De Samaritaanse vrouw heeft ontdekt dat Jezus de Christus is. Ze vertelt dat aan haar stadsgenoten. Die raken onder de indruk van haar getuigenis, zodanig, dat ze zelf ook bij Jezus gaan kijken. Het is belangrijk dat we persoonlijk leren geloven; daarvoor is het nodig dat anderen vertellen over wie Jezus voor hen persoonlijk is. De Geest werkt in ons en schakelt anderen in. Het werk van Jezus is zonder ons, voor ons. De stadsgenoten komen tot geloof, aanvankelijk geloofden ze het getuigenis van de vrouw, na de ontmoeting met Jezus wordt hun geloof verdiept en versterkt.

Geloof je het zelf?!

Over het zelf geloven gaat het vanmiddag. Dat zeggen we wel eens tegen elkaar, geroepen gemeente van Christus. Iemand vertelt een te mooi verhaal. Geloof je het zelf? Dat kan toch niet? Joh, geloof het zelf. Je kunt het zinnetje op meerdere manieren gebruiken. Het zelf geloven daar gaat het vanmiddag over.

In de bijbel is er iets van een collectief. Geloven doe je samen. Geloven is niet individualistisch. Je kunt wel alleen zitten achter je scherm, maar dat is anders dan samen. Er is een sterke lijn in het gezamenlijke in de bijbel. Maar ook persoonlijk. Dat we het zelf geloven. In je eigen hart en leven. We geloven niet omdat de kerk het geloof. Of je ouders. Het moet toegeëigend worden, zeiden we.

Ga je mee? Waarheen? Naar de Jacobsbron. Wat moet ik daar doen? Ik heb nog water. Daar zit iemand. Die vrouw, van die kerels. Die rooie vrouw. Er zit een man bij de bron die alles heeft gezegd wat ik heb gedaan. Dat zei ze. Het is de Messias. Alles wat zij heeft gezegd? Geloof je het zelf? Als dat zo is, ga ik ook even kijken.

Zo kwam het dat die mensen de stad uitgingen en tot Hem kwamen. Kom, zie Iemand! Wat die vrouw heeft gedaan. Dat was wel een vrouw ..  ja wat was dat voor vrouw? Ze had veel mannen gehad. Specifiek op die tijd naar de put. Dat weet u. U kent de geschiedenis en het gesprek. De discipelen kwamen uit de stad. Ze dachten, vreemd dat Jezus met die vrouw praat. Die vrouw naar de stad terug. Ze nodigde de mensen uit. De discipelen hadden boodschappen gedaan. Maar zij hadden niet uitgenodigd. Die vrouw wel. Dat die discipelen niet deden, is niet gek, zegt u, want het heil is voor de joden. De Samaritanen, die staan er buiten. Zo werd er wel gedacht. Iemand die uit de wereld komt kan soms vrijmoedig getuigen. Maar mensen die al jaar en dag in de kerk zitten kunnen ontzettend schaamtevol zijn. Dat valt mij in Den Haag op. Die mensen zijn heel enthousiast of nemen gerust iemand mee. Mensen die er al lang zitten doen dat niet. Die zingen wel: nu moet uw tong de heidenen noden, maar dat doen ze niet.

Deze vrouw leefde in zekere quarantaine. Een drempel over om de mensen uit te nodigen? Die schaamte was ze voorbij. Ze had geen geloofsleer uitgelegd. Of een mini Alpha-cursus. Of over aanbidding en zo. Nee. Dicht bij zichzelf. Kom en zie een Mens die mij gezegd heeft wat ik heb gedaan. Dat is de Christus. Voor haar was dat duidelijk. Ze stelt een vraag, al vragend neemt ze de ander mee. Vanuit een persoonlijke ontmoeting met Jezus tegen een ander zeggen wat Hij gedaan heeft.

Wij ontmoeten Jezus niet zo lijfelijk meer – wel persoonlijk toch? Je zou na vandaag of na volgende week (avondmaal) daar iets over kunnen zeggen? En een ander meenemen? Ik wil niet altijd preken, zegt u? Laat preken maar aan dominees over. Maar getuigen met je woorden en leven. Je leven een richtingwijzer naar de bron.

