Jezus hangt temidden van twee moordenaars. Het midden is de plek die Hij opeist en die Hem toekomt. Hij wandelt als Lam temidden van Zijn gemeente. Hoewel aanvankelijk beide moordenaars Jezus lasteren, komt een van hen tot inkeer. Hij ziet zijn zonden en ellende in. Hij bidt tot Jezus of Hij hem wil gedenken, hij pleit op het verbond, op wat God beloofd heeft. Jezus antwoordt Hem (waarschijnlijk) niet direct, het geloof van deze moordenaar wordt nog beproefd. Maar uiteindelijk verhoort Jezus zijn bede en garandeert Hij het eeuwige heil: Voorwaar (Amen), u (dat met nadruk voorop) zult heden met Mij (dat is het paradijs, met Hém) zijn. 

1. Jezus in het midden van hen

Het eerste waar ik een streep onder wil zetten is het slot van vers 33: … kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde.’ Daar staat dat ze de misdadigers met Hem kruisigen. De een aan de linker-, de ander aan de rechterzijde. Jezus dus in het midden. Die uitdrukking komt vaker voor in de Schrift – in de evangeliën. Het eerst, als Hij zoon van wet is geworden en opgaat om het Pascha te vieren. U kent de geschiedenis. De schare trekt terug naar huis, Jezus blijft achter. En we lezen, als Zijn ouders Hem zoeken: dat ze Hem zoeken in het midden van de overpriesters en schriftgeleerden.

Midden. Dat is de plaats die Hij voor Zichzelf opeist. Het kan het middelpunt van een cirkel zijn. Dan kun je dichtbij het middelpunt zijn of verder verwijderd. Of aan de buitenring zitten. Denk aan een steen in het water. Je kunt ver van het middelpunt verwijderd zijn.

En eigenlijk is dat aan de orde met die schare die Jezus en die misdadigers volgt op weg naar Golgotha. Ze hebben van Hem gehoord. En de meesten van hen kennen de schriften en profetieën. Terwijl Jezus in hun midden is, zijn ze toch ver van Hem verwijderd. Ze hebben schimp en smaad voor Hem over.

En dan denk ik aan de huidige situatie. Jezus wil in het midden zijn van deze wereld. In het midden van Zijn gemeente. Ik denk aan Openbaring, als Johannes Hem ziet temidden van de zeven gouden kandelaren, de zeven gemeenten, de kerk van alle tijden en plaatsen. Daar wil Hij in het midden zijn. Als degene die zorg draagt. Als het hoofd van Zijn gemeente. Opdat de gemeente hoort wat Hij gedaan heeft. Ook in deze wereld. Waar Zijn gemeente geroepen is om Hem te vertegenwoordigen – Zijn getuige te zijn. De kerk, de gemeente van Christus, als het zout der aarde. Opdat heel het deeg doorzouten wordt. De roeping van ons gemeente-zijn, van Hem die in ons midden is. Dat zijn zo even twee gedachten over ‘Jezus in het midden’.

Je kunt ook het midden van een lijn opzoeken. Dan sta je aan de ene en andere kant. Dat is hier het geval op Golgotha. Drie kruisen. Waarschijnlijk boomstammen, waarvan de bladerkroon en takken eraf zijn. Ze staan stevig in de grond. Daar moet de dwarsbalk op, de gehangenen aan opgehangen worden. Drie op een rij.

En die middelste kruispaal was bestemd voor Barabbas. Hij was een misdadiger en veroordeeld. Maar Barabbas heeft de voorkeur van het volk. Geef ons Barabbas! En laat Jezus gekruisigd worden. Barabbas betekent zoon van de vader – met een kleine letter. Die had in het midden moeten hangen. Het Griekse woord – lestes – zijn het rechtstrijders, dolkstekers. Om de Romeinen een kopje kleiner te maken. Dat hadden ze gedaan. Daadwerkelijk. Zelfhandhavers hadden daar moeten hangen. Als straf van de Romeinse overheid. Maar ze hebben deze zelfhandhaver, deze verzetstrijder verkozen boven Jezus. Die zwijgende Jezus. Die met Zich liet begaan. Die Zijn mond niet open deed. Weg met Hem, zeiden ze. Zo gaat de Zoon des Vaders, de ware Barabbas, in plaats van de Barabbassen. En Hij hangt op een lijn met die twee misdadigers. De plaats die Hij verkiest.

