Jezus laat het nieuws van Zijn opstanding eerst via Maria Magdalena en anderen, aan wie Hij verscheen, bekend worden. Pas daarna verschijnt Hij Zelf. De discipelen geloven echter de getuigenissen niet. Jezus wijst hen daarom terecht, maar schakelt hen tegelijkertijd in in Zijn dienst.

De genade van Jezus Christus voor Zijn discipelen

We leven tussen Pasen en Hemelvaart. We preken vaak over de verschijningen van Christus aan de Zijnen. Ik laat vanavond vers 17-18 liggen, we gaan het niet hebben over slangen oppakken. We hebben het over vers 14 en 15. Ook dit is teveel. We letten vanavond op het thema ‘De genade van Jezus Christus voor Zijn discipelen’. Daarbij drie punten

  1. In Zijn openbaring (vers 14)
  2. In Zijn verwijt (vers 14)
  3. In Zijn opdracht (vers 15)

Jezus begint Zijn richting niet Zichzelf te openbaren. Wie waren het eerst bij het graf. Johannes vertelt hoe Jezus aan een van die vrouwen zelf verschijnt. Maria Magdalena. Die wordt hier ook genoemd. Zij berichtte het aan de discipelen (vers 10 en 13). Eerst komen er berichten richting de discipelen. Daarna gaat Jezus Zich zelf openbaren. Daar zit een opklimming in. Het is anders wanneer je een mailtje of appje stuurt dan wanneer iemand voor je staat. Jezus zet niet het zwaarste geschut in. Jezus is bezig het ongeloof te ontmaskeren. Eerst bericht en openbaring.

Jezus kiest eerst iemand van buiten de discipelkring. En tegelijkertijd moet je ook zeggen: Jezus kiest niet de eerste en beste uit. Maria Magdalena. Zij moet gaan vertellen waarom Hij leeft. Markus zegt er iets bij: uit wie Hij zeven demonen had uitgeworpen. Er had een lampje moeten gaan branden. Achter Markus zit wellicht Petrus. Petrus vertelt het nog een keer aan Markus. Denk erom, dit hadden we moeten zien. We zijn blind geweest. Maria was door zeven demonen gegrepen. Geen eigen persoonlijkheid. Ze was levend en toch dood. Hij verschijnt aan haar. Ik heb de macht en sleutels van de dood. Als Ik demonen gebied, gaan ze. Hij pakt als het ware Zijn beste medaille.

Ze zien en geloven het niet. Dan komt Jezus dichterbij. Hij verschijnt aan twee van hen. Ik dacht altijd dat dat de Emmaüsgangers waren. Maar dat is niet zo. Twee van de elf. Ze geloofden ook hen niet.

Dan komt vers 14. Een moment. De discipelen zijn bij elkaar. Ze willen aan tafel gaan. En opeens, Jezus is daar. Wat zou u doen? Als u in de positie van Jezus stond? Na alles wat ze hebben meegemaakt. Al die preken gehoord. Hem horen spreken over lijden en opstanding. En dan toch: ongeloof. Op vrijdag het absolute dieptepunt: Jezus hangt aan het kruis, te worstelen. Op zondag roept Hij net uit: Victorie! De discipelen zeggen: ik geloof er niks van. Je zou toch… Je bent toch opnieuw. Ik zoek een geloviger soort op? Heb ik voor hen Mijn bloed gestort? God zij dank staat er dat niet. Want dan kunnen we niet gered worden. Ik ben ten diepste een heel ongelovig mens. Ik weet niet of u daarvan schrikt. Ik weet wel, als je gelooft, dan ga je van de dood over in het leven. Met Thomas Boston kan je zeggen: je komt in een andere staat terecht. Maar het geloof heb je niet in je vingers. Je kunt vanavond veel van de Heere zien in de verkondiging. En morgen ben ik het kwijt….?! Vandaag de grootste gelovige, morgen ongelovig. Dat je de belofte niet meer kunt geloven. Dat zijn we: ongelovige mensen.

Hoe gaat Jezus daarmee om? Hij kan het openbaren, dat is het heerlijke! Jezus draagt persoonlijk zorg voor de Zijnen. Hij komt met Zijn geloof maar de Zijnen toe. Jezus is ook voor de zonde van het ongeloof aan het kruis gegaan. Beseffen we dat dat zonde is? Boston schreef een boekje ‘De zonde van het ongeloof’. Dat noemt hij de grootste zonde. Ongeloof zet een vraagteken achter de waarheid van God. Zoals in het paradijs. Ongeloof maakt God tot een leugenaar. God is eigenlijk de duivel. De duivel is de leugenaar vanaf het begin. De enige reden vanwege de redding is vanwege Christus. Er is redding voor het ongeloof. Er is een gekruisigde Christus. Er is vandaag nog genade.

