Voordat God Zijn Zoon naar deze aarde zond, werd het eerst Advent. Ook in het leven van Maria, de moeder van de Heere Jezus, werd het Advent. Als de engel Gabriël bij haar op bezoek komt, dan stelt ze een begrijpelijke vraag over het feit dat ze als maagd zwanger zal worden. Ze gelooft de boodschap en vraagt naar hoe het zal gaan. Ze krijgt een troostrijk antwoord waarop die wonderlijke geloofsovergave volgt: mij geschiedde naar uw woord. 

Lukas 1 vers 34-38: ‘[34] En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? [35] En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. [36] En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde. [37] Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. [38] En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar’.

Advent voor Maria
1. Een begrijpelijke vraag (vers 34);
2. Een troostrijk antwoord (vers 35-37);
3. Een wonderlijke geloofsovergave (vers 38).

1. Een begrijpelijke vraag

Gemeente van Putten, God gaat Zijn beloften vervullen. Heerlijk vervullen. De beloften van Zijn Zoon. Het Woord is vlees geworden. Voor het zover is wordt eerst de Adventsboodschap gebracht. Voor God Zijn Zoon zendt, zendt Hij eerst Zijn hemelse boodschapper. We komen hem tegen op een andere plaats dan waar wij hem verwacht hebben.

Wij zouden denken op die plaats komt de engel niet. Hij gaat hij niet rechtstreeks naar Jeruzalem zoals zes maanden geleden bij de oude priester Zacharias bij al het goud in de tempel. Nu moet de engel naar het verachte Nazareth. Iedereen haalde de schouders erover op. Verachtelijk gebied. Kan er uit Nazareth iets goeds komen?

Hij wordt nu niet gestuurd naar een ambtsdrager maar naar een eenvoudig meisje. Verloofd is ze, ondertrouwd met Jozef een timmermanszoon. Allemaal klein, laag en nederig. God begint het Kerst te maken waar wij aan voorbij zouden gaan. Daar gaat God de boodschap brengen. Wat voor een boodschap?

Maria heeft ervan geduizeld. Opeens was hij daar, op het alleronverwachts. Hij is ingekomen. In de woning is de engel ingegaan. Daar had Maria niet op gerekend. Die het trouwens wel, er waren er nog weinigen het heil des Heeren hadden verwacht. Afgehouwen tronk. De Joden zuchten onder het Romeinse juk.

De stem van de profetie was tot zwijgen gebracht. Al eeuwen naar de profetie van Maleachi. Ik stel me voor dat Gods kinderen zich hebben afgevraagd: zouden Gods beloften dan verder haar vervulling missen? Hoe zit het met de komst van de Messias? Heere waar bent U, waar blijft U? Zou God Zijn genade vergeten. Zo donker, zo duister.

Juist dan waar mensen het zal wel niet meer, dan komt God. Dat is de tijd van de Heere. Het is het ogenblik dat Hij Zelf heeft uitgekozen. De Bijbel zegt de volheid van de tijd. Het juiste moment. Wonderlijke woorden krijgt Maria te horen. Ik ga daar nu niet op in, dat zou allemaal teveel woorden in een preek. Maar samenvattend: ze wordt gerustgesteld door de engel. Wonderlijke woorden hoort ze uit die engelenmond.

Als ze tot bedaren is gebracht, dan kan hij haar vertellen waarvoor hij is gekomen. Hij gaat aankondigen dat de Zone God geboren worden. Jong meisje, misschien een jaar of vijftien, zestien, jij zult zwanger worden. Hij zal groot zijn en de troon van Zijn vader David voortzetten. God gaat Zijn beloften vervullen.

Een maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, door Jesaja geprofeteerd. Maria, dat gaat nu gebeuren. En ze vraagt, onze eerste gedachte, we zeiden een begrijpelijke vraag. Hoe zal dat wezen omdat ik geen man beken. Goed opletten welke vraag ze stelt. Ze vraagt niet of het kan maar hoe. Daarmee is de vraag anders dan de vraag van Zacharias.