Zoals Johannes het doet zien op Patmos: de Lam, staande als geslacht. De Leeuw uit de stam van Juda. Boven Zijn hoofd: de koning der joden. De joden riepen: we hebben geen koning dan de keizer. Maar Pilatus laat dat opschrift er boven hangen. Pilatus is eigenlijk de laatste profeet aangaande Jezus. Hij verkondigt wie Hij werkelijk is – onwetend, weliswaar. Jezus de Nazarener, de koning der Joden. In de toenmalige wereldtalen – heel de wereld moet het weten. Deze vervloekte is de koning der joden. Zo hadden de joden hun koning niet gedroomd. Ze hadden een koning begeerd met een wapen in de vuist de Romeinen zou hebben verdreven. Maar deze Koning is van een andere snit, deze Jezus, deze Koning is als een die dient. Niet die heerst. Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Daarom hangt Hij het in het midden. De knecht des Heeren. Zo heeft God de Vader het gewild. Zo toont God Zijn liefde voor deze wereld. Misdadigers, zelfhandhavers zijn Zijn paladijnen.

Heel diep heuvel weergalmt van de haat en spot tegen Jezus. Leest u maar. ‘En het volk stond toe te kijken. En met hen beschimpten ook hun leiders Hem. Zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, laat Hij nu Zichzelf verlossen als Hij de Christus is, de Uitverkorene van God.’ Het volk en de leiders. Schimpscheuten voor deze Jezus. Waar komt die spot dan ten diepste op neer? Wel, aan de ene kant geven ze toe: anderen heeft Hij verlost. Daar waren ze getuigen van geweest. Ja, zelfs doden werden opgewekt. Laat Hij nu zichzelf verlossen. Kom nou op voor jezelf. Laat niet zo met je doen. Toon dat je werkelijk de Christus bent. De langverwachte. Kom op!

En ook de soldaten vallen mee in dat koor van spot en hoon. En ze brengen Hem zure wijn. ‘En ook de soldaten kwamen Hem bespotten en brachten Hem zure wijn. En zij zeiden: Als U de Koning van de Joden bent, verlos dan Uzelf.’ Herkent u dat? Verlos dan Uzelf? Dat staat ook aan het begin van Zijn openbare optreden, toen Hij verzocht werd in de woestijn door de duivel. Als je nou de Zoon van God bent, zeg tegen deze stenen dat ze brood worden! Als je nou de Zoon van God bent… De duivel weet wie Hij is. Hij was erbij toen deze Jezus afdaalde in het water van de Jordaan. En temidden van de zondaren onderging in het water. En toen ging de hemel open: deze is Mijn geliefde in dewelke Ik welbehagen heb, hoort heb!

Op dat wezen van Jezus richt zich nu de schimp op Golgotha, de aanval van de duivel. Aanval en verzoeking op Jezus. Van begin tot het einde. Red nou jezelf. Deze Jezus is waarachtig mens, net als u en ik. Wat is onze diepste motivatie in het leven? Dat is toch jezelf te redden, eigen baas te zijn? Op te komen voor jezelf? Jezelf manifesteren! Dat je heel wat in je mars hebt. Zelfontplooiing. Individualisme is toch in, in deze wereld? Eigen baas. Zelf je weg bepalen. Verlos jezelf. En dan zullen we voor je knielen en je erkennen.

