De kern van het genadeverbond is de relatie die God aangaat met mensen, met Zijn verbondsvolk. Eertijds met het volk van Israël en vandaag ook met de christelijke gemeente. In Psalm 81 neemt God Zelf het Woord en dan klinkt een bevel, een belofte, een maar en een zucht.

Psalm 81 vers 11: ‘Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen‘.

God en Zijn volk
1. Gods bevel [vers 9-10];
2. Gods belofte [vers 11];
3. Gods maar [vers 12];
4. Gods zucht [vers 14].

1. Gods bevel

Gemeente, doopouders, jongens en meisjes, zing vrolijk. Juich. Pak de trommel en luit, blaas op de bazuin. Asaf spoort het volk aan om God groot te maken. Het kan zijn doopouders dat dit jullie hart raakt vanmorgen. Als je denkt aan je kleine die je mocht dopen. Op doopkaart: blij, dankbaar. Ja, de Heere is groot en ik wil Hem prijzen want Hij is goed.

En toch, het voelt wat ongemakkelijk, zing vrolijk. In de gebiedende wijs dat er geen keuze is. Ik moet blij zijn, ik moet vrolijk zingen. Als het gaat over je kleine dan kunnen er ook veel zorgen zijn. Zorgen over de opvoeding, de tijd, wat zullen ze nog mee moeten maken in deze tijd. En dan de oproep: zing vrolijk en blij.

Asaf vertelt er ook bij waarom. Inzetting en recht. Vers 5 en 6. God moet groot gemaakt worden. Waarom dan? Omdat God dat geboden heeft. Daar heeft de Heere recht op. Dan gebeurt er iets bijzonders tussen vers 6 en vers 7. In vers 6 zingt Asaf nog over de Heere. En dan in vers 7 van Hij naar Ik. Dan neemt God het woord, tot het einde van de Psalm, waarom Hij gelooft en geprezen moet worden. Waarom Hij daar recht op heeft.

Ik kan alles wat de Heere zegt tot en met vers 17 in twee woorden samenvatten en dat is: Zijn verbond. Het verbond klinkt overal in deze Psalm. Vers 10 en 11 misschien wel het meest duidelijk. Het staat er net andersom maar zoals in de Tien Geboden. Ik ben de Heere uw God die u uitgeleid hebt. Wat is de kern van het verbond? De relatie tussen God en Zijn volk. Ik ben de Heere uw God en u bent Mijn volk.

Dat gebeurde ook bij het doopvont. Ik ben de Heere uw God en u en jullie kinderen, Mijn volk. Kunnen we het daar zo maar over hebben? Wie is dat volk? Dat is Israël, dat is waar, maar wij mogen daar in meedelen. Hele zichtbare gemeente hoofd voor hoofd. Dat zijn wij ook. Want Israel heeft niet opgehouden Gods volk te zijn, de kerk mocht er bij komen.

Zo staat de Heere voor jullie. Ik ben de Heere uw God, jouw God. Hij heeft het tegen jullie kinderen gezegd. Hij zegt het tegen een jongere die een preek als een spons indrinkt. Hij zegt het ook tegen een jongere die innerlijk is afgehaakt. Als jij geen band met Mij wil, zo spreek Ik jou aan. Het is een ontzettend voorrecht met Hem verbonden te zijn.

Het geeft ook verplichtingen. Niet om eigen wegen te gaan. Mijn volk, hoort toch naar Mij. Geen uitlandse goden, geen vreemde god. Dus twee dingen als het gaat over Gods bevel: luisteren en dienen. Gehoorzamen en voor Hem leven. Geen andere goden. Dan komt er als het ware iemand tussen die relatie tussen de Heere en Zijn volk.

Ik moet denken aan een beeld dat de Heere nog weleens gebruikt voor het verbond: vader en zoon. Vader die zijn zoon waarschuwt, jongen luister toch naar mij. Dien geen andere god. De god van je sport, carrière, geld. Al die goden gaan terug op de god van je ego. Dien nu geen vreemde. Vader tegen een kind: zul je niet met vreemden meegaan? Waarom zegt hij dat? Omdat vreemden misbruik van je maken. Die maken misbruik van je. Daar kom je niet alleen teleurgesteld mee uit, daar kom je mee om.

Het gaat niet een keer achteraan lopen maar dienen. Structureel. Vergelijken met dat je kind jou als vader, moeder inruilt voor een ander. De pijn kun je toch niet aan voorbij gaan. Leven voor afgoderij, genot, leven voor alles hier beneden. Dat laat je hier tussen de Heere en je ziel instaan. Nee, zegt de Heere. De Heere heeft je er niet voor over. Dat je Hem zo krenkt. Leef toch voor Mij.

