Psalm 121 is een lied van uitgaan: na de dienst en liturgie in Jeruzalem in de tempel wacht het werk in de wereld. Onze hulp is niet van enig schepsel, maar van de HEERE, de Verbondsgod. Bij Hem zijn we echt veilig, ook als de natuur zich tegen ons keert.

Zou je niet elke dag naar de kerk willen gaan? Zo was dat met de vreemdeling in Kedar. Thuiskomen bij de God van het verbond. God die je Vader is. Die je tot Zijn kind heeft aangenomen. ‘k Waar liever een dorpelwachter in het huis van God dan duizend dagen elders. Hoe zit dat bij ons? Is dat het kenmerkende van ons gemeente-zijn? Een opzien om de wereld weer in te gaan? Dan komen we bij Psalm 121.

Een lied van uitgaan. En ingaan. Uitgaan staat voorop. Kan je dat voorstellen: je hebt de offerande gezien en de zang gehoord. Op de laatste avond van je verblijf op het tempelplein uitziet op de weg naar huis. Nu zie je de bergen. De SV en HSV is verkeerd: van de bergen is niets te verwachten. Ook niet van de schepping op zich niet. Je kunt de schepping ingaan en je verwonderen over de Reeuwijkse Plassen. Of in Zwitserland je verheugen over de bergen. Onder de indruk van de grootheid van die bergen. Maar het zijn schepselen van God. Van medeschepselen kan je het niet vergissen. Ik kan beter naar een bos gaan dan naar de kerk? Die mensen vergissen zich. Het blijde hemelrond vertelt wel iets van God heerlijkheid. Maar je vindt daar niet je broeder. God en Zijn Zoon is daar niet te vinden. Wel in de Schriften. In de bediening van het evangelie. Het geloof is uit het horen van het woord van God.

Die pelgrim op dat tempelplein, die ziet er tegenop om naar huis te gaan. Buiten wachten de zorgen en moeiten. Die bergen zijn symbool van de moeiten en zorgen van het leven. Als een berg er tegenop zien om het huis van God weer te verlaten. Weer naar de dagelijkse levenspraktijk te gaan…! De vragen en zorgen van het leven.

Die bergen waren voor de Israëliet de plek waar de natuur het voor het zeggen had. Kloven, ravijnen, droogte, rovers, wilde dieren. De bergen symboliseren de moeiten van het leven. Dan is daar een broeder. Die ziet die man staan. Z’n houding drukt moeite uit. Mijn hulp is van de HEERE, die hemel en aarde gemaakt heeft.

Bekende woorden. Ons votum. Vijf hoofdletters. Vijf keer komt die naam voor. Hij laat nooit los het werk van Zijn handen. Gaat mee en gaat ons voor. We moeten onze voeten zetten op Zijn spoor. De God van het verbond. Met alle goed zullen we worden verzorgd. We zullen eenmaal voor Hem worden gesteld. Daar mag je nu als je straks naar huis gaat. Ik ga niet alleen. Ik ben niet alleen straks thuis. Met zorgen, vragen, moeiten, ouder worden, afhankelijk zijn van hulp. Ik ben niet alleen.

Een machtige HEERE. Hij heeft de aarde geschapen. De bergen, die zijn door Hem tevoorschijn geroepen. De tulpjes en krokussen zie je al weer. God is de God van het leven. God is nabij. Zijn Naam is Immanuël. Al de dagen van ons leven is Hij nabij.

Dan hoef je toch nergens tegenop te zien? Wie zal tegen ons zijn? Hij heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard. We hebben brood gesmaakt en wijn geproefd.

Zo nabij is Hij gekomen. Zo heeft Hij ons liefgehad. Zou Hij een andere zijn dan vandaag? Hij die voor ons zorgt en ons liefheeft. Uw Bewaarder zal niet sluimeren. Hij is wakker over Zijn Woord.

Het lied is vol van bewaring, dit lied. Komt die man daar zelf op? We moeten het zo lezen: er kwam een ander zie hem bemoedigt. Die vult die woorden in. Joh, Hij zal je voet niet laten wankelen. Hij slaapt niet. Hij is als een schaduw aan uw rechterhand. De HEERE is er zelf!

Dan komen de afgoden van de tijd: zon en maan. Die werden gezien als vijanden, machten die je lichaam en leven konden belagen. De zon zal je overdag niet steken. Maanziekte, zonnesteek. Naar lichaam en ziel. Dat is de kern. De ziel.

We begonnen met de tekst: ben ik mijns broeder hoeder? Hoe kom je daarop? Vanwege die man die als het ware bemoedigt. Dat is de roeping en taak van gemeente-zijn. Zijn woord niet vergeten. Het woord meenemen naar buiten. Naar je collega, buurman, medebewoners. Dat je die man en vrouw die er alleen voor staat met zijn angsten, dat je die bemoedigt. De HEERE is uw bewaarder. Het woord meenemen de wereld in. Doorgeven aan de wereld.