In het Mattheüsevangelie staat dat ook de beide misdadigers met dit koor meedoen. Lukas gaat daar een beetje aan voorbij. Lukas haast zich om temidden van die schimp en smaad te tonen wie Jezus werkelijk is. Namelijk dat Hij kwam om anderen te verlossen. Om zondaars zalig te maken. Dat Hij daartoe het Lam van God is. Dat Hij daartoe daar hangt. Niet om zichzelf te verdedigen. Maar Hij komt op voor de ander. De Vader toont liefde in deze Jezus.

2. Het moordenaarsgeloof: ellendekennis

En er was ook een opschrift. Dit is de Koning van de joden. Dan komen we bij die misdadigers, en dan komen we bij het tweede dat ik wil onderstrepen, namelijk, dat moordenaarsgeloof. Of, dat sterfbedgeloof van die ene. Heel je leven je eigen zin gedaan hebben, wel weten dat het eigenlijk niet goed zit en hopen dat je op het eind de oversteek kunt maken. Hoe vaak stellen we het niet uit? Om gehoorzaam te worden aan het Woord van God? Om dingen af te leren in je leven? En er te zijn voor God? Hoeveel moeite hebben we met onze dagelijkse bekering? Om de weg te gaan die God eist. We weten het wel.

Waarschijnlijk hebben deze verzetsstrijders (mensen uit de joden, die het teken van het verbond in hun lichaam dragen, opgevoed in de Schriften) het leven in eigen hand genomen. Eigen weg gegaan. In verzet en haat tegen de Romeinse overheid. En nu, ja, nu is hun laatste uur geslagen. Wat kun je dan doen, in je laatste uur? Dan kun je of jezelf rechtvaardigen, je leven goed praten, dat doet die ene. Die blijft schimpen, die blijft geloven in zichzelf en in zijn ideaal. Hij is teleurgesteld in Hem, die daar in het midden hangt.

De ander heeft eerst meegedaan. Maar daar komt verandering. Waardoor? Hoe word je een ander mens? Wanneer wordt deze vrijdag tot een goede vrijdag? Want Jezus kan gekruisigd zijn op Golgotha, maar als je er niet naast komt te staan, niet bij Hem komt te staan, niet ván Hem wordt, dan mis je het evangelie, dan sta je voor eigen rekening. Omkeer, terugkeer, bekering is nodig – tot Hem. Hij, het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt. Wat heeft deze misdadiger nou gehoord?

Wel, toen de spijkers door zijn handen gingen en door de handen van die middelste kruiseling, toen zijn voeten werden vastgespijkerd, toen hun lichaam uitgerekt werd aan het kruis, toen heeft hij een woord gehoord van die zwijgende Man in het midden. Hij opende Zijn mond en heeft gebeden. Gebeden voor die soldaten, voor die beide misdadigers, voor het volk dat schimpt, dat Hem uitvloekt en uitspuwt. Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. Ze waren druk met verdelen van Zijn kleren, ze wierpen het lot. Dat woord is uitgekomen bij die ene misdadiger. Soms heb je maar een woord nodig. In de hand van God, in de kracht van de Geest, dringt het door. Vader, vergeef het hun.

Dat is gaan resoneren in zijn hart. Dat woord is bewaard in zijn hart. Dat woord brengt omkeer. Verandering van ons leven gebeurt door de bediening van het evangelie – nergens anders door. Daarom bidden we om de Geest in de consistorie – en hier ook. Opdat het Woord weerklank vindt. Dat het bij je blijft, werkzaam wordt in je leven.

Ja, hij heeft eerst meegedaan. Maar dan… de ander beantwoordde hem en bestrafte heen. Eerst langs Jezus heen. Gericht tot zijn kameraad. Vreest zelfs u God niet, nu we hetzelfde vonnis ondergaan? Dan gaat hij schuld bekennen. Zondekennis. Wij toch rechtvaardig, wij ontvangen straf waardig hetgeen wij gedaan hebben. Maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Kennis van ellende. Dat werkt de Geest. Dat we inderdaad straf verdiend hebben. Dat is niet om zwaarmoedig te doen, maar laat nou dat Woord, laat die Geest van God werken in je hart, dan weet je toch dat er vele dingen in je leven zijn die haaks staan op wat God vraagt? We hebben van nature hebben we God niet lief. En over de naaste hebben we veel te zeggen, maar over het algemeen tonen we weinig liefde. Al tonen mensen ook in deze situatie verrassende dingen – medemenselijkheid. Maar de wortel moet dat Woord van God zijn. Die roeping van God om Hem lief te hebben boven al en de naaste als onszelf.

Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Maar wij? Wij wel. Zelfkennis, leert de Schrift. Zelfkennis geeft ons de Geest van God. Met die zelfkennis mag je naar Hem toe. Dan wordt deze vrijdag goed. Goed, daarin dat het goed wordt tussen God en ons. Want dat is Goede Vrijdag. Inzien dat Zijn lichaam verbroken wordt en is tot een verzoening van onze zonden. Opdat wij van zonden rein opnieuw God kinderen zouden zijn.

Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Belijdenis van schuld. En een gebed. Hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. Heere, denk aan mij. Daar staat eigenlijk: gedenken. Gedenken dat verwijst eigenlijk naar het verbond. Denk aan dat verbond, dat U met ons en onze kinderen hebt opgericht. Dan doe je een beroep op wat God beloofd heeft. Een beroep op je doop – en hier op je besnijdenis. Op wat God je heeft gezegd.

Heer! Kurios. Dat zegt Hij tegen die man die daar vastgespijkerd is. Gezaghebbende! Kurios. Gedenk mij, om dat wat U beloofd hebt. Pleiten op wat God beloofd heeft. Een beroep doen op Gods hart. Dat is vol van ontferming – Hij wil onze zonden wegdoen. Daarvan was de besnijdenis een teken – en de doop ook. Hij wil verzoening doen van al onze zonden. Daarom is deze Heer aller dienstknecht geworden aan het vloekhout. Denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent.

3. Het paradijs is ‘met Hem’ zijn

Dan moet ik nog wat over dat Koninkrijk wat zeggen. Het antwoord van Jezus. In dat antwoord is het centrale: ‘met Mij zijn’. Met Mij. Wat is het Koninkrijk? Wat is het paradijs? Dat paradijs, het woord dat hier staat verwijst naar: ommuurde tuin. Daar ben je veilig, beschut. Vanuit het jodendom wordt het gezien als de plaats waar de zielen van de rechtvaardigen zijn na hun dood. Kan best. Ik denk dat het paradijs is: met Jezus zijn. Herkent u dat? Met Jezus zijn. Verlost van al hetgeen van jezelf is. Dat is vrijgekocht en vrijgemaakt. Dat is dat je van Hem bent, met huid en haar. Gekocht met Zijn dierbaar bloed. Vrijgesproken. Vernieuwd. Uitzicht op het met Hem zijn. Nu en eeuwig.

Heden met Mij in het paradijs. Heden. Vandaag. Nu. Op dit ogenblik. Wie gelooft, zegt Jezus elders, die heeft het eeuwig leven. Nu al. Niet pas als je sterven gaat. Maar als je leert geloven in het woord van het evangelie, dat Hij daar voor jou gehangen heeft, dan is dat jouw unieke troost in leven en sterven. Hij de mijne, ik de Zijne. Dan is het goed tussen mij en God. Dankzij Hem die in het midden hangt. Met Mij.

En nou heb ik vanuit het Grieks begrepen dat wat hier vertaald is in vers 43, dat het lijkt alsof hij vraagt en Jezus antwoord. Maar dat is niet zo. Er staat een werkwoordsvorm dat voortduur aangeeft. Jezus heeft niet direct geantwoord op het gebed, zou je kunnen zeggen. Hij is blijven vragen. Heere, denk aan mij. Er is tijd overheen gegaan. Daar is drie urige duisternis overheen gegaan. Geloof wordt beproefd. Geloof in het Woord wordt beproefd.

