Voordat de stem van God 400 jaar zwijgt, klinkt de kritische stem van Maleachi. ‘Ben Ik een Vader, waar is Mijn eer? Ben Ik een Heere, waar is Mijn vrees?’ De HEERE verwijt het volk Israël dat ze Hem niet oprecht dienen, maar met een minimale godsdienst ervan af proberen te komen. Onze offers zijn ontoereikend; alleen het plaatsvervangende en schuldovernemende offer van Christus is voor God afdoende. God heeft Zijn offer aangenomen en daar denken we bij het avondmaal aan.

Na deze last van deze bode (Maleachi is niet zijn eigen naam, het betekent: bode) zwijgt God 400 jaar. Dit is het laatste dat God tot Israël spreekt. Vanaf Abraham heeft God gesproken. De eeuwen door heeft Hij Zijn woord gehouden. Hij is er voor dat volk geweest. Een God van nabij. Een God die woning maakt temidden van Zijn volk. Hij leidde hen uit het diensthuis. Een verlossend God. Een God die neerdaalt en neerziet. En hoort het geroep van Babel. Hij verloste hen uit Egypte en bracht hen naar het land. Op de Sinaï gaf Hij Zijn geboden. En op die berg heeft Hij bevolen een tabernakel te maken. Een ark van verbond. Daar wilde God woning. Dat is de neerdalende nabijheid van God. God komt altijd neer. Hij heeft een welbehagen in mensen.

Daarom begint deze bode ook: Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE. Dat ongehoorzame volk. Dat zich boog voor de afgoden. Dat deze God op het hart trapte. Ondanks dat (ongehoorzaamheid en oneer) is God bij hen blijven wonen. Boven het verbond en het verzoendeksel bleef Hij wonen. God wil mensen verzoenen. Hij wil het goed maken. Ben Ik niet uw Vader? En waar is dan Mijn eer? vraagt God.

Het volk heeft deze Vader elke keer in de steek gelaten. Is eigen wegen gegaan. Ik maak de sprong naar Maleachi. Ze zijn teruggekeerd uit de ballingschap. Ze zijn terug. God houdt getrouw Zijn woord. Maar de omstandigheden zijn tegen door eigen schuld. Ze wonen temidden van vijandige volken. Een rijke toplaag en arme onderlaag.

Ik heb u lief – dat is tegenwoordige tijd. Vanuit Hebreeuws kan je dat in tegenwoordige tijd vertalen. Waarin? dat zegt het volk. Herkent u die vraag? Als alles tegenzit. We hebben jaren van tegenslag: vanwege corona. We zijn geneigd naar omstandigheden te kijken. Maar dan kijken we verkeerd. Het volk keek naar de tempel, het viel tegen, de ouderen weenden. Waarin hebt U ons liefgehad? Hoe weet je dat God van je houdt? Kijk je om je heen of lees je de Schriften?

Deze God openbaarde zich aan het volk. Daar staat de ark van het verbond. De offeranden zijn er. Daarin onderwijst God dat er schuld is. Maar ook dat er een vergevende God is. God doet niet met ons naar onze zonden. De priesters zijn er. Het hart van de eredienst. Zij moeten de mensen onderrichten. Maar tot in de kern is men ongehoorzaam geworden. Ze offeren niet naar het voorschrift van God. God vraagt een volkomen, gaaf lam. Niet het minste moet je aan God aanbieden maar het beste van het beste. Om te tonen; het beste is voor U niet genoeg. We tonen ons bewust dat we schuldig zijn. Het is brandoffer. Een plaatsvervangend offer. Verwijzend naar het offer dat eenmaal gebracht zou worden, als aan Abraham beloofd. Dat is het begin van het volk.

We lazen ook over Ezau en Jacob. Was Jacob beter? Nee het was een bedrieger. Hij probeerde omhoog te klimmen ten koste van zijn schoonvader. Jacob was niet beter. En toch: God verkoos Jacob. Hij wilde Jacobs God zijn. Van een zondaar, iemand bedacht op eigenbelang.

Kwam u daar achter deze week? Wij zoeken groter te worden. Ons streven is omhoog. Je wilt eigen baas worden. Je mag je gaven gebruiken, zeker. Maar God de allerhoogste vernedert zich. Daarom is er van dag tot dag verzoening nodig. Eerbied voor deze Vader! Hij verkoos Jacob. Daarom wordt er geofferd. Zonder bloedstorting is er geen vergeving. De priesters lichten echter hun hand. Ze brengen niet was gaaf is, maar wat gebrekkig is. Een dienst van het minimale. Daarin onteren ze Zijn Naam. Onteren ze deze God. Zijn het zondaren – de voorgangers van het volk! Hoe zal het volk dan zijn?

Dit heeft vandaag wat te zeggen. Als we niet leven en leren naar de Schriften, naar zonde en genade, hoe zullen onze kinderen dan de Heere te dienen? Vaders en moeders moeten hen onderwijzen en breder onderwijzen. Als de kerk niet meer spreekt met twee woorden. Maar als we deze God tot een lieve God die alles goed vindt. Die eigenlijk horen moet naar wat wij vinden wat goed is. Hoor HEERE, Uw knecht spreekt. In plaats van.