Voor hem was het uitgemaakte zaak: hij geloofde het niet, althans niet op voorhand. Eigenlijk zei Zacharias: wat, engel?! Mijn vrouw en ik zijn oud. Het kan niet. Oude mensen krijgen geen kinderen en wij zijn oud. Maak ons toch niets wijs. Zacharias geloofde niet wat God door de mond door de engel zij. De Heere bestraft hem daarvoor. De zonden zullen door de Heere altijd bestraft worden. Ook in het leven van Gods kinderen. Zacharias vroeg om een teken. Waarbij zal ik dat weten. Ik moet eerst iets meer hebben en zien vooral. Hij krijgt een teken. Een strafteken. Een teken in de ongunst van God. Hij moet er negen maanden het zwijgen toe doen.

Maria mag heel anders reageren. Dat is genade van God. Daar is niks van Maria bij. Van zo Maria was toch iets beter. Als we die twee geschiedenissen naast elkaar leggen daar in Bethlehem en in Jeruzalem in de tempel, dan zou ik zeggen slaat de wegschaal door naar Zacharias. Niet alleen een ambtsdrager in de tempel maar ook een priester van de Heere. Uitnemende plaats, hij is in het heiligdom. Een heerlijke plaats. Waarschijnlijk mocht hij al velen jaren de Heere vrezen. Een kind van God om zo te zeggen die geoefend was. Bezig in die heilige dingen. Je zou zeggen hij was er helemaal in.

En Maria, wat ze aan het doen was weet ik niet. Nog zo jong. Echt nog niet zoveel jaren dat ze geloofsoefening kent. Maar het is net andersom. Maria reageert heel anders. Ze had ook kunnen reageren: we zijn nog niet eens getrouwd, hoe kun je dan kinderen krijgen? Uit een andere houding reageert ze: vast te houden aan het gesproken woord.

Vandaag de dag kan veel. Hoe velen zijn er die een kind hebben en niet getrouwd zijn. Maar voor Maria lag het zo niet. Zonder man geen kind. Alleen binnen het huwelijk. Zo wil God het. Maria is vol vragen. Ze zal een zoon baren, Gods Zoon. Hoe zal het wezen? Jozef is er niet bij betrokken. Als ze het aan de engel vraagt vraagt ze het eigenlijk aan God zelf.

We lezen het in Job: wie zal een reine uit een onreine ontvangen? Uit ons niets goeds. Dat had Maria zielsbevindelijk geleerd. God uit God. Licht uit Licht. Waarachtig God uit waarachtig God. Hoe kan Hij geboren worden uit mij, zo’n onreine.

Wonderlijke dingen had ze te horen gekregen. Ik zeg niet ongelooflijke dingen. Wel woorden die haar verstand te boven gingen. Al begreep ze er niets van, ze deed niet als Zacharias. Ze wierp het woord niet bij haar vandaan. Ze vraagt heel eenvoudig en nederig om onderwijs. Daarin mag ze voor ons een voorbeeld zijn. Hoe wij omgaan met vragen, geestelijke vragen.

Of hebt u geen vragen? Gods Geest leidt ons de weg om bij God terecht te komen. Voor onderwijs. Voor antwoord. Wij zijn immers zulke dwaze mensen. Onwetenden. Van gisteren. Blind van nature van hemelswege. We voelen ons zo wijs, eigenwijs. Daarom is het nodig dat we voor de Heere een arme dwaas worden.

Hij wil blinden leiden. Onwetenden wijs maken tot zaligheid. Daarom komt de boodschap tot ons vanmiddag op de vierde Adventszondag. Om niet te doen als Zacharias die de boodschap aan de kant schoof. Om heilsonderwijs te krijgen. Verdergaand. Verdiepend. Herhalend. Heere, wilt U mij leiden in Uw weg. Leid mij in Uw waarheid.

Er waren niet alleen onmogelijkheden bij Maria, die zijn bij ons ook. Als het gaat om onze geestelijke staat en toestand. U straks juichen voor de eeuwige troon? Eigenlijk kan het toch niet? Jij, die zo weinig het Woord opent en je knieen buigt, tot geloof komen en wederom geboren worden? Een nieuw leven ontvangen. Tot Gods lof en dienst bereid. Wat zijn er dan een zee van onmogelijkheden. Een muur van verzet.

