Als David op de vlucht is, verlangt hij niet zozeer naar zijn paleis, maar naar het huis van God. Daar is Gods aanwezigheid te ervaren. Wie dat weet en ervaart, is echt gelukkig: welgelukzalig. Dat is het beste huis om in te wonen. 

Psalm 84 vers 5: ‘Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela‘.

Het is een bijzondere dag voor jullie. Jullie hebben hier naar toe geleefd en naar toe gewerkt. Dit is de kerkelijke bevestiging. En dan geef je nog een keer het ja-woord. Door God aan elkaar gegeven. God brengt man en vrouw samen. Als door Zijn hand. Men zei vroeger wel: huwelijken worden in de hemel gesloten. Daarom hebben jullie je ja-woord gegeven. Een huis gebouwd. Samen veel werk gehad. Jullie zullen er straks je intrek nemen. Dat mag een voorrecht worden genoemd, dat je een eigen huis hebt. In ons eigen land zijn er ook daklozen. Er is armoede, natuurrampen, oorlog. Mensen die een houten hut wonen of kartonnen doos. Geheel ontheemd. Wat een voorrecht dat jullie een eigen woning mogen intrekken. We gunnen het je van harte. Een eigen huis, gezin. Een eigen toekomst.

Toch is hierin niet het ware geluk te vinden. Als het gaat om het uiterlijke, dan is het allemaal zo bros en vergankelijk. David moest dat ondervinden. Jullie woning kan niet de kleinste van Wijk en Aalburg genoemd worden. David woonde in een paleis. Hij heeft het betrekkelijke en vergankelijke daarvan moeten doorleven. Hij moest het op enig moment verlaten. Opgejaagd geworden als een veldhoen op de bergen. Als een asielzoeker in zijn eigen land toevlucht zoeken.

David heeft natuurlijk vaak teruggedacht aan Jeruzalem. Niet in de eerste plaats aan zijn paleis. Maar aan een ander huis, daar willen we jullie kort over nadenken. Het gaat over wonen in het beste huis.

Wonen in het beste huis

  1. De eigenaar van dat huis
  2. De bewoners van het huis
  3. De genietingen in dat huis

Als er zo eens over nadenkt: opgejaagd, gevlucht. Hij verlangt wel naar een huis, maar niet naar het zijne. Hij spreekt over Uw huis. Gods huis. Is dat dan mooi, geriefelijker? Is dat misschien luxer dan zijn paleis? Nee. In Davids daden geheel niet. In Davids dagen was het een armelijk tentje. Van doeken. Nog niet zo mooi als jullie schuur. Een tentje van gordijnen.

Toch noemt David die plaats: Uw huis. Weet je waarom? Omdat de HEERE er zelf woont. Uw huis! Omdat in die tent die ark stond opgesteld. Dat was het teken van het genadeverbond van eeuwigheid. Van Gods onwankelbare trouw. Bij dat tentje werden de offers gebracht. De altaren zijn daar opgesteld geweest.

HEERE, het is Uw huis. Omdat de HEERE zich daar openbaarde. De HEERE sprak van boven het verzoendeksel. Die stem van de HEERE was David zo lief. Hij verlangde naar Gods huis. Als je goed meegelezen hebt, ben je misschien aan de weet gekomen: David is jaloers op de mussen en zwaluwen. Hoe kan dat? Die beestjes konden zomaar naar Jeruzalem vliegen en nestelen in de nabijheid van Gods altaren. David was jaloers. Hij wilde vlakbij Gods huis wonen. Ouderen willen soms dichter bij de kerk wonen, kopen of huren. Dat is makkelijker, als je minder mobiel wordt, kan je toch nog makkelijker bij Gods huis komen. Dan hoeven ze niet vanwege de afstand niets te missen van de dienst des Heeren. Een wonder als je die betrekking krijgt op Gods huis. Een vraag: waar wil je het liefste zijn? In je eigen woning of een plaatsje in Gods huis? Laat het je bede zijn: mag Uw huis, niet omdat het straks een nieuwe kerk is (daar zijn we ook blij mee), het liefste plekje zijn.

2.

Wat zijn dat voor mensen die in Gods huis wonen? Weet u wat David zegt. Het zijn gelukkige mensen. Die er dagelijks verblijven. Wier hart daar ligt. Welgelukzalig zijn zij. Die bewoners, zegt David, die zijn vol van geluk. Bedoelt David het geluk wat jullie toegewenst krijgen? Huwelijksgeluk – dat wensen we jullie ook.