Zoals die vrouw tegen haar plaatsgenoten. Maar dat is hier toch ook zo? Mensen die je kennen, dat wordt het ingewikkeld? Er komen negatieve reacties. Jij kunt dat nu wel zeggen maar… Dan komt het dichtbij. Kan ook heel sterk zijn. Die mensen uit Samaria gaan naar Jezus toe. Niet alleen onderling kwekken. Nee ze komen zelf in beweging. Dat is het werk van God. Wij blijven liever zitten. Maar niets zo vast als een mens. Wij zitten aan onze spullen en godsdienst. De Geest schakelt mensen in. Het werk van Jezus: dat gebeurt vaak zonder ons. En voor ons. Kruis en opstanding. Het werk van de Geest niet zonder ons, voor ons. Maar in ons en met ons. Van Ruler: een structuurverschil tussen het werk van Christus en de Geest. Zo noemt hij dat. De Geest gebruikt mensen. Die mensen komen los. Die vrouw wordt daarvoor gebruikt. De Geest kan allerlei mensen. Ook zo’n vrouw zonder evangelisten diploma. Mensen met een schandaal en verleden. Denk niet dat God u niet kan gebruiken. Elk mens. Maakt niet uit: jong, oud.

Ze gingen de stad uit en kwamen tot Hem. Ze worden naar de bron getrokken. Ja. Jezus zit daar. Hij zag eruit als een jood. Jezus trekt hen naar zich toe. De heidenen. De God van Israël heeft ook de heidenen op het oog. Halve heidenen zoals de Samaritanen. En ons, hele heidenen. Het gaat de hele wereld door.

Het worden bijzondere dagen in Samaria. De mensen een beetje nieuwsgierig. Wat gebeurt daar? Ja. En velen geloofden in Hem om het woord van de vrouw. En ook: ze vroegen Hem bij hen te blijven. Niet, na een half uur: we hebben het gezien. Nee. Wilt U bij ons blijven. Jezus wordt in Judea weggekeken – het joodse godsdienstige centrum. Eersten die de laatsten zijn, daar zie je hier iets van. Kunt U meer vertellen over het Koninkrijk? Ze hebben meer dorst gekregen.  Wie drinkt van Hem, krijgt meer dorst. Wie innerlijk geraakt wordt, wil meer van Hem weten. Zo gaat dat in de liefde. En zo bij de Samaritanen. Ze zijn in Hem de Messias gaan zien. Niet alleen voor henzelf. Ook die van de wereld. Persoonlijk zijn ze dat geloven. In dat persoonlijke is het tegelijk wereldwijd. Prachtig toch! Ik hoop dat u dat herkent. Geraakt om er meer van te willen weten. Graag bij Jezus blijven.

Is dat de eerste liefde, zegt u. Verliefdheid. Enthousiasme. Mooi is dat trouwens. In vuur en vlam staan voor God. Dat is mooi. Niet zeggen: dat gaat wel weer over, het moet overwinteren. Nee. Juich het toe! Je kunt wel bedenken, er komen ook andere tijden. Maar deze mensen zijn zo vol. Als het dringend wordt, moet je uitkijken. Maar dit is toch iets moois! En ook: meer honger krijgen. Net als een spel, je komt op een ander level. Nog even, zegt mijn zoontje. Je wilt langer door gaan. Zou het niet zo gegaan zijn bij deze mensen? Dit en dat en hoe zit dat en toen … wilt U langer bij ons blijven?! Honger naar God. Niet, ik weet het wel, het is goed nu, je moet niet overdrijven. Wat is dat, als het om spel of sport gaat, dan kunnen ze geen genoeg van krijgen. Maar als het over God gaat: het was te lang vanmorgen, dominee. Kan. Saai en herhaling kan. Maar hoe komt het, dat er zo weinig honger is? Prima als hij komt, fijn als hij gaat. Zei mijn opa over kleinkind. Zeg je dat over Jezus? ‘Blijf bij ons met Uw troost en zegen. Blijf bij ons en bij Uw ganse kerk.’

Die Samaritanen zijn verzekerd geraakt. En wat zeggen ze dan over die vrouw? Ze geloven niet meer zeggen ze, omdat die vrouw het zei. Maar ze hebben het zelf gehoord. Ze geloven niet meer om wat u zegt – eerst dus wel. Eerst hadden ze geloofd om wat die vrouw zei. Geloofd op het gezag en de woorden van de vrouw (vers 39). Zo was het begonnen. In die ontmoeting was dat zich gaan verdiepen. Nu was het om het woord van Jezus zelf. Je zou kunnen zeggen: dat geloof heeft twee fasen gehad. Eerst vanwege die vrouw en daarna vanwege Jezus.