Dan moet je toch zeggen: ik een kind van God worden? Die man, vrouw, jongen, meisje, die ik ben. Ik die Zaligmaker ontvangen? Dat Hij komt in mij?! Die zondaren worden voor God die weten niet hoe het moet. Hebt u zo ooit de onmogelijkheid aan uw kant moeten inleven?

De Heere Jezus heeft nog gezegd: wat bij de mens onmogelijk is, dat is mogelijk bij God. Onmogelijk bij de mensen. Hebt u die onmogelijkheid moeten inleven aan eigen kant. Christus moet niet alleen geboren worden in de stal van Bethlehem maar ook in de stal van uw hart, in de stal van ons leven.

Dan moeten wel eerst al die andere bewoners eruit. Dan moet er plaats worden gemaakt voor Hem. O geliefden, Hij komt niet daar wonen als er nog andere bewoners zijn. Hij wil er alleen wonen. In de beestenstal delen. Christus kwam ter aarde door het onmogelijke heen. En als Hij in ons hart komt, dan komt Hij door het onmogelijke heen. Dan komt Hij niet in de weg van de berekening, van de beredenering, in de weg van het verstand maar dan komt Hij in de weg van het wonder om hier Zijn werk te verrichten.

Hoeveel onmogelijkheid er ook is, Maria mag in haar vraag ‘hoe zal dat wezen?’ haar oog slaan op de Heere die nooit beschaamd. In der eeuwigheid niet. Zo gaat ze onderwijs krijgen. Nader onderwijs van de engel.

2. Een troostrijk antwoord (vers 35-37)

Want, wat nou niet kan, dat gaat God doen. Want God is een God van het wonder. Christus Zijn Naam is wonderlijk. Ook nu. Maria zal leven ontvangen in haar schoot. Geen man zal eraan te pas komen. God zal het Zelf doen. In een bovennatuurlijke weg want God staat boven de natuur. Hij kan afwijken van de weg van de natuur om een Kind te verwekken. Dat zal hier gebeuren. Maria, de kracht des Allerhoogste zal over Uw komen, en die zal u overschaduwen. Die dierbare Heilige Geest zal op een verborgen, onzichtbare wijze die dingen gaan werken die de engel hier zegt.

Daardoor zal het wonder gaan gebeuren. Door de Heilige Geest. Hoort u dat? Hoe zal het wonder plaatsgrijpen in uw leven? Door Woord en Heilige Geest. Zo zal in de baarmoeder van Maria een Kindje gaan verwekt worden en een Kind gaan groeien.

God wordt mens. En zal tegelijkertijd God blijven. Een heilig Kind dat al van eeuwigheid was. Zo heel anders dan andere kinderen en toch ook weer niet. Tegelijkertijd gelijk aan alle anderen. Zijn broeders in alles gelijk, zegt Jakobus de apostel, uitgenomen de zonde. Toen de Heere Jezus geboren werd, kinderen, zag Hij er net zo uit als wij geboren werden. Een baby’tje.

Kleine handjes en vingertjes. Alles erop en eraan. Een mens. En toch was Hij heilig. Zo heilig als ik dit wonder vatten wil, dan staat mijn verstand vol eerbied stil. Die ontvangenis van de Heere Jezus in Maria. En die geboorte uit haar. Kan dan ook enkel en alleen door het geloof verklaard en beleefd worden. Maria krijgt van de engel een teken. Ook zij dus. Ze had er niet om gevraagd.

In vers 36 kunt u dat lezen. Elizabeth is ook zelve bevrucht. De engel zegt eigenlijk, hij geeft een vingerwijzing. Ga er maar op uit naar Elizabeth. Wat bij jou niet kan gebeuren, kon ook niet bij je nicht gebeuren. Zo zal het gaan. Nog veel heerlijker gaan bij jou.

Zo krijgt Maria een teken. Bevestigt met een teken. Mijn woorden zijn echt en betrouwbaar, zegt de Heere. Wat zou dat een bemoediging zijn geweest. En dat was zo nodig. Wat ze gehoord was was zo overweldigend. De Heere weet dat Zijn volk zo zwak is. Daarom geeft Hij de tekenen van brood en wijn. Christus de dood ingegaan. Teken van Zijn liefde naast Zijn hoorbaar Woord.

