De dichter van Psalm 39 was een eenling, op zichzelf terugggeworpen. Hij voelt zich niet alleen alleen, maar ook schuldig. Jegens God en de naaste stapelen wij schuld op schuld. Toch heeft hij verwachting: van de God van het verbond. Dat is onze enige houvast en troost: dat God Zijn Woord trouw is, dat Hij niet laat varen het werk Zijner handen. Met die wetenschap kunnen we het nieuwe jaar in.
Hier is een mens aan het woord die zich een eenling voelt. Temidden van velen. Vol van gedachten. Brandt in zijn binnenste. Heeft zich voorgenomen: ik zwijg. Ik zweeg van het goede. Maar nu wordt zijn lijden heviger. Zijn hart wordt heet.
Een mens, besloten in zichzelf. Een eenling. Als ik dat voor me zie, met open oren en ogen in deze maatschappij sta, zijn er veel eenlingen. De maatschappij is individualistisch. Er is veel eenzaamheid. Er zijn velen de het contact met de ander hebben verloren. Eenzaam hun weg gaan. Problematiek van jeugdzorg en ouderenzorg. Dag in dag uit hoor je daar over. Hoe mensen geen toekomst zien. Besloten in zichzelf. Somber in hun denken. Geen uitzicht. Geen toekomst.
En nu is dit een Psalm. Dat wil zeggen: een lied van Israël. Aan David toegeschreven. Zijn er in het leven van David zulke momenten geweest? Voelde hij zich een eenling. Een kind van God, verkoren tot het koningschap over Israël. Gevolg? Een vluchteling. Opgejaagd. Dat is het beeld. En hoe vaak is het hem niet alleen heet onder de voeten en heet in zijn hart geweest. Hij zich als een waanzinnige aanstelde, bij de Filistijnen.
Maar niet alleen de uitwendige omstandigheden. Toen hij eenmaal koning was, wat voelde hij zich tekort komen tegen God en de mensen. Die zonde met Bathseba. Toen dat kind stierf.
Dit gedeelte van Psalm 39 is vol van twee dingen:
- De kortheid van het leven. Het leven is een zucht. Het jaar is zomaar weer voorbij. Een nieuw jaar staat voor ons. Wat zal het ons brengen? Zullen we het vol brengen? Of zullen onze namen worden afgelezen? 31, 45, 71? Ze zijn ons voorgegaan. Het leven een zucht.
- Het leven, daarnaast, schuldig. Psalm 39 staat er vol van. Dat we steeds meer schuld met ons meedragen. Dingen die we gedaan of niet gedaan. Gedacht, gezegd, situaties waarin we niet de juiste weg gingen. 2019 is een jaar van vermeerdering van schuld. Dat zegt Psalm 39.
Die Psalm is dan een belijdenis. Ze behoren tot de geschriften van Israël. Daarin geven mensen antwoord op Gods woord (wet en profeten). Ook wij hebben dat gehoord dit jaar. We zijn bij elkaar nu. Het zal u net zo vergaan dat uw agenda ook alweer gevuld is. Oudejaarsavond staat alweer in mijn agenda. We plannen. Terwijl we gehoord hebben dat ons leven een zucht is. Terwijl we horen dat de tijd een vermeerdering is van schuld voor God en de naasten.
Waar moet je dan heen? En nu, wat verwacht ik? Dat zegt de tekst. Ik kreeg die aangereikt van een man die ik 14 dagen geleden begraven heb. Ik was nooit zo weg van die tekst. Een beetje algemene tekst. Zo nietszeggend. Nietszeggend over de persoon. Maar toch. Het heeft me vastgehouden. En nu, wat verwacht ik?
Hoe is het met onze verwachting? Met onze toekomstplannen? Wat denk je als je een datum invult in 2020 of 2021. Och, ik ben gezond. Ik ben 75, 77 haal ik wel. Toekomst gebaseerd op jezelf? Je eigen kunnen en kennen? Verwacht je het van omstandigheden of mensen, van het leven? We leven toch in een goed land. Er is welvaart en welzijn. Het zal toch wel… Als we dan wat gaan mankeren, is er toch gezondheidszorg. Velen rekenen alleen met zichzelf. Dat anderen er voor hen zullen zijn. En wij?
Wat verwacht ik? O HEERE! Nu staat in de HSV die naam met kleine letters. In de SV staat het met hoofdletters. Ik vind dat tegenvallen van de HSV. Het is van de HEERE. Hoorders van het evangelie. Wet en profeten gehoord. Er te zijn voor Hem en de naaste. De profeten die ons terug roepen. Het laten zien in je leven, God lief te hebben.