Die ook die hoge bergen zien. Die hun angsten en zorgen hebben. Die bergen symboliseren de natuur die God gegeven heeft. Anno 2025 weten we dat de natuur ook gevaren in zich bergt. Al jaren zijn we geconfronteerd met klimaatverandering. Overstromingen her en der. We horen van enorme natuurbranden. De natuur kan zo overweldigend zijn in zijn kracht en vermogen om te vernielen en te vernietigen. We kunnen het dagelijks zien via het beeldscherm. Wij wonen hier 5 meter onder de zeespiegel. De dijken zouden breken? Zou een noodpakket afdoende, voldoende zijn? Of zou je moeten zeggen: broeder, zuster, de HEERE is uw schaduw. De zon, maan, het water: ze kunnen u niet deren. We weten van die ene, wiens dood we hebben herdacht. Zijn dood is ons leven. Die Broeder van ons mensen! We mogen vanuit Hem leven.

Temidden van rampen mogen we veilig zijn. In Gods trouwe Vaderzorg. We weten het: niets, zelfs de dood niet, kan ons van Hem scheiden. De dood is thuiskomen van wie in Hem gelooft. Na deze pelgrimage. Wat zou ik vrezen voor wat de toekomst brengt?

De bergen en natuur kunnen zo vijandig zijn. In ziekte en handicap. Ik ervaar dat aan den lijve. Ik heb tekort aan adem. Een wonder dat ik deze diensten kan doen. 70, 80 jaar, wij vliegen daarheen. Bent u bereid om in ziekte, afbraak en zorg daarin toch te belijden: de HEERE is uw bewaarder. Hij slaapt en sluimert niet. Hij waakt over u, over je kinderen. Hij is de bewaarder van Israël. Hij bewaart Israël om Jezus’ wil.

De natuur, de geschiedenis van ons mensen, als je naar het nieuws kijkt, je hoort van oorlogen in Oekraïne, je hoort van opstandigheid in de hoorn van Afrika, je hoort hoe het volk van God strijdt. Je hoort Trump en Poetin… Wat hebben we dan nog te verwachten? We zullen horen van oorlogen en geruchten van oorlogen. Het evangelie zal verkondigd zijn tot aan het einde van de aarde. De dag komt. Het teken van de Zoon des Mensen zal gezien worden. Alle zorgen en verdriet zullen voorbijgaan. We gedenken de dood van deze Broeder – de hoeder van Zijn broeders. Hij die meer is dan die leviet en priester. Die zagen een broeder liggen, langs de kant van de weg. Die kerkganger, die tempelganger. Met een boog eromheen. Zouden wij daarop kunnen lijken? Omdat we onze schouders ophalen over de zorgen van je buurman, collega? Of zijn wij als die Samaritaan, die vreemdeling in Jeruzalem? Die het woord van God in praktijk bracht. Hij gaf zijn ezel om de zieke te brengen naar de herberg. Dat is nu de gemeente in deze wereld. Zo is Jezus geweest. Hij had oog voor de zieken en zwakken. Wij zijn Zijn lichaam. Op aarde. Het evangelie mag met handen en voeten verkondigd worden.

Of ik denk aan een andere geschiedenis: de geschiedenis op Paasmorgen. Twee discipelen lopen terug, vanuit Jeruzalem. Ze hebben wonderlijke dingen gehoord. Het graf zou leeg zijn. Jezus zou gezien zijn door de vrouwen. Ze zijn ten einde raad. Dan komt daar die vreemdeling. Die voert het gesprek met hen. Die gaat met hen mee. En Hij opent de Schriften. Die dringt op hen aan om mee naar huis te gaan. Brood neemt en breekt. Hun harten waren gaan breken. Woord en teken – toen ze dat zagen, zijn ze opgestaan. Feest vieren in Jeruzalem, Jezus leeft. Pasen vieren voor altijd. Jezus leeft en wij met Hem!

Dat is toch de roeping van de gemeente: oog en oor te hebben voor anderen. Anderen meetrekken naar het huis van God. God die uw uitgang en ingang zal bewaren. Van nu aan tot in eeuwigheid.

Deze God is u verkondigd. U hebt de liefde gesmaakt. Deze God doet u straks als gezegende de wereld in gaan. Niet alleen. Hij gaat mee. Hij wil u tot zegen stellen. Er is een God die de wereld lief heeft. In geloof belijden: deze God, van wie ik hoorde, is nu ook mijn God. Deze God zal mij ter dood toe geleiden. Zelfs de dood maakt geen scheiding meer. Maar brengt mij Thuis. In het Huis van de Vader. Jezus is daarheen voorgegaan. Hij pleit daar voor mij. Hij heeft daar woning gemaakt. Opdat een grote schare het zal belijden: mijn hulp is van de HEERE. Lof aan God tot in eeuwigheid.

Amen.

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Ichthuskerk, zondag 9 februari 2025, 17 uur. Schriftlezing Psalm 121 en Jesaja 40:27-31. Voortzetting en dankzegging Heilig Avondmaal.