Wat zorgt de Heere goed. Hoorbaar en voelbaar Evangelie. Hij beantwoordt daar alle vragen. De Heilige Geest zal over u komen. Het teken van Elizabeth. Zo wint Hij het hele hart van Maria in met die woorden en daden. Hoe doet Hij dat tot slot?

Een heerlijk slot van wat de engel zegt. Want geen ding, geen woord, zal bij God onmogelijk zijn. Dat waren bekende woorden. Maria kent ze wel. Eeuwen geleden geklonken bij Sara. Toen Izak geboren werd. Was Sara niet de moeder van haar volk? En Abraham de vader van alle gelovigen? Inderdaad dat zijn de laatste woorden van de engel voor hij terugkeert naar zijn plaats in de hemel.

Vormen een verklaring van al wat hij ervoor gezegd heeft. Geen ding, geen woord, zal bij God onmogelijk zijn. Het staat er eigenlijk in een dubbele ontkenning. Echt onmogelijk. Want bij God zijn alle dingen mogelijk. Eigenlijk zijn deze woorden de verzegelende handtekening van God onder. Denk erom Maria, bij Mij is niets onmogelijk. Geen woord, geen ding.

Alles wat van Gods kant komt is mogelijk. Van onze kant, zeiden we, is zoveel onmogelijkheid. Wat van Gods kant komt zal niet krachteloos blijven. Dat houdt zijn kracht tot in het late nageslacht. Niet krachteloos staat er letterlijk. Met andere woorden: als de Heere iets zegt, dan hoeft er niet aan te twijfelen dat het niet zal gebeuren. Of dat God iets zegt maar er geen uitvoering aan kan geven. Dat het bij woorden blijft en de woorden geen zaken, geen dingen worden.

Daar hoeft u vanmiddag niet aan te twijfelen. Als de Heere het zegt dan doet Hij het ook. Daar staat Hij met heel Zijn Goddelijk wezen voor in. Dat Hij getrouw Zijn Woord houdt. Woord en daad zijn bij God niet twee maar een. Zijn woorden en Zijn daden. Wij kunnen soms iets zeggen dat wij niet waar kunnen maken of willen maken, maar zo is het bij God niet. Geen woord zal bij God krachteloos blijven. Geen woord zal ter aarde vallen. Wat zeg ik, zelfs geen leesteken. U kunt lezen van geen tittel of een jota, Jezus zegt, die zullen niet onvervuld ter aarde vallen. Zullen worden vervuld op hun tijd. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er.

Wat zei de Heere toen Hij de aarde schiep. Daar zij licht en toen moest, hoelang duurde het toen nog voordat het licht werd?!, toen, toen was het licht! Hij zei: het zij licht en daar werd het licht staat er. Hij hoeft maar te spreken en het is er en te gebieden en het staat er. En dat is nu zo’n blijde boodschap voor mensen die bedroeft van hart zijn.

Die in die onmogelijkheid zijn gekomen van zalig worden. En die zeggen: ik kan het geloven van die en die. Van mijn grootvader, van mijn vader, of schoonmoeder, of noem maar op. Die zijn boven, die zijn voor de troon. Maar hoe zal dat wezen voor mij? Onmogelijk. Maar dit is de troostvolle boodschap voor die waar het onmogelijk voor is. Geen ding zal bij God onmogelijk zijn. Hoort u hier de weg en de ruimte om zalig te worden?

Dit is nou een Adventsboodschap waar de Heere verwachting op zou geven. Niet dat u het van uzelf gaat verwachten maar van de Heere. Ik verwacht Uw hulp van boven. Zijn werk is mogelijkheid maken wat voor ons onmogelijk schijnt te zijn. Zo werkt de Heere. En zo werkt Hij aan op Zijn eigen eer. Want de Heere schrijft ons niets toe. Hem alleen de eer. Daar gaat het om. Ere wie ere toekomt. En dat is de Heere alleen. Gelooft u dat?

Dat was zo’n vraag die de Heere stelde aan die zus van die andere Maria, Martha. En die ik u ook wil stellen: gelooft u dat? Maar die nu dan zegt ja dat kan. Nee, met heel uw hart!? Valt voor daar nou op en valt u voor? Of valt u daar nog altijd over? Dat wat God zegt Hij ook doet. En wat God doet, ook al begrijp ik het niet, dat doet Hij goed.