Zo gaat het toch? Je gelooft eerst omdat je het hoort van… Van wie hebt u het gehoord? Vader, moeder, clubleider, kleuterjuf. Goed trouwens te bedenken: van wie gehoord? Geloof in de kinderschoenen, zou je kunnen zeggen. Ja maar, is dat wel geloof? Kan je dat wel zeggen? Johannes weet echt wel wat hij schrijft. Niet: velen waren geïnteresseerd. Nee. Ze geloofden. Johannes zegt: dat geloof in die kinderschoenen is toch ook wel geloof. Niet nieuwsgierigheid. Calvijn zegt iets moois daarbij: zulke toenadering tot het geloof wordt ook geloof genoemd opdat wij zouden weten hoe hoog God de eerbied voor Zijn Woord acht. Dat is heel bewust dat het hier als geloof wordt omschreven.  Niet zeggen dat dat niet echt is!

Even later, ja, dan wordt het wel anders. Verdiept het zich. Een tweede fase, hoe noem je het? Zo gaat het wel vaak. Zult u het tegen anderen vertellen? U een bruggetje, net als die vrouw. Dat mensen om u heen gaan geloven omdat ze het van u gehoord hebben. Doe het zo persoonlijk mogelijk. Hoe kunnen ze anders van Jezus weten? Ze leven en ademen nu zonder Jezus. Wat is dat voor Jezus. Ze leren dat niet op straat. Dat geldt wel voor andere dingen. Dit zit niet zo in ons. Dit moet je gezegd worden.

Ik vind aangrijpend als mensen zeggen: ik heb er thuis niet veel van gehoord. Van wie hebt u het gehoord? Ik denk dan aan mijn vader en moeder. En oma. Die hebben me echt over Jezus verteld. Niet alleen verhalen uit kinderbijbel. Maar ook wie Jezus voor hen was. Ik vond dat normaal. Maar later kwam ik bij mensen, daar wordt daar niet over gesproken. Zonde is dat. Ik weet, de een is spraakzamer dan de ander. Maar zeg toch eens iets!

Ja, zo’n eerste fase, dat je het hoort, ik kan daar dankbaar op terug kijken. Spreek daar eens over. Heel vaak zeggen mensen: mijn moeder of oma. Vader en opa minder vaak. Gaat het via vrouwen? Mooi als je het gehoord hebt. Iets van jezelf geworden? Ben je Jezus persoonlijk gaan ontmoeten? Gezien dat Hij de Zaligmaker van de wereld is (dus niet te klein maken)?! Die eerste fase neem je toch altijd mee. Kijk je op dankbaarheid op terug. Die dominee toen, die preek. Of als hij me toen dat had verteld… Maar je zoekt later niet meer houvast in die ene preek. Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord. Ik ben een kind van de Messias. Niet in de wensende zin. Dat het zo mag zijn. Nee. Dat het zo is. Hoe oud moet je zijn? Vind ik ingewikkeld. 20 jaar? Tijd voor belijdenis doen. Psychologisch gezien zeggen mensen dat het in tienertijd gebeurt. Kan ook eerder. Aan mijn oma vroeg ik het. Zij zei, ik weet het niet zo goed, ik had het als kind al. Als klein meisje. Dat kan dus ook. Wel gehoord van je vader of moeder, maar ook al iets van jezelf. Ik herken dat ook wel bij mezelf. Mensen vragen dat. Wanneer bent u tot geloof gekomen? Ja als kind was ik eigenlijk al heel gelovig. Ik ga dus niet zeggen dat dat niks is. Dat is uit die eerste hand, maar dat is ook verdiept. In mijn tienerjaren verdiept, toen mijn vader stierf. Ik ging de preken anders horen. Ik was 12, 13, 14? Ergens toen. Toen ben ik het zelf gaan geloven. Toen is het toegeëigend geworden. Vraag het nou eens aan elkaar. Vraag het aan je vader, moeder, man tot vrouw. Van wie heb je het gehoord? Wie was dat? En waarom? Nee, ik zeg niet dat u uur en tijd moet aanwijzen. Misschien wel een bepaalde tijd. Zeg dat dan! Niet mezelf te koop lopen – dat doe je toch ook niet? Hoort wat mijn God deed ondervinden!