Ik denk aan de broeder die morgen begraven wordt. Hij zei vaak, dominee mijn zonden. Hij kwam met een verhaal over zijn jeugd. Zou God me dat wel willen vergeven? Ik wees hem op het Woord. Ik wees hem op de Heere Jezus, dat Hij een verzoener is van al onze zonden. Dat geloof je toch, broeder, dat God zo is? Dat Hij niet met ons doet naar onze zonden?

De strijd van het geloof. Weet u het altijd zeker, dat u een kind van God bent? Of wordt er wel eens twijfel gezaaid in je hart – door jezelf, door je wijze van leven, of door je omgeving, of door dat heel de meute zegt ‘verlos nou jezelf’ (zoals hier), of ‘kom nou op voor jezelf’, terwijl het Woord daar tegenin gaat? Jezelf verloochenen.

Deze man heeft moeten wachten op het antwoord volgens het Grieks. Deze man is drie uur duisternis ingegaan. Midden op de dag! Deze man heeft gehoord: Mijn God, Mijn God, waarom heb Je Mij verlaten? Dat deze Man Zijn geest geeft. Een dode Jezus. Wat kan een dode voor je doen?! Er was strijd en aanvechting bij deze man. De wereld komt er tegen in – en je eigen hart. Dacht je dat jij gelooft, dat jij een kind van God bent?!

Als Jezus sterft is het negende uur. Op het tempelplein worden dan de bazuinen geblazen. Als teken van het begin van de nacht. En terwijl de bazuin blaast, zeggen de joodse ouders, samen met hun kinderen het avondgebed. Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest. Dat is het joodse kindergebed, avondgebed.

En na die drie uur duisternis, bidt Jezus Zijn avondgebed. Vader, in Uw handen, Mijn geest. Hij is kind gebleven. Zoon van Zijn Vader. Kinderlijk vertrouwen – Zijn leven uit handen gegeven. Hij buigt het hoofd. Hij blies Zijn adem uit in de handen van God. Ik heb mijn kinderen geleerd:

‘Ik ga slapen, ik ben moe,
‘k sluit mijn beide oogjes toe,
Heere houdt ook deze nacht,
over mij getrouw de wacht.’

Misschien u ook, aan je kinderen. Dat is de echo van dit gebed. God die over ons waakt. Maar voor deze misdadiger, voor deze man, die gebeden heeft, Heere denk aan mij, is het een strijd van het geloof geweest. De Heere Jezus heeft dat geweten. Hij weet dat we in de wereld verdrukking hebben. Dat een dienstknecht niet meerder is dan Zijn Heer.

Daarom zegt Hij als eerste: Amen. Ik zeg u. Voorwaar, u zeg ik. Amen, u (dat voorop, met nadruk) zeg ik, heden met Mij. Jezus heeft het als het ware gezworen op het gebed. Dat deze misdadiger en zelfhandhaver er vast en zeker van mag zijn dat God doet naar Zijn Woord. Dat hij met Hem zijn zal, nu en tot in alle eeuwigheid.

Kijk, zo is deze vrijdag goed. Omdat we met Hem mogen zijn. Hij in ons midden is. Hij het werk van Zijn handen niet loslaat – ook in deze crisistijd niet, nu de kerk leeg is. God zegt: met Mij. Heden.

Ik roep nog een keer dat beeld op van het Lam die wandelt te midden van de kandelaren, te midden van Zijn gemeente. Zo is Hij daar, koninklijk, de Hogepriester, die bidt. De profeet die Zijn woorden ons toevertrouwd. En ons doet geloven op Zijn Woord. Ik moet denken aan een nieuwe berijming van een Psalm, die je vaak vindt op een rouwadvertentie:

‘Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.’

(Psalm 4 vers 3, berijming 1967)

Want niets en niemand kan ons scheiden van Zijn liefde. Amen.

Hervormd Reeuwijk, Ichthuskerk, vrijdag 10 april 2020, 19.30 uur. Goede Vrijdag. Online dienst i.v.m. maatregelen Coronavirus. Belijdenis van het geloof met artikel 20 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.