Geen Woord dat van God komt is een ijdele klank. Mooie woorden waar je niets aan hebt. Gods belofte wordt heerlijk vervuld. Gods Woord wordt vlees, Hij komt. En voor Maria waren deze woorden als balsem voor haar ziel. De engel kon ze zo uitgieten want er was plaats voor. En Maria ontving deze woorden met haar hart tot troost en grote bemoediging. En dat zien we in onze derde, laatste gedachte tot uitdrukking komen.

3. Een wonderlijke geloofsovergave (vers 38)

Zie de dienstmaagd van de Heere, mij geschiedde naar uw woord. Wat is het nodig dat de kerke Gods, net als Maria, bij het Woord wordt bepaald. Het draait altijd weer om het Woord. Het Woord in het centrum. Het Woord in ons midden. Niet mensenwoorden zijn belangrijk. Wat Maria ervan denkt en vindt en zegt. Niet mensenwoorden geven de doorslag in dit leven. Maar het Woord van de Heere dat eeuwig vast is.

Dat Woord kun je op aan. Dat wil de engel benadrukken in zijn slotwoorden al lijken de dingen nog zo onmogelijk te zijn. God zal zeker doen, o meisje, o kind, wat Hij heeft gezegd te doen. Niet alleen Zijn beloften worden vervuld. Laat ik dit erbij noemen: ook Zijn bedreigingen worden vervuld. Hij houdt getrouw Zijn Woord. Hij houdt getrouw al wat Hij ooit beloofd heeft zal bestaan.

Ook als de Heere dreigt en zegt: tenzij dat u zich bekeert, u zult niet bestaan. En u bekeert zich niet, dan zal dat toch uitkomen. Dan zal toch blijken maar dan tot uw oordeel dat het Woord van de Heere de waarheid is. God vervult Zijn beloften en bedreigingen. Als we de Heere kennen moge, bent u dat trouwens, kent u de Heere? Niet alleen van horen zeggen en horen lezen maar ken je Hem in je hart?

Dan zou ik deze vraag eraan willen koppelen, want dan kunt u misschien het antwoord geven en jij. Als we de Heere kennen gemeente, dan hebben we de kracht van Zijn Woord leren kennen. Want God leren kennen en de kracht van Zijn Woord, dat zijn geen twee maar die hebben alles met elkaar te maken. Dan heb je dat Woord leren kennen als een tweesnijdend scherp zwaard. Dan is het doorgegaan tot de verdeling der ziel, en van de gedachten en samenvoegselen. Dan is het een oordeler geweest in uw leven. Dan is dat Woord erin gegaan. Als een zwaard, als een scherp mes.

En u riep het uit: o God, wat doet het toch zeer. Dat ik tegen U heb gezondigd en gedaan wat kwaad was in uw ogen. Dat ene kant van dat scherpsnijdende zwaard. Twee kanten altijd. We moeten met twee woorden spreken. Niet alleen het leven maar ook de dood. Niet alleen de zegen maar ook de vloek. Niet alleen het voordeel maar ook het oordeel. Dan hebt u die pijnlijke, scherpe kant van het zwaard geleerd, die ontdekkende kant van de waarheid geleerd.

Dat de wet Gods u kwam te ontmaskeren, schuldig te stellen en u kwam te verdoemen. En u hebt ook geleerd dat zo een niet natuurlijk bekeerd kan worden. Dat moet bovennatuurlijk gebeuren. Daar is genade voor nodig. Zo verloren om behouden te worden. O God, onmogelijk van mij uit. Ik sta voor een muur en ik zie geen deur. Ik sta voor een muur zo dik, zo groot, zo hoog. Wie kan dan zalig worden? Hoe zal dat wezen?

Maar wat nu onmogelijk is bij mensen, is mogelijk bij God. Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. Wanneer de Heere door Zijn Geest zulke mensen met alle onmogelijkheden en onwaardigheden te zinken en te verlaten op het Woord van de Heere. Dat mag Maria doen als vrucht van genade. Weet je wat ze doet?