2. Gods bevel

Hij wijst niet alleen op de verplichtingen horen en dienen. Hij wijst het volk op zijn verplichtingen en dan gaat Hij er ook op wijzen welke verplichtingen Hij naar het volk heeft. Welke verplichtingen? Als ze hun mond wijd open doen, dan zal Hij die vervullen. Daar mogen ze, mogen we, God aan houden. Ik hielp u uit de benauwdheid. Ik ben toch nooit anders geweest?! Altijd betrouwbaar. Doe uw mond wijd open, Ik zal hem vervullen.

Ik kijk naar de doopouders. Daar weet je toch alles van. Als een kind huilt, kan die z’n wijd open doen. Zelfs in de nacht kom je je bed uit. Om te geven wat het kind nodig heeft. Mond gevuld. Ik kijk naar pubers. Wat kunnen ze ontzettend gesloten zijn. Als u ze niets vraagt, zeggen ze ook niets. Of een nietszeggend antwoord. Zeg het nu eens, wat het ook is. Ik zal er voor je zijn.

Dan denk ik aan drie woorden toen de Heere Jezus het had over aardse vaders en de Hemelse Vader, hoeveel te meer, je komt je bed uit maar eerlijk is eerlijk niet altijd met even zin, of met die puber wat komt er allemaal op tafel, hoeveel te meer de Heere: doe uw mond wijd open. Zeg het maar, kom er maar mij voor de dag. Is dat geen troostrijke gedachte over de worsteling van uzelf? Hoe moet het goed komen in mijn leven? Ik ben een groot vraagteken voor jezelf, Heere hoe moet het? Als u zegt: als het gaat over mij en God, ik kan alleen maar huilen. Laat dat Hem dan horen.

Of de worsteling in het geestelijk leven. Tijden als het donker is. Of hebt u die tijden niet, is het altijd licht? Dan kan het net als die puber zijn dat je zwijgt. David ook. Toen ik zweeg. Zwijgzaam door het leven. Zeg het maar, doe de mond wijd open. Zeg het maar. Als iemand zegt, voor iedereen behalve voor mij. Nee, daar mag u de Heere aan houden. U heeft zich eraan verplicht. Met de nood, de zonden waar ik aan vast zit. Zo met de Heere worstelen voor jezelf, voor je kind.

Het kan wel zijn dat er ondertussen een storm is opgestoken van binnen. Het klinkt wel mooi doe uw mond wijd open, maar voor mijn gevoel scheurt mijn mond haast uit. Dan rijzen er vragen over God in ons hart. Ik wil er wel een vraag bij stellen, niet aan God maar aan u: hebt u uw mond wel wijd genoeg open gedaan?

Jongens en meisjes, je hebt misschien wel een broertje of zusje die in de kinderstoel zit, als die zijn mond wijd open doet, gaat er een grote lepel in. Maar klein beetje open dan maar een klein beetje in. Mooi en troostrijk onderwijs: Ik heb u als een Vader lief. Nu kan er Amen gezegd worden denkt u misschien, zo kunnen we de toekomst in, met de Heere die Zijn volk tot een Vader is. Maar dan komt er een maar, niet van een mens maar van de Heere.

3. Gods zucht

De Heere heeft de verbondsschat uitgesteld. Vergeving, verzoening, vernieuwing. Is dat ook vanmorgen ook tegen jullie gezegd, jullie kinderen mogen jullie ze later vertellen, wat het ook is kom er maar mee voor de dag. En dan komt er plotseling een dag. Maar is het wel voor mij? Maar is die belofte alleen voor de uitverkoren? Kun je dat wel toepassen op iedereen? Maar waar altijd argwaan in doorklinkt. Het is niet het maar van een mens maar van God.

Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord. Dan confronteert de Heere Zijn volk met hun hart. We hebben het gehoord vanmorgen. De Verbondsgod die Zich verbindt aan jullie, jullie kinderen, de gemeente. Kinderen van het verbond. We mogen geen is gelijk teken zetten tussen gedoopt zijn en bekeerd zijn. Maar het is toch onbegrijpelijk ze hebben Mijn stem niet gehoord. In Egypte, altijd heeft Hij hun stem gehoord. Maar ze willen Hem niet.

Dan gaat het niet over de wereld maar de kerk. Niet over uw buurman maar over u. Heeft u dit woordje al leren spellen? Heere het is waar op de bodem van mijn hart, uiteindelijk wil ik u niet. Heeft u het al leren spellen voor uzelf en uw kind. Zo erg is het toch niet, het is niet perfect maar zo erg is het toch niet?! Het kan ook zijn dat je het langs jezelf heen laat gaan. Doe dat niet.

Ik zal heel eerlijk zijn, misschien klinkt het als muziek in de oren dat je kunt doen wat je wilt. Dat lijkt inderdaad het leven maar dat is het niet. God geeft je dan over aan het goed denken van je hart. Dat is altijd de dood. Romeinen 1. Wat gebeurt als God een mens overgeeft aan zijn hart. Moord, overspel, roddel. Vult u het maar in, dat komt er dan allemaal uit. Overgegeven aan jezelf.