Zo klonk het voor Israël. Wij mogen nog veel meer weten. De beloften aan Israël zijn heerlijk vervuld. Dat de HEERE zijn woord heeft waargemaakt. Het woord is vleesgeworden.
Wat verwacht ik, o HEERE, de God van het verbond. God die ons bij name kent. Je bent mijn kind. Erfgenaam. Dat is de roeping. De verwachting die Ik je heb doen horen. Onze hoop en verwachting is toch van de HEERE, dat is toch het votum? Daar beginnen we de dienst mee. Hij die trouw is. En nooit los laat het werk Zijner handen.
Temidden van deze zwartgallige psalm, klinkt daar dat juweel. En nu, wat verwacht ik, o HEERE? God die het me beloofd heeft. Die er was toen ik jong was. Toen ik ouder werd. Die er morgen zal zijn. In 2020.
Is dat niet wat Hij beloofd heeft en waargemaakt heeft in Jezus? Hij staat niet tegenover ons. Maar naast ons. Hij werd der mensen broeder. Zijn Naam is Jezus. Zaligmaker van zondaren.
We hebben inderdaad een pak van schuld. Elkaar aangedaan. Ook als gemeente. Dingen die we nagelaten hebben. Het niet getuigen in de wereld. En zoveel meer. Zoveel klein denken van God. Klein denken van mensen. Zoveel egoïsme en eigenbelang. Ik hoop dat u dat herkent! Waar dan heen?
Wel, naar Jezus toe. Hij is Zaligmaker van zonden. Hij is er voor ons geweest als kind in de baarmoeder. Voor ons als jongetje. Dat vluchten moest naar Egypte. De weg van Israël deed Hij over. Hij groeide op in de timmermanswerkplaats. Hij woonde in Nazareth. Kan er daar iets goeds uit voort komen? We weten dat Hij er voor ons was, ook in die onbekende.
Hij werd ons in alles gelijk. Behalve de zonde. Hij droeg niet Zijn eigen pak. Hij droeg uw zonden. Onze ziekten waren op Hem. Hij was een man van smarten. Dat is Hij voor ons geworden. Zo staat Hij naast ons (niet tegenover ons). Hij liet Zijn bloed vloeien. Het is volbracht. Ten einde toe volbracht. De zonde is verzoend. Daar mogen we van zorg ontslagen, Hem danken voor dat wonder van liefde en genade. Dat Hij ook nu de Immanuel is.
Wat verwacht ik? Hoe is mijn agenda? Hij gaat ons voor op het levensspoor. Zelfs in een dal van schaduwen van de dood trekt Hij met ons mee. Hij heeft dood en graf overwonnen. Mijn hoop die is op U!
Zo mogen we 2020 in. Als gemeente van Christus. Met zorgen. Er is veel ontevredenheid. Als je de jaarverslagen ziet: boeren, burgers en buitenlui protesteren. Terwijl we een van de rijkste landen zijn. Groter dan de nood is de Helper, die naast ons komt staan, niet. Wees niet bevreesd. Maak je geen zorgen voor morgen. Ik ben er toch. Als de God die je voorgaat. Die je bij name kent. Die bij het naderen van de dood volkomen uitkomst geeft.
Mijn hoop is op U. Hij die uitzicht heeft gegeven door de jaren heen. Die er was in het verleden en er zal zijn. Totdat de grote dag aanbreekt. De dag van Jezus Christus. Dan zal alle leed voorbij zijn. Dan zullen de zon en maan niet meer schijnen. Dan is het woord waar: Gods aangezicht dat over ons licht. Het licht van God. Geen zon en maan, geen nacht. Dat is ons verlangen. Dat wil Hij schenken. Die toekomst is gewaarborgd.
Tot kind aangenomen en erfgenaam. Die God heeft dat beloofd. Hij schonk Zijn Geest opdat we het weten zullen: op die grote morgen, als dit lichaam sterven gaat, zullen we altijd bij de Heere zijn. Is dat uw hoop? Uw verwachting? Ga dan met God van 2019 naar 2020. En weet het: Ik ben die Ik ben. Ik ben erbij, bij jou, in welke omstandigheid dan ook, ja zelfs dwars door de dood neemt Hij ons op in Zijn schoot. Geprezen zij deze God, Vader, Zoon en Heilige Geest, nu en eeuwig. Amen.
Hervormde Gemeente Reeuwijk, dinsdag 31 december 2019 (Oudjaarsdag), 19:00 uur. Schriftlezing Psalm 39 en Romeinen 8:31-39.