Ze zegt eigenlijk kortweg: Amen. Want dat kleine woordje kinderen, jullie weten wat het betekent toch?, Amen dat wil zeggen het zal waar en zeker zijn. Amen zeggen. Op het verkondigde Woord. Al de ja maars worden verzwolgen en moeten zwijgen. Al haar vragen zijn zo liefderijk beantwoord en opgelost. En door het zaligmakende geloof mag ze weten, inderdaad wat u zegt engel is zo. Geen ding zal bij God onmogelijk zijn.

En weet je wat er gebeurt, bij dat jonge meisje zestien jaar, ik weet niet hoe oud jij bent? Maar ze is er helemaal voor ingewonnen. Helemaal compleet. Helemaal he. Voor het Woord van God en voor de weg van de Heere. Zodat zich uitgeeft, en overlevert en zegt: zie de dienstmaagd van de Heere, mij geschiedde naar uw woord.

Ze mag onvoorwaardelijk buigen. En ze heeft zichzelf ervoor over. Haar goede naam en eer. Straks gaan de mensen haar nawijzen. Zwanger terwijl ze niet is getrouwd. Een schande. Ook nu trouwens nog toch?! Ze mag het allemaal in Zijn handen leggen. Heere doe wat goed in Uw ogen. Ze is het ermee eens, met God eens. God kan het niet verkeerd doen en zij kan het niet goed doen. Ze mag rusten in wat God heeft gezegd.

Haar hart is helemaal bereid. Straks gaat de Heilige Geest haar buik bereiden maar nu is haar hart al bereid. Want dat is eerst nodig. Ze wordt niet tegen wil en dank moeder des Heeren maar ze is bereid, Heere als U het wilt, hier ben ik. Als dat de weg is die U wilt gaan, hier ben ik. Eerst ziet ze op God, om zo te zeggen, op God en Zijn Woord. En pas daarna ziet ze op de omstandigheden. En dat is nou het heilgeheim.

Het geheim in het zaligmakend geloof. Ongeloof ziet eerst op de omstandigheden. Maar geloof ziet eerst op de God die het zegt, die het gesproken heeft en het doen zal, en dan pas op de omstandigheden. Maria is daar niet blind voor. Geloof is niet blind voor de omstandigheden. Geloof door de werking van de Heilige Geest is midden in de bittere werkelijkheid, midden in de strijd, in de aanvechting en de beproeving, nochtans bereid om op God te zien. En het stopt met redeneren en zegt: Heere, aan Uw Woord heb ik genoeg.

Kijk, dat is genade. Als ze zegt: mij geschiedde naar uw woord, dan spreekt daar ook een verlangen in door. Heere, vervul wat U hebt gesproken. Laat komen wat U hebt beloofd, laat Hem komen. Het vleesgeworden Woord. Ik zie ernaar uit. Mij geschiedde naar Uw Woord. Ik ben geheel en al tot Uw lof en dienst bereid.

Dan zegt ze niet dat ze de moeder van de Heere is. Dat zal ze worden inderdaad. Maar ze noemt zichzelf zo laag en nederig. Zie de dienstmaagd van de Heere, zo nederig ben ik. De dienstmaagd van de Heere. Letterlijk staat er: de slavin van de Heere. Die bereid is om te doen wat U zegt, wat U gebiedt. Wat een nederigheid, wat een ootmoed. Ik weet het, Maria’s omstandigheden zijn uniek en toch liggen er rijke lessen in van wat haar is overkomen voor het leven van het geloof.

Neem alleen dit, en u hebt er misschien wel genoeg aan: dat buigen voor het Woord van de Heere. Door de overmacht van Zijn spreken en door de kracht van Zijn Geest. En mag ik die vraag eens heel dicht aan uw hart leggen voor u hier in de kerk en de luisteraars en kijkers thuis: hebt u zo leren bukken en buiken? In dat restloze overgave, kijk daar komt nou alles wat van de mens is tegen in opstand. Want ik wil niet bukken en buigen.

Wat?! Dat Woord?! Ik wil mij niet overgeven. Ik wil mijzelf er niet voor over hebben. Ik wil mijn leven niet verliezen om het te behouden. Ik wil mijn eigen wil niet kruisigen om alleen te vragen wat wilt U dat ik doen zal? Ik wil niet als een verloren zondaar vallen voor de Heere neer. Ons vlees onderwerpt zich niet aan de wet van God en ook niet aan de God van de wet. Maar als de Heere komt in ons leven, dan leert Hij ons bukken en buigen.