2.

Er vallen wel wat harde woorden. Jezus is scherp. Hij verweet hun het ongeloof en hardheid van het hard. Jezus heeft een terecht verwijt (Grieks grondwoord). Ze weigeren te geloven de mensen die Hem hebben gezien.

Wat leren we hiervan? De eerste is dat Gods opzoekende zondaarsliefde niet altijd aardig is, soms scherp. Een prachtige term. Ik houd ervan. Als God aan de gang gaat met een mens, haalt Hij verhaal.

Dat klinkt alsof Jezus op Zijn strepen staat? Wij slikken toch ook wel eens wat? Jezus leert toch dat we de andere wang moeten toekeren. Maar: Hij ging aan het kruis. Een mens zondigt niet goedkoop. In een huwelijk kan dat ook, je voelt je aangetast in je betrouwbaarheid. Jezus wordt hier ook aangetast in Zijn betrouwbaarheid. Een pittig gesprek dus.

Een tweede weg: als Gods weg de beste weg is, is dit ook de beste weg voor de discipelen. Ze hebben het uitgeroepen: het is over, uit, Hij is dood. Maar opeens staat Hij daar. Je herkent Hem. Je hoort Zijn verwijt. O onverstandigen en tragen van hart…. Daar sta je dan, in je hemd. Hebt u dat wel eens ervaren? (…) Waarom geloof je dat niet? Dat is ongeloof. Een keerzijde, zulke momenten – de Heere kan met een kromme stok een rechtse slag geven. Dan sta je met het schaamrood op de kaken. (…)  Als God een bepaald weg wijst, is dat altijd de beste weg. Hij is trouw aan Zijn woord. Wij eindigen vaak met het schaamrood op de kaken.

Als de mens overeind blijft, heeft God niet zoveel eer. Als de discipelen het direct geloofd hadden, hadden ze anders gesproken. Hij heeft me verdragen.

Wat zien we, als het over het verwijt gaat, dat doet pijn, maar het wordt gedragen door de grondtoon van de genade. God maakt Zijn kinderen afhankelijk van Hem.

3.

Er zit nog meer genade in, vers 15. Misschien zit er tijd tussen. Ik denk dat het bewust is, vers 14 en vers 15, dat verschil. Ga heen en predik het evangelie. Een opdracht aan de discipelen. Zij gingen onderuit. De latere apostelen. Je kan zeggen, ze krijgen hier praktijkonderwijs. Geloven op grond van getuigenis..

Ze moeten straks oproepen tot geloof en bekering. Bericht – horen – geloven. Dat is de normale gang van zaken. Je hoort het evangelie. Met bevel van geloof en bekering. En je gelooft. Dan heb je niet direct een tegenwoord. Was Jezus hier meer? Het maakt volgens mij geen barst verschil. In de evangeliën zijn er mensen die Hem zien en niet geloven!

Zalig degenen die niet gezien zullen hebben en toch geloofd. De discipelen krijgen praktijkonderwijs. Hij rust Zijn predikers toe. Dan krijg je predikers die niet zo hoog van de toren blazen. Niet: je moet geloven, je moet geloven. Maar u zegt: ik kan u geloven. Ik heb dat ook. De apostelen kunnen dus pastoraal zijn.

Het tweede. Jezus gebruikt deze mensen in Zijn dienst. Dat op zich is al genade. Hij maakt mensen tot apostelen. Je kan haast zeggen dat het een sacrament is; een onderstreping van het woord van God. Zo zeker is Mijn verbond. Deze ongelovige discipelen worden gekozen onderstreept waarvoor het evangelie staat. Ze konden preken in Jeruzalem en Antiochië. En in Reeuwijk. Ik ben zo’n grote zondaar. Hij zocht me op. Hij maakt me gezondene in Zijn dienst.

We zagen Zijn genade in openbaring, verwijt en opdracht. Wees niet zo ongelovig als de discipelen. Gods kind zegt niet dat hij het beter doet dan de discipelen. Maar je doet de Heere zo’n verdriet. Ongeloof brengt je bij de eeuwige afgrond. Kan je niet geloven? Zullen we dat samen aan de Heere vertellen. Kom ons ongelovige hart te hulp!

Amen.

(Psalm 98 vers 1 en 2)

Hervormde gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 1 mei 2022, 18.45 uur. Schriftlezing Markus 16:9-20.