

Van het Lam weer naar de schapen

Geroepen gemeente van Jezus Christus, in het bijzonder die thuis met ons verbonden zijn, maar ik ben ook blij dat u hier bent in de kerk. Ik weet niet precies hoe u of jij dat beleeft, maar in huize Foppen wordt gezegd: is het alweer zondag? Dat heeft toch iets raars, al die diensten achter elkaar. En ja, zo’n oud en nieuw, kerst, op een gegeven moment ben je de draad kwijt. En het ritme. Vandaag is het echt zondag. Ja, natuurlijk is er kerk. Ja. Ik kan me zo voorstellen dat er mensen zijn die zeggen: nou het is ook wel weer goed dat het maandag wordt. Na al die feestdagen, zitten en eten, een wandelingetje en…. Even weer een beetje normaal. We hopen dat de scholen weer open gaan, al vindt niet iedereen dat. En wat is trouwens normaal? U begrijpt wat ik bedoel. Ik moet aan mijn oma denken: ‘Het kan niet altijd feest zijn.’ Rust, reinheid, regelmaat. Het kan niet altijd feest zijn.

Voor de herders waren er een aantal praktische obstakels om het altijd kerstfeest te laten zijn. Dat waren de schapen. Ze moesten ook weer een keer terug naar de schapen, naar het werk. Die beesten moesten toch gevoerd worden. U weet wel, een schaap zonder herder, dat kan niet. En de herders keerden terug en verheerlijkten en loofden God over alles wat zij gehoord en gezien hadden zoals tot hen gesproken was. Natuurlijk geeft Lukas met deze woorden een feitelijke omschrijving van de gebeurtenissen. De herders hadden op bijzondere manier het bericht van de engel gehoord. Op pad gegaan. De heerlijkheid van God had hen omschenen. Ze hadden het Kindje gevonden, in doeken gewikkeld. Ze hadden het overal bekendgemaakt wat die engel had gezegd: dat de Zaligmaker was geboren. Ze waren zogezegd evangelisten geworden. En nu gaan ze weer terug. Een feitelijke omschrijving allereerst.

Daarmee is niet alles gezegd. Lang niet alles wordt in de evangeliën beschreven. Je leest niet precies hoe dat ging, dat bekendmaken. Op de deur geklopt. Evangelisten zijn geen schrijvende beveiligingscamera’s. Nee, ze brengen een goede boodschap. Ze roepen op tot geloof. Ze appelleren aan hun lezers. Ze zijn niet louter informatief, ze willen iets bewerken. Geloof. Zo bezien kan je ook zien waarop ze dat beschrijven, waar ze de camera op richten en wat ze weglaten, op die manier kan je zeggen: dat is heel bewust allemaal zo gedaan. Dus is het heel bewust zo geschreven dat die herders weer teruggaan. Dat is behalve feitelijke omschrijving een praktische les of geestelijke raad.

Die herders gaan het gewone leven weer in. Ze pakken de draad weer op. Het kan niet altijd feest zijn. Overal is een tijd voor. Dat zegt Prediker trouwens toch ook. Er is een tijd van op weg gaan, van knielen en aanbidden, gelovig bij de kribbe zijn. Maar ook een tijd van teruggaan, tijd voor het gewone werk. Anders verhongeren de schapen – dat kan niet de bedoeling zijn. Daarvoor heeft God ze niet geschapen.

Daarom is het goed dat u zo ook weer aan het werk gaat. Kerst vieren is prachtig. Je laat de schapen, zo gezegd, even los. En je hoort, ziet, gedenkt dat God vanuit de eeuwigheid in de tijd gekomen is. Nauwelijks te omvatten! Hij is in hele andere dimensies gekomen -in die van ons. Je viert een heerlijk feest. Het feest van Gods trouw en liefde voor de wereld. Alzo lief had God de wereld. Goed om stil te worden, met die woorden in te keren tot God en jezelf. Wij hebben helaas weinig feestelijke rituelen – christelijke ritualisering van het leven, dat je die kantelpunten van God in de geschiedenis ook echt viert met liederen en gebeden. Heere, dat U mij zo liefhebt! Ook ik ben toch die wereld. Ik kniel aan Uwe kribbe neer.