De een haalt Hij met een klap en trek onderuit en daar lig je gevloerd op het slagveld van vrije genade net als Saulus op weg naar Damascus. En de ander daarmee gaat Hij een geleidelijker weg. Steeds een slag totdat de laatste slag wordt toegebracht. De genadeslag. En daar lig je. En dan net als Saulus gaat vragen: Heere, wat wilt U dat ik doen zal?

Nou dat gebeurt in het begin he in het begin van het geestelijk leven. Dan maakt de Heere je zo klein, arm en ootmoedig. Maar dat gebeurt ook daarna. Want dat wordt steeds meer verdiept. Want ook de Heere moeten leren alles in te leveren en te buigen en zo te wandelen met hun God. Dan moet je steeds meer belijden: ik weet het niet Heere en bij mij is het niet Heere. Maar zie de dienstknecht van de Heere, de dienstmaagd van de Heere, de slaaf en slavin van U, doe met mij naar Uw Woord.

Ik verzeker u gemeente van Putten, dit is het zaligst leven. Het heerlijkst leven. Om te mogen buigen onder het Woord. Is het gebeurd in je leven? Mag je ermee instemmen en er bijvallen en zeggen: ja man, dat zoete buigen, dat zalige bukken om te rusten in wat God heeft gezegd. En stoppen met te redeneren en het alleen van Hem te verwachten. En ernaar uit te zien dat Hij Zijn Woord vervuld. Hier al en straks volkomen. Een dienstmaagd dat wil ze zijn.

Heere, dat U het te zeggen heeft in mijn leven en ik niet langer de zonde en de duivel en de wereld dienen zal. Wat is het voor ons nodig, voor u, jou en mij, dat wij zo door genade het Woord van Heere leren om te gaan. Want je moet niet denken dat daar in dat eenvoudige huisje gebeurde en wat Maria heeft meegemaakt, zo heel ver bij ons vandaan staat.

Qua afstand, in de tijd en vanwege de plaats. Want wij hebben het Woord. Het wordt ook ons gebracht. Van hemelswege ons gebracht, bekendgemaakt net als daar bij haar, toen in Nazareth. Het Woord komt ook tot u, tot jou. Dat is precies eender. En nou zagen we Maria’s reactie. Maar nou even terugblikken op die Adventsweken die achter ons liggen, mag ik nou eens vragen: wat is onze reactie? Hoe hebben de Adventstijd doorgemaakt?

Voor Maria was het in het geloof. Maar hoe was dat bij, bij jou? Wat is onze reactie op dat Goddelijke spreken? Dezelfde reactie als die van Maria? Iemand zegt: maar ik ben niet zoals Maria. Ik kan er niet bij. U hebt gelijk. Maar dat is omdat u niet wilt. Maar dat is geen verontschuldiging waarmee u zich kunt goedpraten en schoonpraten en vrijpleiten voor God. Dat is geen verontschuldiging als je moet zeggen: maar ja ik ben niet zoals Maria. Dat is beschuldiging. En dat u daarmee zou vastlopen.

Want u zou ook zo moeten zijn. Vastlopen, stuklopen, doodlopen. Die onmogelijkheid opdat er voor dit woord dat er bij de Heere geen ding onmogelijk is plaats zal worden gemaakt en zal komen. Want voor Hem is niets onmogelijk. Zie ik jou toch nog denken: ja maar dit dan en dat dan? Hoor ik u toch nog stilletjes redeneren. O de Heere is het die uit alle onmogelijkheid leidt en bevrijdt dat u op Hem zou zien. En op Zijn Zoon. En het van deze sprekende God zal gaan verwachten.

Want het gaat Kerst worden. En dat is het feest van het Woord. Dat Woord dat vlees werd. Waarom? Opdat u zou weten dat geen Woord van God krachteloos is. En zo bidden we en besluiten we de Adventsprediking: Heere, zegen ook in Putten Uw eigen Woord. Opdat het zal zijn: mijn hart is bereid. Amen.

 

Zondag 20 december 2020, Vierde Adventszondag – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D. Zoet – Schriftlezing Lukas 1 vers 26-38