Ik moet denken aan de verloren zoon. Hij had het helemaal gehad met zijn vader. Hij moest zijn vader niet. Hij wilde dat hij dood was maar dat was niet zo dus eiste hij het deel van de erfenis op. De vader laat hem gaan. Die jongen wordt aan zichzelf overgegeven. De vader wist het: de jongen gaat de hongersnood, de bedelstaf tegemoet, de varkenstrog tegemoet. Zult u het bedenken: u gaat altijd het oordeel tegemoet.

Wees een eerlijk, u hoeft het mij niet vertellen, maar bedenk eens wat allemaal in een week in je hart opkomt. Als je daarvoor leeft, kom je om. Als je leeft zonder de Heere zul je de eeuwigheid doorbrengen zonder de Heere. Wat nu het wonder is dat er nu geen Amen gezegd wordt. Dat jullie, je kinderen niet overgegeven zijn aan zichzelf. Niet omdat het ergens wel meevalt, maar vanwege het verbond, daar kan de Heere niet vanaf.

4. Gods zucht

Zit er nu hardheid in de stem van de Heere? Ga dan maar. Dat kan gebeuren bij een vader of moeder. Kom nou uit bed onderaan de trap te roepen. Ga dan maar! Klinkt er hardheid in. Zo is de Heere niet. Hij is wel eerlijk, Hij kijkt niet weg, Hij weet wat voor hart u hebt. Maar Hij trekt Zijn handen van u niet af.

Want na Gods maar klinkt Gods zucht. Och, vers 14. Wat komt die zucht van diep uit het hart. Och. Dan niet zichzelf beklagen. Niet mijn kind is zo dwars. Och dat Mijn volk naar Mij gehoord had. We kunnen soms denken dat God gevoelloos, emotieloos is. Hij is gevoelig tot in het diepst van Zijn hart. Heeft u zich weleens afgevraagd: moet God over u zuchten?

We kunnen vaak naar God kijken, maar moet God over u zuchten? Zo staat Hij voor u. We hebben het weleens over worstelen met God. Op het moment dat God worstelde met Jakob, zo worstelt God met ons. Dan klinkt er Evangelie door in de zucht van God. Mijn volk, och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had.

Wat een wonder, vindt u ook niet? Hij noemt ze nog. Mijn volk. Zij willen Hem niet meer als Heere maar Hij blijft ze aanspreken als Mijn volk. Het ging net over de verloren zoon. Ik ben het niet meer waard, Heere. Om Uw zoon genoemd worden. Hij zegt: Mijn volk. Zou dat uw hart niet moeten breken. Hij staat op de uitkijk op onwaardigen.

Er zit een troost in voor ouders die hun kind hebben zien afhaken. Je speelt de film van de opvoeding meerdere keren af. Je kunt misschien overal over praten, maar niet over God. Maar het blijft wel mijn kind. Dat zegt de Heere ook, och mijn kind. Zult u uw mond wijd opendoen voor uw kind in dat vergeleken land die misschien wel naast u zit.

Wij denken vaak heel voorwaardelijk. Dan moet ik eerst dat. De Heere zegt, in kort, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Heden zo u Mijn stem hoort. In kort. Die Vader die klaarstaat om de zoon in de armen te slaan. Ik ga afsluiten met drie woorden. Gods zucht. U kunt God ook laten zuchten maar weet dat u dan in eeuwigheid zult moeten zuchten. Niet als een verworpene verloren gaan maar als een kind van het Koninkrijk. Daar heeft de Heere Jezus de vinger bij gelegd.

Zijn geduld is lang, taai, maar niet eindeloos. Hij laat Zich niet met Zich sollen. Dan roept meteen de tweede vraag: hoe moet het ooit met mij? Met zo’n hart. Vader ik zal naar de akker gaan en hij deed het niet. Zuchten over jezelf: hoe moet het ooit goed komen? Een antwoord in de Psalm: doe uw mond wijd open. Ik zou bijna zeggen: hoe wijder de mond open, hoe meer God uw mond kan vullen.

God zegent niet mondjesmaat. Maar met honig en vette der tarwe. Het zoete van Zijn onderwijs, het liefelijke van Zijn genade. Dat vloeit uit Zijn mond en uit Zijn wonden. Had ik er maar meer van, kon er maar meer uit leven. Hoe wijder u uw mond opendoet, hoe liefelijker Hij die honing van Zijn wonden in kan vloeien.

Amen.

 

Zondag 22 augustus 2021 – Hersteld Hervormde Gemeente Putten – ds. D.J. Diepenbroek – Schriftlezing Psalm 81 – bediening van het Woord en sacrament van de heilige doop