Ja, maar dominee, ik vind dat lastig. Eerst van horen zeggen en dan zelf… Ik weet niet of dat zo is? Ik geloof meer nog op het gezag van die ander. Dan zeg ik, zou je dat willen, dat het iets van jezelf wordt? Of vind je het best? Zou ik graag willen, moet ik dan iets bijzonders meemaken? Dat kan. Maar hoeft niet. Weet ik genoeg zelf? Kan je in vastdraaien. Ik weet het niet zo. Als ik eerlijk ben. Zelf persoonlijk meer een wil komt in mijn hart. Dat ik het zelf ga weten. Dat is het werk van de Geest. Ik vind het lastig. Mensen die het ook als kind hoorden, hebben het losgelaten. Ze lijken het leven aan te kunnen. Ik zit in de knoop. Rondjes te draaien. Ik zou het wel willen. De Geest eigent toe wat u in Christus heeft. Dat doet de Geest van God! Een stem in je slaapkamer. Dat kan. Maar nee. Dat is uitzonderlijk. Zo gaandeweg, door het Woord heen. Die oude psalm. Die je als kind leerde. Die psalm gaat over mij. Het is net alsof u het tegen mij had. Niet alsof, zeg ik dan. Ik had het ook tegen u. Gaandeweg, groeienderwijs. Dat je niet meer zonder kunt. Geef dat ik het zelf ga horen, God. Zal gedenken hoe voor dezen, ons de Heer heeft gunst bewezen. Niet varen op je gevoel.

Er staat hier ook niet hoe het gebeurd is. Er groeit zekerheid. In die twee dagen. Aan de voeten bij Jezus. Persoonlijke zekerheid. Niet zelfverzekerd. Maar wel weten. Weten van de liefde. Dat deze waarlijk is de Christus. Die jood uit Nazareth. Die aan een kruis gehangen heeft. Dat Hij jouw zaligmaker is. Nu weet ik het zelf. Hij is de zaligmaker van de wereld. Niet alleen jouw Zaligmaker. De redder van de hele wereld – van de kosmos, schepping, geschiedenis. Alzo lief had God de wereld. Dan word je zo overtuigd. Dan kan je er vol van zijn. Soms niet. Dan ben je het kwijt – het gevoel kwijt. Dan is er Avondmaal. Opdat wij verzekerd worden. Niet omdat wij verzekerd zijn. Net zo zeker als ik het proef, zo zeker is het, zo word je weer overtuigd. Hij gebruikt de sacramenten. Dat zijn verzekeringsmiddelen. U moet er zijn. Ter versterking en verzekering. Niet zo dwaas zijn als mijn oma – zij ging het huis schoonmaken voordat de schoonmaakster kwam. Nee. Dat is jezelf optuigen. Moede kom ik arm en naakt. Luther, Calvijn, a Brakel. Zij hebben geweten: het avondmaal is ter versterking. Aan de voeten van Jezus. Proeven dat Hij het is. Hij is de Zaligmaker – dan is er hoop voor jezelf en hoop voor de wereld. Als ik twijfel of het kwijt ben, moet ik terug naar de verkondiging. God zegt het: Ik heb Mijn Zoon gezonden tot verzoening. Zodat je het gaat weten: o ja.

Van Luther is zo mooi bekend dat hij het geloof kwijt was. Hij kwam een boer tegen. Wil je de geloofsbelijdenis opzeggen? vroeg Luther aan die boer. ‘Ik geloof in God, de Vader…’ O ja, zei Luther, nu weet ik het weer. Om zo God te eren. Hoe weet je het zeker? Omdat God het zelf zegt. Kom maar mee. Zou die vrouw er ook niet van genoten hebben. Ik roem in God, ik prijs het onfeilbaar woord, ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord. Geloof je het nou zelf? Ja, ik geloof het zelf. Wat? Dat Jezus de Zaligmaker van de wereld is. En dus ook van mijn wereld.

Amen.

Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;
‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv’ling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en ’t onheil af zoudt wenden,
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 23 januari 2022, 15.30 uur (laatste keer i.v.m. avondlockdown coronapandemie; 50 kerkgangers, wel samenzang, mondkapje bij in- en uitgaan). Schriftlezing Johannes 4: 28-30 en 39-42.