Maar je kunt niet eindeloos dromerig bij de kribbe blijven dralen. Je kunt er ook geen kapelletje naast bouwen. Er is het heengaan en het aanbidden maar ook het terugkeren. Er is de vroomheid, mystiek, geloofservaring. Maar vanuit die ontmoeting en vroomheid het gewone leven weer in. Vanuit de zondag weer naar de maandag. Vanuit de avondmaalstafel weer naar de tafel in de kantine. Vanuit de ontmoeting met Christus weer naar de velden, modder, schapen, werk. Ja, dat is ook bekering. Bekering is je naar God keren, even alles loslaten, maar ook bij God vandaan je weer naar de wereld keren. Dat is de nuchterheid van Israëls God. Die het stof, dag, tijd nooit los laat. Er is de zondag en de maandag. Niet alleen de zondag. ‘Knielen op een bed violen-vroomheid’ waarbij je ondertussen de plantjes laat verpieteren, past ons niet. Een wegvluchten het lichaam, omdat het draait om de ziel, een wegdraaien van de tijd omdat het draait om de eeuwigheid, past ons niet. Dat is niet christelijk. Als God in de wereld komt, omdat Hij die wereld lief heeft, moeten wij niet uit die wereld weg willen vluchten. Ook niet vroom wegvluchten. Wijlen dr. Van Ruler heeft dat treffend verwoord: ‘Als het God behaagd heeft, in Zijn Zoon, in Jezus, Zelf een factor in de geschiedenis te worden (we hebben er de jaartelling aan te danken), dan moet die geschiedenis voor Zijn aangezicht toch wel de moeite waard zijn? Het kerstevangelie geeft aan het christelijk geloof dus een diepgaande aardsgezindheid, een radicale trouw aan de aarde en aan hetgeen op deze aarde gebeurt. God vindt deze wereld zo kostbaar dat Hij Zelf is gekomen om deze wereld te redden.

Dus het is goed om naar school, kantoor, schapen te gaan. Ja, die schapen zijn soms lastig. Je werk is niet altijd makkelijk. Die ene collega, ja… En die ene klus. Toch ligt daar je roeping. Die herders werden geen beroepsevangelisten. Niet: wat we nou gehoord en gezien hebben, we kunnen niet meer terug naar de schapen?! Dat kan nou niet meer…?!

Mijn opa zette mij ooit op het spoor van de theologie. ‘Misschien moet je dominee worden’, zei hij. Maar hij zei ook wel eens: ‘Bert Karel, denk erom, we hebben echt niet alleen dominees nodig hoor, beter een christelijke bakker dan een brooddominee.’ Ja. Het gewone leven doet ook mee. Van naar het Lam toe en dan van daaruit naar de schapen, naar je gewone werk.

Drie uitspraken hierbij, om nog eens op te kauwen:

  1. Elk beroep is een goddelijk beroep. Dat zei Calvijn.
  2. Overgeestelijk (denken dat je niet terug moet naar het gewone leven, maar denken dat je bij de kribbe moet blijven) is al snel ongeestelijk.
  3. Bekering is het heen en weer krijgen.

Ik weet niet precies hoe u dit hoort, misschien vindt u het prettig dat het gewone leven zijn gang gaat. Misschien is het gezellig geweest met de kerstdagen maar het is altijd ook wel een heel gedoe. Of misschien was het helemaal niet zo fijn en was er de pijn. Wat kan je blij zijn dat het gewone leven er dan weer is. Misschien denkt u wel, het is allemaal zo: Ik kniel aan Uwe kribbe neer, maar laat mij maar gewoon… Maar, lieve broeders en zusters. Ik doe een pleidooi voor het teruggaan, maar voordat we dat doen, niet zomaar teruggaan! Even heel goed denken: wat is u verkondigd? Wat heb je gehoord? Niet zomaar weer weglopen bij die kribbe vandaan. In die zin is dat lied zo prachtig. Ik kniel aan Uwe kribbe neer. Ik dacht, voordat we verder luisteren, laten we een moment stil worden en de muziek die dit lied vertolkt, luisteren.

Ik kniel aan uwe kribbe neer,
o Jezus, Gij mijn leven!
Ik kom tot U en breng U, Heer,
wat Gij mij hebt gegeven.
O, neem mijn leven, geest en hart,
en laat mijn ziel in vreugd en smart
bij U geborgen wezen.

Heengaan, knielen, teruggaan. Ja, en hoe dat teruggaan er dan precies uitziet, dat beschrijft Lukas ook. Daartoe roept hij ook ons op. Zij verheerlijkten en loofden God om alles wat ze gehoord en gezien hadden. Teruggaan naar de schapen, maar niet zonder meer, niet alsof er niets is gebeurd, niet zonder hoop. Ik denk echt dat de schapen het gemerkt hebben dat de herders bij het Lam geweest waren. En zij verheerlijkten en loofden God.