David bedoelt meer. Godzaligheid. Mensen die elke dag wel in Gods huis willen zijn. Mensen die leven in de gemeenschap met God. Bekeerde mensen. Een onbekeerd mens leeft niet in de gemeenschap met God. Van nature zijn we allemaal van God afgevallen. We hebben God de rug en nek toegekeerd. We zijn allemaal ongelukkige mensen. Het meest ongelukkige is dat we dat niet beseffen of beleven. Dat we allemaal onder de toorn van God liggen. Zo, dat begrijpt u, kan er van echt geluk geen sprake zijn.

Als de HEERE tegen zulken moet gaan spreken, kan dat alleen maar oordeel zijn. Dat oordeel heb ik verdiend. Hoe kan een mens dan welgelukzalig zijn of worden? Dat kan alleen maar door de levendmakende bediening van de Geest. De oudjes zeiden: de kerk is de werkplaats van de Heilige Geest. Daar werk je, daar bereid je wat voor. Zo werkt dat in de kerk ook.

Wat bereidt Hij daar? Wel een ziel: op de eeuwige gelukzaligheid. Hij wederbaart. Van Adam afsnijdt. Dat borgwerk van Christus noodzakelijk gaat maken in het leven van een die van God is afgesneden.

Als het van ons zou afhangen, zou het voor eeuwig kwijt zijn. Christus heeft echter een volheid aangebracht. Een gerechtigheid. Op dat fundament rust het geluk van de bewoners van Gods huis. Welgelukzalig: dat ligt vast op dat fundament. Degenen die hij zaligmakend gaat bearbeiden, die geeft hij ook genietingen in dat huis.

3.

Die genietingen mogen ontvangen in Gods huis. In het begin kunnen ze zichzelf geen naam geven. De ogen worden geopend. Ze voelen zich dat zo ongelukkig. Omdat ze in moeten leven dat ze God kwijt zijn. Toch zijn ze in dat huis van God te vinden. Daar trekt hun hart naar toe. Ook al moeten ze zien: wij hebben tegen God opgestaan. Wij hebben Hem op het hoogst misdaan. Het ongenoegen van God over hun zonden leren verstaan.

Ze worden naar Gods huis getrokken. Ze prijzen U gestadiglijk. Hoe kan dat? Ze voelen zich zo diep ongelukkig. Die zondenlast drukt hen naar beneden. Een gebogen hoofd. Tranen biggelen over de wangen. Met de tranen in de ogen in de bank.

Ze prijzen U gestadiglijk. Ja, maar, hoe dan? O God, dat ik nog in het heden van genade ben. Ik die het zo heb verzondigd. Ik heb me het oordeel Gods waardig gemaakt. U hebt mij nog gespaard. Ze prijzen God. Gestadiglijk. Ik ben nog in het heden der genade. Dat ligt in de ingestorte liefde bij God vandaan. Dat doet naar God verlangen. En die ziel haakt naar verzoening. God heb ik lief. Ik zal U hartelijk liefhebben, mijne sterkte. Zij prijzen U gestadiglijk.

Als ze in Gods huis vertroost worden. Als ze een belovend God mogen ontmoeten. Er worden ontdekkende woorden gesproken. Er zijn tijden dat ze moeten zeggen: die oordelen die zijn opgetekend, die zijn voor mij. Ze liggen dan als schuldigen aan Gods voeten. Men zei vroeger: De hemel van koper, de aarde van koper, van binnen bang en benauwd. Maar God vergeet Zijn gevangenen niet. Het worden zoete ogenblikken als Christus zich aan zulke zielen openbaart. Dan vinden er zoete genietingen plaats. Dan is de liefde van Christus de banier. Ze mogen ervaren dat Christus er is. Die aanschouwelijke en zichtbare offerdienst was voor David liefelijkheid en schone dienst. Zaligheid mag vloeien uit Christus.

Welgelukzalig wiens sterkte in U is. Er kunnen moeilijkheden in het leven zijn. Tegenspoed en kruis. Wat een wonder als je je oog op God mag slaan. De satan gaat tekeer. Maar de zaak van de bewoners staat vast. Niet in henzelf. De zaak van de bewoners staat vast in Christus, hun Koning van de kerk. Ze stellen Hem tot een fontein.

Bruidspaar, ik wens je van harte toe dat Christus je leidsman mag zijn. Voor tijd en eeuwigheid. De dichter houdt aan het einde van dat vijfde vers even stil. Sela. Hij laat het even op zich inwerken. Dat kan hij zelf niet. Dat is geesteswerk. Dat geeft de Geest. Het mag even inwerken. Dan mag je genieten. Dat de HEERE dat jullie moge geven

Amen.

Gereformeerde Gemeente Veen (locatie: Hersteld Hervormde Gemeente), donderdag 24 augustus 2023, 14.00 uur. Schriftlezing Psalm 84. Kerkelijke bevestiging huwelijk.