Waarom is de kerk zo leeg? Ik schop niet tegen onze broeders en zusters van de Rooms Katholieke Kerk. Wat zat er fout? Was het niet juist ten aanzien van het offer. God wat en wij wat. De communie. Avondmaal als een herhaling. Het brood wat lichaam van Christus wordt. De priesters ten dage van Maleachi onteren God. De Vader wordt verlaten. Men verlaat God. Onrein brood moet kunnen?! We kunnen niet beter en meer? Hoe is ons dienen van God? Dat we Hem niet dienen als we schuldig zijn, met zulk een ijver.

Straks klinkt de nodiging. Wie mogen komen? Mensen die zich opgekrikt hebben? Nee. God ontvangt de zondaars. De tempel ging dicht. De deuren zijn gesloten. De tempel is verwoest. De herbouw (we lazen in Johannes 2): het is een koopmanshuis geworden. Toen God neerdaalde in Zijn Zoon kwamen wel de wijzen uit het oosten, de heidenen. De priesters zijn thuisgebleven. De Heidenen kwamen. Profetie van Maleachi ging in vervulling. God wil niet zonder mensen zijn. Hij zoekt zich een volk. Hij daalt neer. Hij voorziet in een Lam. Geen ziek Lam. Maar het volmaakte Lam! Zie het Lam van God. Het klinkt 400 jaar later uit de mond van Johannes. Hij daalt neer in de Jordaan, gaat kopje onder. Hij kwam om de dood te overwinnen. En staat op uit het water van de dood.

Hij heeft de Vader geëerd. Ze begrepen niets van Zijn komen. Toen Hij die kooplui verdreef. De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd. Zelfs de discipelen begrepen Hem niet – pas toen Hij opstond.

Het tweede van het zelfonderzoek is: of u gelooft dat uw zonden vergeven zijn? Hoe kunnen we komen en vieren? Opstaan en tot de Vader gaan. Ik heb gezondigd. Neem mij aan om Jezus’ wil. Dat Lam heeft God gekeurd. Hij is neergedaald in de hel. Zijn Geest toevertrouwd aan Zijn Vader. In de diepste smarten van Zijn kruislijden is Hij trouw gebleven aan Zijn Vader. De kruiswoorden: het eerste ‘Vader, vergeef het hun’ en de laatste ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’ Hij heeft de Vader geëerd. Wij voeren een minimum eredienst. Jezus bracht een volkomen offer. Hij is in een graf gelegd. Wij staan wekelijks bij een graf. Voor ons het einde? Nee. God keurde het Lam. Eer het begon te lichten nam God de steen. Het is afdoende, voldoende. Het is puntgaaf.

Het is zondag: dag van de opstanding, dag van de goedkeuring van de Vader, dag van de vergeving. De zonden weggedaan – zo ver het westen is verwijderd van het oosten. Hij mag en moet opstaan! Tot eer van de Vader. Zonder dit Lam zijn we verloren. Jezus leeft. Hij is opgewekt. Hij is aan de rechterhand van de Vader. Met eer gekroond. Daar bidt Hij voor u en mij, voor ons. Vader Ik wil dat zij bij ons zijn die U Mij gegeven bent. Waarom bent u kerkganger en anderen in het dorp niet? Dat is verkiezing en genade. U mag komen tot de bediening van de verzoening. Alles tot eer van God. Als kinderen van de Vader geloven mogen dat het Lam geslacht is. De dood is niet het laatste. Het leven wacht. Hij wacht! Zolang Hij uitblijft hebben we een taak, een roeping: priesterlijk, profetisch, koninklijk!

Zijn we bereid Hem te dienen? Onszelf te vergeten. Hem te zoeken in alles. Een onmogelijke opgave. En toch een mogelijke gave. Want Hij heeft Zijn Geest uitgestort. Die brengt aan de voeten van Jezus. Wie Mij eert, leert de Geest, eert de Vader. Gelooft u dat u om Jezus wil verzoend bent? Dat u geroepen wordt van nu voortaan te leven in waarachtige dankbaarheid jegens God en de naaste.

Het was de laatste stem tot Israël. Het bereikte ook Reeuwijk. God heeft Zijn trouw betoond. Geven we het door aan de volgende generatie? Tot eer van de Vader, Zoon en Geest.

Amen.

De HEER betoont Zijn welbehagen
Aan hen, die need’rig naar Hem vragen,
Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden,
En door Zijn hand zich laten leiden;
Die, hoe het ook moog’ tegenlopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen.
O Salem, roem den HEER der heren;
Wil Uwen God, o Sion, eren!

– Psalm 147 vers 6 (berijming 1773)

Hervormde Gemeente Reeuwijk, Dorpskerk, zondag 30 januari 2022, 9.30 uur. Viering Heilig Avondmaal. Schriftlezing: Maleachi 1 : 1 t/m 11 en Johannes 2 : 12 t/m 22. Apostolisch vermaan als wetslezing: Judas vanaf vers 17.