Met alle respect voor de Herziene Statenvertaling, maar soms vind ik dat wel jammer dat we de gewone Statenvertaling niet meer lezen: ‘En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God.’ Dat teruggaan wordt dus ingekleurd door het God verheerlijken. Niet: én teruggaan én loven én verheerlijken. Nee: verheerlijkende en lovende. Dat zijn tegenwoordige deelwoorden. Dat geeft aan: dat God verheerlijken en loven is niet gestopt, dat is doorgegaan. We lezen hetzelfde bij Lukas na de hemelvaart, dan gaan de discipelen ook zo terug. Lovende en prijzende God. Dat gaat dus door. Ik denk dat de schapen het gemerkt hebben. Hoe dan precies? Nou, zullen ze niets gehoord hebben van het God verheerlijken en loven? Door te zingen, ja zo verheerlijk je God. Door nederigheid. Door liefde. Door vreugde. Verheerlijkend en lovend God. In lofprijzing, in nederigheid, in liefde en vreugde. Eerst waren er de engelen die God loofden, zeggende: Ere zij God. Die waren teruggegaan naar de hemel. Nu gaan de herders ook terug. Zij nemen als het ware het loven van God over, van de engelen. Daarom zongen we Psalm 150. Looft God, looft Zijn Naam alom. Voor Zijn troon, de engelen en wij, hier beneden. De herders, wij, nemen engelenwerk over. God verheerlijken en Hem loven.

Verheerlijkend, lovend, prijzend om alles wat ze gehoord en gezien hadden. Opmerkelijke volgorde is dat trouwens. Om wat ze gehoord en gezien hadden. Eerst gehoord, dan gezien. Veel bijzonders was er toch niet te zien geweest? Een Kindje in doeken. Een armzalige toestand. Maar wat ze gehoord hadden! Dat God de wereld niet had losgelaten. Dat de Zaligmaker geboren was. Wat je gehoord hebt! Ik weet niet wat u gehoord hebt, maar toch dit: dat je God verheerlijkt, grootmaakt, gewicht geeft om wat je gehoord hebt. En gezien hebt. Verheerlijkend God. Ik zei het al: het gewicht gevend aan God. Ik weet niet waar het gewicht van het leven eerst lag. Misschien bij henzelf. Heel veel mensen doen erg gewichtig. Maar nu, nu ligt het bij God. Ze geven God gewicht, eer. Hij krijgt het gewicht vanwege Zijn daden en hart. Nee, de schapen zijn niet veranderd. Maar het Lam heeft hen wel tot andere herders gemaakt. Er is een diepe vreugde in hun leven gekomen. Een op God gericht zijn, Hem het gewicht van je leven geven. En daarmee ook hoop in je leven. Omdat God niet loslaat. En dat je Hem daarom prijst. Waar ligt het gewicht van je leven? Wie geef je nou het gewicht? God of jezelf?

Heel veel mensen dóen gewichtig maar dat komt ook omdat ze het gewicht bij zichzelf leggen. We hebben een Zaligmaker gekregen. God heeft Zijn gewicht in deze wereld gelegd. Zichzelf. De Zaligmaker. We zijn geroepen God te verheerlijken, Hem het gewicht te geven. Daar wordt je eigen ego minder groot van, ja. Dat is goed voor God en goed voor de samenleving.  De samenleving gaat kapot aan gewichtige mensen. God het gewicht geven. Niet jezelf opblazen. Dat is ten diepste ook zo hopeloos. Vanwege dat wat je gehoord en gezien hebt.

Veel kerstliederen maken de heenreis. Spoeden ook wij ons met eerbiedige schreden, komt laten wij aanbidden… Prachtig. Laten we ook teruggaan, zeg ik vanmiddag. Hoe? Verheerlijkende en prijzende God. Om wat wij gehoord en gezien hebben. Zoals ons tot ons gesproken is. Zoals je hebt gehoord in de preek op de kerstdag. Van daaruit weer teruggaan naar de schapen, naar het werk. Nee de schapen zullen niet veranderd zijn. Maar het Lam maakt je tot een andere herder. Vreugdevoller, vooral ook hoopvoller, geduldiger en nederiger. Omdat God het gewicht krijgt en we Hem prijzen.

Aan de Koning uitverkoren,
uit een maagd voor ons geboren,
moet ons hele hart behoren
onze lof en eer en prijs.

Amen.

Protestantse Gemeente Gouda, St. Janskerk, zondag 2 januari 2022, 17.00 uur. Schriftlezing Lukas 2:15-21. Dienst uitgezonden via YouTube.